donderdag 22 december 2011

Schatplichtig







Ze slaapt en dat is stil. Dan sneeuwt het in de kamers
Van het huis waarin ik woon met mijn vriendin.

Ze ligt er naakt en wit, een ademende steen,
Een groot en lastig beeld waaraan ik mij moet stoten,
Een scherp gewicht dat ik moet dragen alle dagen,
Alle nachten dat haar slaap me uit de slaap houdt.

Ik ben met haar alleen. Alleen met haar kom ik
De jaren afgewandeld want haar naam wijst me de weg
En in haar blik zie ik mijn blinde tijd weerspiegeld.

Ze ligt er naakt en wit, een ademende steen
Waaraan ik heel mijn bot bestaan geslepen heb
En slijp, ook als ik slaap en roepend van haar droom.






Leonard Nolens

uit: Geboortebewijs

Amsterdam: uitg. Querido 1988





maandag 5 december 2011

Oudejaar in Luik



La Cité Ardente brandt niet meer. De ring van vuur, van Ougrée over Tilleur naar Seraing is gedoofd. De industrie met haar hoogovens, wit gloeiend staal en het vuurwerk van gensters behoort tot de archeologie. Tochtige, vervallen fabrieksgebouwen en monsterachtig grote magazijnen vol graffiti schreeuwen om afbraak.
De uniforme huizen in de arbeiderswijken van Montegnée, Saint-Nicolas en Grâce- Hollogne lijken nog grauwer dan anders onder de miezerige regen die op dit jaareinde de enige uiting is van wat winterweer zou moeten zijn.
Wij zouden oudejaarsavond vieren in een grote stad en onze keuze viel op Luik. Het is al late namiddag wanneer we de autostrade verlaten en de zacht aflopende weg naar de vallei van de Maas volgen. Verrassend snel arriveren we in het centrum van de stad, die we volledig moeten doorkruisen om ons hotel aan de Qaie Léonard te bereiken.
De erg jonge timide juffrouw aan de balie geeft ons de badge voor kamer 417. Mooie kamer met aparte bedden en een vreselijk uitzicht op een bouwvallige omgeving. Wij terug naar de balie waar ik aan de bevallige maagd vertel dat we als pas gehuwd paartje zouden wensen samen in een groot bed te slapen. Ze bekijkt ons, schat onze leeftijd in, en ze bloost. (Haar wangen kleuren zo rood als de voetbaltruitjes van Standard, en geloof me, die zíjn rood. Ik zoek ieder voorjaar naar pelargoniums in dát rood om het terras op te fleuren). Ze reikt ons een andere badge aan en wenst ons een aangenaam verblijf toe.
De kamer op het tweede verdiep is heel wat beter. Ze biedt uitzicht op de oude kloostertuin en in de verte het oorlogsmonument in de vorm van een obelisk op de citadel, waar ook het grootste ziekenhuis van Luik is gebouwd.
Even later passeren we het balievrouwtje bij het naar buitengaan opnieuw, ze wuift heel even en zet haar liefste glimlach op.
Oudejaarsavond en het is zacht weer op weg naar het stadscentrum, een kwartiertje stevig geärmd doorstappen eerst langs de place Léonard, een gapend gat in het halfduister waar vroeger de beruchte gevangenis Lantin stond en dan de rue Féronstrée met de ingang van het museum Le Grand Curtius, de place Barthélemy met het prachtig geschilderd kerkje uit de twaafde eeuw en de vele mooie oude huizen. De feestverlichting is eenvoudig in zijn uniforme herhaling, mooi maar niet pronkerig of overdreven. Er klinkt geen muziek. Het is bij valavond alsof de stad al slaapt. Straks zal alles wel levendig worden. Nieuwjaar dient gevierd.
Langs de Place du Marche met zijn vele nog gesloten restaurants en café's komen we aan het stadhuis en tien stappen verder op de grote Place Saint-Lambert, het historische centrum van de stad, met het prachtig gerestaureerde paleis van de Prinsbisschoppen en het imposante Palais de Justice.

Nu ligt hier voor iedereen die het zien wil een gapende nog bloedende wonde.

Het reuzenrad staat onverlicht en nutteloos in de duisternis. De vele kerststalletjes zijn gesloten. De sfeer is kil, er loopt weinig volk, het plein baadt niet in het licht. De bussen rijden voorzichtig tot aan de geraamten van de wachthokjes. Hier stonden op de bewuste dag argeloze mensen op het verkeerd moment op de verkeerde plaats. Prooien voor een krankzinnige moordenaar.
Er ligt een stapel ruikers onder de zitbankjes. De weinigen die op vervoer wachten staan niet bij elkaar maar houden zwijgend afstand. Tegenover de bushokjes, ingebouwd in de wand van de straat die zich verliest in een tunnel, is een broodjeszaak gevestigd. De vitrines dragen nog de sporen van het uitzinnig moment van enkele weken geleden. De sterretjes in het glas, veroorzaakt door de granaatinslagen vormen een lugubere kerstversiering. Er brandt licht aan de toog maar er is niemand in de zaak.
Hier omvat en begrijpt ge in één ogenblik het woord "wezenloos".
Enkele maanden geleden stonden wij hier ook te wachten op bus 71bis, die ons naar de Citadel bracht waar onze wagen geparkeerd stond. Ik herinner mij de massa volk die hier op dit knooppunt op het openbaar vervoer stond te wachten. Ik kan me de paniek voor de geest halen die hier ontstond toen iemand van op het verhoog boven de broodjeszaak begon te schieten met een automatisch geweer en granaten in het rond smeet. Ik kan het me het heel goed voorstellen, dit onvoorstelbare. Ongewild wordt ge óók getroffen hier op deze plek en ge kunt niet anders dan heel stil zijn en je deelachtig maken en voelen aan het drama dat hier is gebeurd.
Kippenvel en haren die ten berge rijzen wanneer enkele jonge Afrikaanse knapen denken van een andere sfeer te moeten brengen in deze drukkende omgeving. Ze gooien enkele voetzoekers waarvan de ontploffingen echoën tegen de muren van het roerloze plein. Plots hangt hier de scherpe zure reuk van buskruit en angst. Iedereen kijkt naar iedereen. Wij verlaten stilletjes de plaats van onheil, goed beseffend dat na een moeilijke genezing hier een litteken zal overblijven dat nooit helemaal zal verdwijnen.

zaterdag 3 december 2011

De schrijftafel




Het moet zowat vijftig jaar geleden zijn, Romain, en vandaag, op jouw begrafenis, herinner ik mij onze eerste echte kennismaking. Jij was de jongen van op het einde van onze straat, de stille schuchtere onopvallende sprieteling, nog jonger dan ikzelf, die op een mooie zaterdagmorgen de kleedkamer van de voetbalploeg kwam binnengestapt. Zo ging dat nog in die tijd, je kon van de ene dag op de andere deel uitmaken van de groep jeugdspelertjes, alleen al omdat je voetbalschoenen had gekregen van André de schoenmaker ( hij woonde ook in onze straat ).  In zijn werkplaats, waar het altijd naar lijm rook en waar een bak stond met alle maten nageltjes, hing er een rek aan de muur en daarop stonden gebruikte schoenen die hij weer had opgelapt en opgepoetst tot bruikbaar materiaal. Hij had er je een paar gegeven en je was ingelijfd in de ploeg. Ik weet nog dat je spontaan naar de voorlinie stapte en dat je je na enkele matchen ontpopte tot een flitsende linksbuiten en een onmisbare man in ons team.
We ontmoetten elkaar enkel op zaterdagmorgen op een veelal koude winterwei waar we ons de ziel uit het lijf voetbalden. Na het voetbal splitsten onze wegen. Wij gingen elk naar een andere school in een andere stad.
Jouw zus huwde mijn broer en enkele tijd later huwde jij mijn zus. Jouw ouders en mijn moeder woonden in dezelfde straat. Jullie bleven alle vier in de vertrouwde omgeving.
Ik viel uit het nest en wandelde een andere kant op.
Voor ons allemaal kwamen er kinderen, we bouwden onze huizen en timmerden zonder omkijken aan onze levensweg. Jij timmerde graag, letterlijk dan, en ik zag je enkele keren bezig in het atelier dat je erfde van je vader. Ik bewonderde je zelfverworven vakmanschap, en je maakte voor mij ( " Ge moet massief hout nemen. Notelaar ") een prachtige boekenkast die een gehele muur bedekt en een ingewerkte schrijftafel, drie meter lang. Je plaatste ze met zorg en met precisie. Ze is nog altijd het pronkstuk van ons huis.
Aan die tafel, midden mijn boeken, schrijf ik nu mijn herinneringen op.
Ik denk aan een zeldzaam familiefeest. Lieve had gekookt, de kinderen waren er allemaal en er werd gelachen en gepraat. Je sprak als verslaafd coureur de wens uit om naar Santiago de Compostela te fietsen, en er de kerk te bezoeken met het breed en wild uitzwaaiend wierookvat. Ik zou je volgaarne begeleiden met een mobilhome en wat opgevrolijkt door de goede wijn destilleerden we al de eerste etappes. We zouden door Frankrijk rijden, ik zou je gids zijn want ik kende de route. We zouden de Camino volgen langs de Costa Verde, we zouden...
Je verlangde daarnaar, Romain, je had er een doel van gemaakt en er je trainingen op afgestemd. Die begeerte werd echter nooit een noodzaak en langzaam ebden die plannen weg samen met jouw door een vreselijke ziekte gekwelde emoties en motoriek.
Deze week, maandagmorgen vroeg, belde je zoon me en zei dat je na een lange, gelukkig niet helemaal bewuste lijdensweg, 's nachts zachtjes was ontslapen. Thuis, want dat wou je en dat wou iedereen. Mijn zus, je vrouw verzorgde je jarenlang met een engelachtige en bewonderenswaardige overgave.
De kleine dorpskerk was overvol.
De dienst was erg klassiek, zoals het in deze gemeente hoort, met die bazelende pastoor en zijn stereotype vertelsels.
Je kleinkinderen gaven de begrafenis een pakkende toets.
Ik bracht je deze week een laatste groet. Ik heb een diepe buiging voor je gemaakt.
Hier in dit huis zal ik aan deze, jouw schrijftafel iedere dag even aan je denken.


dinsdag 29 november 2011

Poëzie






Zoals je tegen een ziek dochtertje zegt:
mijn miniatuurmensje, mijn zelfgemaakt
verdrietje, en het helpt niet;

zoals je een hand op haar hete voorhoofdje
legt, zo dun als sneeuw gaat liggen,
en het helpt niet:

zo helpt poëzie.



~Herman de Coninck





zondag 13 november 2011

Bij een zelfportret van Egon Schiele







Misverstand


Ontkleed ben ik een mager kaasgewrocht
waarin de zilte knoken ruikbaar knakken;
Pollen winters gras drinken het vocht
uit holtes die te kort waren gebakken.

Een opgebroken ton van beenderduigen,

Van zeen en zenuwen geknoopt, behangen
met gelijmd antiek en dunne, bleke slangen
waaruit het hart zijn lauwe dronk moet zuigen.

Waar is de ziel? Zwaait zij nog touw op touw

tussen bewierde dingen in mijn buik-
die juttersbuidel vol van ongebruik?
Mijn ziel was een gezichteloze vrouw.

doch vele tijden gingen aan die tijd voorbij

toen zij kon bovenkolken uit mijn longen
wanneer de schemergeuren binnendrongen
totdat ik zong alsof zij zong in mij.

Vaak, opgestoten tot mijn schedeldak,

nam zij mijn oogappels in beide handen-
om te zien , of brak tussen mijn tanden
naar buiten met haar zachte achtervlak.

Vergeefs heb ik mijn ziel zo liefdevol gehaat,

haar hoofd met as van mijn verbrande zinnen
bestrooid : Zij snikt wellicht daarbinnen
met in haar handen mijn gelaat.


Leo Vroman:  In Amerika 1946-1948


vrijdag 11 november 2011

In Flanders Fields



In Flanders Fields

De grond is hier het vetst.
Zelfs na al die jaren zonder mest
Zou je hier een dodenprei kunnen kweken
die alle markten tart.

De Engelse veteranen worden schaars.
Elk jaar wijzen zij aan hun schaarsere vrienden:
Hill Sixty, Hill Sixty One, Poelkapelle.

In Flanders Fields rijden de maaldorsers
steeds dichtere kringen rond de kronkelgangen
van verharde zandzakken, de darmen van de dood.

De boter van de streek
smaakt naar klaprozen.


Hugo Claus   Van horen zeggen

zaterdag 5 november 2011

Onder het melkwoud



Van waar U bent, kunt U in de Mosselsteeg in de lentenacht zonder maan Miss Price, naaister en winkelierster in snoep, horen dromen van haar minnaar, lang als de dorpskloktoren, met Samson's stroopgouden manen, met zijn reuzendijen, ziedend heet, met eendenmosselen op de borst en een ijzerbas; hij zwiept de hartsmosselen op met zijn ogen als soldeerlampen en strijkt laag neer over haar eenzaam minnend warme-kruiklichaam.

-----------------------------

In haar nest van stro in een vliering van de Zoutmeerhoeve, alleen tot zij sterft, snorkt laag en bars Bessie Groothoofd, stalmeid, geboren in het armenhuis en ruikend naar koeienstal. Zij plukt een tuiltje madeliefjes in het Zondagsveld om die op het graf van Gomer Owen te leggen, die haar eens kuste bij de koestal, toen zij niet keek en die haar nooit meer gekust heeft, hoewel zij de hele tijd keek.




uit 'Onder het melkwoud' Dylan Thomas in een vertaling van Hugo Claus.




'He who seeks rest finds boredom. He who seeks work finds rest'



'I've just had eighteen straight wiskies. I think that's the record'


Dylan Thomas

zaterdag 29 oktober 2011

Soeverein





Hier of ginder maar je blijft
Noodzakelijk, je bent niet vrij.
Ik heb je met mij opgezadeld
Voor het leven, er is voor ons
Geen andere uitweg dan wij.

Kijk, daar is het enige pad,
In de goot, in de wolken
Of onder de grond, maar daar
Is het oudste verbond van twee
Die elkaar niet hebben dood gekregen.

Ja, ik was liever alleen
En sereen, soeverein.
Maar ik ben niet vrij.
Ik blijf je noodzaak, blijf
Je prul, je god, je vod.
 
 
 
 
Leonard Nolens

donderdag 27 oktober 2011

Allerzielen






Altijd weer vinden de doden achterpoorten of keukenramen om door naar binnen te glippen en jonger vlees met hun stuiptrekkingen te bespoken.     
De mens is een tochtgat.


uit Godenslaap (Erwin Mortier)






Ik rook een vredespijp




                                               Totem.


                                                      Ik wilde een keizer worden
                                                      in dit leven van dwergen,
                                                      maar ik kon de zachtheid
                                                      van de perzik niet vergeten
                                                      en bleef een heel jong kind.

                                                      Ik ook heb dagelijks de witte
                                                      halzen van de angst gezien,
                                                      de harde handen van het licht gevreesd.
                                                      Ik kon de volle stilte
                                                      van de vissen niet vergeten
                                                      en werd een heel oud kind.

                                                      Nu heb ik mijn voorhoofd
                                                      met droomkleur beschilderd.
                                                      Dag in dag uit ben ik
                                                      uw vreemdeling.
                                                      Ik rook een vredespijp


                                                         Paul Snoek




dinsdag 25 oktober 2011

De werken van barmhartigheid

Een vrije gratis parkeerplaats vinden in een stad is geen sinecure. In Gent vinden we die aan de Groene Vallei, de wijk met het park, de woontorens en het grootwarenhuis. Het ware beter dit hier niet te verklappen maar op de parking van de GB of in de belendende straten vindt ge gegarandeerd een plaatsje. Het kost je een klein halfuur om te voet het stadscentrum te bereiken.
Op deze zonovergoten zaterdag , laat in de Oktobermaand, sneeuwt het beukenbladeren op het pad tussen de oude bomen langs de Nieuwe Wandeling. Vinken doen zich te goed aan de platgetrapte beukennoten. We lopen langs de gevangenis waar een grote groep meestal jonge vrouwen met kinderen staat te wachten tot het bezoekuur begint. De gevangenen bezoeken , een werk van barmhartigheid.
We passeren de brug over de Coupure en slaan even verder de Hoogstraat in. De Hotsy Totsy, één van de beroemde kroegen van Gent, is nog gesloten. Jazzcafé, kunstenaarscafé, stamcafé van Hugo Claus, wiens broer Guido hier kastelein was. Aan de buitenmuur kant van de Oude Houtlei is een glazen plaat bevestigd waarop een gedicht prijkt van de Grote Meester.
Langs deze weg het centrum betreden biedt een prachtig zicht. Van op de Sint Michielshelling, de brug over de Leie, overschouwt ge de beroemde torens van Gent en blikt ge neer op de Graslei, de middeleeuwse haven met zijn nu gerestaureerde grote handelshuizen. We komen geregeld in de stad en het verwondert mij dat ik nog steeds even genietend blijf staan op deze uitzonderlijke plaats en zie de Sint Niklaaskerk, het oude Belfort boven de stadshal en de Sint Baafskathedraal.

Boven Gent rijst, eenzaam en grijs,


't Oud Belfort, zinbeeld van 't verleden;

Somber en groots, steeds stom en doods,

Treurt d'oude reus op 't Gent van heden;

Maar soms hij rilt en eensklaps gilt

Zijn bronzen stemme door de stede.

Trilt in uw graf, trilt Gentse helden,

Gij, Jan Hyoens, gij Artevelden;

Mijn naam is Roeland, 'k kleppe brand

En luide storm in Vlaanderland.

De Ierse pub op de genoemde helling is bijna steeds onze eerste multiculturele halte. B drinkt er steevast een whisky - cola ( Jameson please ) en ikzelf hou het bij een pint Guinness ( is good for you!), de heerlijke bijna zwarte Ierse stout, een wereldbier, zorgvuldig uit het vat gepompt. Op de kleine roomkleurige schuimkraag laat de waard drie druppels van de kraankop vallen in de vorm van een shamrock. Het klaverblad is een Iers symbool. Men vertelt dat Sint Patrick het plantje gebruikte om aan de Ieren  de Heilige Drievuldigheid te verklaren. We laven de dorstigen, ook een werk van barmhartigheid.
Daarna banen we ons een weg door het overvolle shoppingparadijs dat Veldstraat heet.
B zoekt rode laarzen !.
Dialoog na bezoek aan de derde schoenwinkel :
Ik :  - "Al die laarzen, wie koopt dat toch als je niet echt vuil werk moet doen !"
Zij:  - " Ge weet niet wat mode is "

Ik:   - " Daar, dat zijn mooie! "
Zij:  - "Ge hebt er geen verstand van"
       - "Ge zijt te ongeduldig ".

De te lange zoektocht langs de vitrines levert niets op alhoewel ikzelf vind dat er genoeg laarzen staan uitgestald om alle tuiniers en boeren van Oost- en West- Vlaanderen veilig geschoeid hun werk te laten doen. Keuze zat, maar er is ondanks de overvloed geen enkel paar dat de goedkeuring van mijn Liefste kan wegdragen. Dat wordt dus verder zoeken geblazen, maar ze belooft dat ze dat op een andere keer samen met haar zus zal doen en mij dus op heden van die taak ontslaat.
Ik aanvaard mijn ontslag en verstrak de pas richting Kouter, het grote plein met de kiosk, waar de klassieke zondagse bloemenmarkt plaats vindt. Ze wil altijd langs de Kouter want daar geef ik haar steevast een zoen bij het op een koperen plaat gegrifte gedicht van Lut de Block. Prachtige liefdespoëzie, die er ons ook aan herinnert dat de Kouter tijdens de tweede wereldoorlog de verzamelplaats was voor de Joden die naar de concentratiekampen werden gedeporteerd.
        

Zoals een blad dat valt,

zo viel jouw naam.

Jij lieflijk Jiddisch meisje,

verrast door een kus, verast

door een kus op de Kouter.


Gas verzandt in je mond. Je liep hem nog na,

je tong proefde gulzig het slib van zijn lippen.

Jij Judith, hij Judas. Je as dwarrelt neer,

je witte bloed zindert en zoekt zich een vrijplaats,

een plein in de stad waar de liefde je loutert,

een liefde die geen blad voor de mond neemt,

een mond die zich aanbiedt, een kus op de Kouter

 
Voor het ongeoefende oog haast niet merkbaar speurt Zij in de Koestraat in de vitrine van nog enkele schoenwinkels ( hoeveel zijn er hier eigenlijk? ) naar het gewenste rode schoeisel. Ik merk het ook wel aan de zachte remmende druk van haar arm op mijn arm en haar heel lichtjes afdwalende stap naar de winkelramen die op Haar een magnetische kracht uitoefenen. Ik vertraag de pas en laat Haar graag kijken naar de waren die Zij vandaag toch niet zal kopen. Heel misschien heeft Ze wel een paar gezien die Haar bevalt maar dan zal ze die toch samen met haar zus nog eens komen keuren en omdraaien en passen en nog eens omdraaien. Ze zullen er nog eens over praten en nog eens passen, twee winkels verder een ander paar gaan keuren en passen en weer omdraaien om tenslotte toch het eerste paar te kopen. Dan zullen ze gearmd de rest van de stad doorkruisen om zich aan elke etalage te gaan vergewissen dat ze zeker de juiste keuze gemaakt hebben. In de avonduren zal Ze dan, fier als een kat met een muis, haar jachtprooi komen showen. Geluk is niet te meten.
In de Mageleinstraat zijn geen schoenwinkels.
Op het opengebroken Emiel Braun plein zijn geen winkels.
In de Belfortstraat zijn geen schoenwinkels.
Op het Arteveldeplein is er markt. Er staan kramen met schoenen, maar geen rode laarzen te zien.
In de Oudburg is nog een winkel met rode laarzen waar Zij nog eventjes blijft haperen.
Dan vind ik dat de tijd gekomen is om de hongerigen te spijzen, wat evenzeer een werk van barmhartigheid is en ik stel voor om onze vriend te gaan opzoeken in de Sleepstraat, waar geen schoenwinkels zijn.

Osman zit strategisch opgesteld midden zijn restaurant. Van hieruit houdt hij nauwgezet alles in de gaten: de barman, de kelners, de koks in de halfopen keuken en uiteraard de binnenkomende klanten. Hij begroet ons
enthousiast en maant de barman in het Turks aan om voor ons een aperitief te schenken. Osman kent onze gewoonten en de barman komt aangedraafd met een whisky zonder ijs voor mij en een raki met ijskoud water voor mijn Tinteling ( zo heet ik Haar als ze met rode kaakjes van de wind, de zon en Haar geluk naast me loopt).  Osman is maar net terug uit Istambul waar hij geregeld enkele dagen doorbrengt met zijn vriend die juwelier is in de Sleepstraat en regelmatig voor (gouden ) zaken afreist naar de bazaars aan de Bosphorus. Hij stelt voor dat we er samen eens naar toe gaan , maar dan zonder vrouwen...
Ondertussen heeft hij weeral in het Turks de kok iets toegeroepen. Osman trakteert met meze bij het aperitief en de kelner brengt ons een bord Börek, tomaatjes, Tarama, olijven, geitenkaas en pepers. De Börek, vers gefrituurde dunne plakjes rijstdeeg gevuld met geitenkaas passen uitstekend bij de zoutige, roze Tarama, een soort mayonaise met als basis viseitjes en olijfolie.De pittige pepers en de olijven vervolledigen het zuiderse plaatje. We bestellen een zachtgebakken lamsbrochette en een kommetje Güveç, een stoofpotje van runds- en lamsvlees dat de vrouw van Osman zelf klaar maakt. Alles wordt geserveerd met rijst en een kraakverse gemengde groentensla en warm brood.
Osman komt altijd bij ons aan tafel zitten en we blijven nog lang met hem praten. Hij komt soms zeer guitig uit de hoek en bezit een vorm van  zelfspot om jaloers op te zijn. Enkel wanneer het over de Islam gaat en de Koran wordt hij zeer ernstig. Hij is een diepgelovige Muzelman die de waarden die de profeet Mohamed predikte hoog in het vaandel draagt. Hij doceert ons als een imam de vijf grondwaarden van de Islam : de geloofsbelijdenis, de rituele gebeden, het vasten tijdens de ramadan, het geven van aalmoezen en de pelgrimstocht naar Mekka, de Hadj.
Verleden jaar heeft Osman samen met zijn vrouw de Hadj gedaan. Wij waren samen met nog een ander koppel vrienden, als enige niet-moslims, uitgenodigd op het traditionele afscheidsfeest, waarop de bedevaarder de gemeenschap te eten biedt en hen de kans geeft om wensen voor Allah in zijn oor te fluisteren. Na die bedevaart mag hij zich in de Islamitische gemeenschap en in de moskee "Hadj Osman" noemen, een eretitel waarop hij zeer fier is. Hij vertelt dat hij voor het aanstaande offerfeest 5 schapen geschonken heeft aan zijn broeders in het arme Afrika.
Osman is een goede man, Osman is onze vriend.
We lopen nog even langs de Turkse winkel en kopen er geitenkaas en zwarte gezouten olijven.
Het wordt fris in de ondergaande zon.
Zij tintelt.







maandag 24 oktober 2011

Ja !

Mag je soms pronken met andermans veren ?
Mag je onder de indruk zijn van wat anderen hebben geschreven?
Kan je anderen laten genieten van de parels die je hebt gelezen en die voor altijd bij je blijven?
Wil ik voor mezelf en de "rari nantes" een kleine bloemlezing maken die door mijn hart uit een overvloed werd gefilterd?


Ja!

Op een kier

Laat dit niet alles zijn, dit leven stil en donker
Als het maandelijkse bloeden van de vrouwen.
Laat mij van iemand zijn, maar ook niet zo volstrekt
Dat ik verdwijn, in haar, in hem, of weg moet gaan
Omdat geen mens mijn menselijk gewicht kan tillen.
Uit schrik voor mijn gezicht schrijf ik dit op.

Altijd ben ik onderweg. Ik vind geen rust
Bij mij, ben bang als jij mijn trage stap hoort branden
Op de koude tegels in de gang naar jou.
De deur gaat open. En zoenend en stom onderzoeken je lippen
De sombere man die jou zwijgend staat aan te blaffen
Met liefdesgedichten. Geef hem je bed. Laat alle deuren

Op een kier





Leonard Nolens
Liefdes verhalen Querido Amsterdam

donderdag 20 oktober 2011

Zoals

Zoals je soms een kamer ingaat, niet weet waarvoor,
en dan terug moet langs het spoor van je bedoeling,
zoals je zonder tasten snel iets uit de kast pakt
en pas als je het hebt, weet wat het was,
zoals je soms een pakje ergens heen brengt
en, bij het weggaan, steeds weer denkt, schrikt,
dat je te licht bent, zoals je je, wachtend,
minutenlang hevig verlieft in elk nieuw mens
maar toch het meeste wachtend bent,
zoals je weet: ik ken het hier, maar niet waar het om ging
en je een geur te binnen schiet bij wijze van
herinnering, zoals je weet bij wie je op alert
en bij wie niet, bij wie je kan gaan liggen,
zo, denk ik, denken dieren, kennen dieren de weg.

--------------------
uit: 'Zoals', 1992.

Judith Herzberg

Op de geboortedag van Arthur Rimbaud

Sensation

Par les soirs bleus d'été, j'irai dans les sentiers,
Picoté par les blés, fouler l'herbe menue :
Rêveur, j'en sentirai la fraîcheur à mes pieds.
Je laisserai le vent baigner ma tête nue.

Je ne parlerai pas, je ne penserai rien :
Mais l'amour infini me montera dans l'âme,
Et j'irai loin, bien loin, comme un bohémien,
Par la nature, heureux comme avec une femme.

Arthur Rimbaud

woensdag 19 oktober 2011

Ontbijt

                               
  •                            Hij goot koffie in de tas
  •                             goot melk in de tas met koffie
  •                             deed suiker in de koffie met melk
  •                             hij roerde met het lepeltje
  •                             hij dronk de koffie met melk
  •                             zette zijn tas neer
  •                             hij stond recht
  •                             zette zijn pet op
  •                             deed zijn regenmantel aan omdat het regende 
  •                             en hij vertrok
  •                             in de regen
  •                             zonder één woord te zeggen
  •                             zonder mij aan te kijken
  •                             en ik nam mijn hoofd in mijn handen
  •                             en weende

  • Jacques Prévert      Paroles

    •                                                                                      (eigen vertaling)

Endoscopie



Geen voetballers, geen Fransen, geen Yeti meer in de bijna lege ontbijtzaal van het hotel. Het is ook voor ons de laatste keer. We hebben alles al ingepakt en in de wagen geladen. We gaan naar huis en plannen een tussenstop in Frankrijk en waarschijnlijk wordt deze weer gehouden in onze geliefde Jura. Het regent wanneer we nog een laatste blik werpen op het Montrésor Tower hotel. We nemen de tolweg naar Turijn via Milaan, en even voor Turijn de richting van de vallei van Aosta. Deze ruige hoog gelegen vallei wordt omringd door de Alpenreuzen die voor het verkeer een praktisch ondoordringbare barrière vormen. Daar heeft het menselijk vernuft iets aan gedaan en iets is weinig gezegd. Via een opeenvolging van tunnels bereikt de Alpenreiziger een hoog plateau van waaruit de weg splitst naar de tunnel onder de Grand Saint Bernard richting Zwitserland, en naar het kunstwerk onder de Mont Blanc.We hebben veel geluk want er staan slechts 3 wagens voor ons aan de tolhuisjes die de ingewanden van de Mont Blanc bewaken. Het is precies of we een kermisattractie naderen. De wachtplaats ligt aan de voet van de besneeuwde gletsjer en het is er verdomd koud. Er staan groepjes veiligheidspersoneel in oranje overalls te praten bij de reddingswagens en het materiaal van de brandweer. Sedert de ongelukken van enkele jaren geleden zijn er hier een rist veiligheidsmaatregelen getroffen en die krijg je allemaal te zien in een brochure die uitgereikt wordt wanneer je het toegangsticket koopt. 37,5 euro Euro kost een enkele rit door de tunnel die bijna 12 kilometer door de buik van de Mont Blanc gegraven is. Je moet verplicht 50 km per uur rijden, je mag niet sneller rijden dan 70 km per uur en je moet een afstand van 150 meter houden met het voertuig dat voor jou rijdt. Als je te dicht nadert licht er een waarschuwingsbord op aan het gewelf van de tunnel. Ook via de radio krijg je de richtlijnen te horen.
De passage door de tunnel is toch wel indrukwekkend en als een endoscopie een beetje naar. Ik stuur zwijgend en geconcentreerd. Het licht aan het einde van de tunnel is een verlossing en de wegwijzer naar Lyon is als het ware een beloning na de inspanning. Het gaat nu vele kilometers bergaf. In de stromende regen is het wegdek heel gevaarlijk.
We rijden traag maar non-stop door de Haute Jura en beginnen in de late namiddag uit te kijken naar een hotel. Weer valt ons ook op een Logis de France, maar het stemmige hotelletje is volgeboekt en de eigenares belt naar een kennis een dorp verderop. Daar is er nog plaats en de GPS madam krijgt de opdracht ons naar Passerans te helpen. Daar ligt midden de wijnvelden een heel mooi hotel dat we zonder nadenken boeken. De kamer ligt op het gelijkvloers en  heeft een terras dat uitziet op het met ligstoelen omringde zwembad. weinig nuttig want het is koud en het regent pijpenstelen.
We eten ter plaatse in het veel te dure restaurant en drinken veel te dure wijn.
Via Vesoul, Nancy, Metz en Luxembourg rijden we de volgende dag naar Lotenhulle.
Er staat 2662 km op de teller van de Berlingo.
Als we het huis betreden kijken de katten heel even op en slapen dan verder op hun geëigende plaats.

vrijdag 14 oktober 2011

Moeskopperij en de broer van de Yeti.

Posted by Picasa


De Yeti, de verschrikkelijke sneeuwman, heeft al voetsporen nagelaten op de flanken van de Himalaya en ook tussen de berkenbomen op de besneeuwde vlaktes van Siberië meent men zijn afdrukken te hebben bespeurd. In levende lijve heeft niemand echter hem tot nu toe gezien. Ik ook niet, maar deze morgen zat zijn broer bij ons in de ontbijtzaal van het hotel. Een Rus, een enorme vent, had zich juist bediend aan het ontbijtbuffet en plofte zich aan de tafel naast ons neer. Met zijn linkerhand droeg hij twee borden vol brood met daarop al het vlees dat hij aan het rijkelijk voorziene buffet had gevonden. Zijn rechterkolenschop was gevuld met een kan dampend hete koffie en een tiental in aluminium verpakte stukjes smeerkaas. Zijn vrouw ontdeed de kaasjes van hun verpakking (zijn vingers ongeschikt voor het fijne werk) en de reus prikte ze op zijn vork en bracht ze allemaal na elkaar naar zijn mond en slikte ze zonder kauwen door. Zonder zich te verbranden goot hij er een volledige tas koffie in één gulp achterna. De rest van het schouwspel zal ik hier niet vertellen, want misschien, waarde lezer, heb je pas gegeten wanneer je dit stukje leest. Hij had alles na een vijftal minuten naar binnengewerkt en waggelde boerend naar de uitgang.
Er zijn gisteren avond veel gasten bijgekomen. Dat zagen we toen we terugwandelden van het restaurant in de buurt. Heel veel raampjes van het hotel waren verlicht en daardoor zag het torenhotel er feeëriek uit.  Er staan veel meer wagens op de parking dan gisteren en er staan ook twee toeristenbussen. Die brachten een groep bejaarde Fransen naar het hotel. " We zijn op doorreis naar Kroatië" vertelt mij een vriendelijke dame van die groep terwijl we aanschuiven aan het ontbijtbuffet dat haastig wordt bijgevuld.  Ik hoop dat de Yeti niet terugkomt voordat wij onze portie hebben genomen en hou aandachtig de inkom in de gaten.
Helemaal achterin zit een groep jonge mannen, allemaal gekleed in een vuurrood trainingspak. Op de voorruit van de bus staat " Calcio Padova". Het is een voetbalploeg die morgen speelt op het veld van Hellas Verona en die match blijkt de topaffiche te zijn van de speeldag in de Serie B van de Italiaanse voetbalcompetitie. De spelers zijn hier op afzondering, zoals dat heet. Op de parking, bij de bus, staan twee carabinieri op wacht. 
Maar wij, wij trekken na het overigens weer voortreffelijke ontbijt, de montagna Veronese in. Dit is het rijk van de Valpolicella wijn. De druivenpluk is pas begonnen en we zien groepen arbeiders die nog met de hand bezig zijn de druiven te verzamelen in grote kuipen. Het grootste deel van de "vendange" wordt naar men zegt echter machinaal gedaan. Joost mag weten hoe dat precies  in zijn werk gaat - druiven zijn toch wel tere vruchten- maar we zien geen enkele dergelijke machine aan het werk. We merken wel wel dat de meeste wijngaarden als het ware kaarsrecht gesnoeid zijn om het druivenplukmachinegeval zo ongehinderd mogelijk te laten evolueren. Boven op een heuvel krijgen we een mooi panorama over de  enorme velden. In Frankrijk hebben we nog nooit dergelijk grote wijngaarden gezien. Je kan hier werkelijk kilometers lang door de heuvels rijden die allemaal zijn beplant. 
Moeskopperij is een misdaad. Het stelen van de vruchten op het land wordt streng bestraft. Ik heb nog horen vertellen dat de arme mensen 's nachts de aardappelplanten gingen ondergraven om wat meer te eten te hebben. In deze omgeving, in dit heerlijke weer, op een verdoken plaats tussen de wijnranken kunnen wij echter niet ontkomen aan de onweerstaanbare drang om een tros druiven te plukken. We vragen Den Here bij voorbaat  om vergiffenis en smullen van de rijpe verboden vrucht. Wat is er aangenamer dan de zonde?
Het dorpsplein van Molina ligt in de lommer van twee eeuwenoude eiken. Er staat een ronde betonnen tafel met twee banken en er is, naast de kerk, een onooglijk klein winkeltje met een bord aan de muur waarop in krijtletters geschreven  staat : "pane fresco". De eigenares begroet ons vriendelijk en we kopen er gekookte en gedroogde hesp. De dame snijdt flinterdunne plakjes die ze met een metalen grijper vastneemt en kunstig schikt op het  inpakpapier. We kopen de vier resterende broodjes en een fles Valpolicella, die zij ons aanwijst. Vino della casa als het ware.
Terwijl de torenklok twaalf keer slaat nestelen we ons aan de tafel voor een feestelijke picknick. Op de middag verdwijnt in elk Italiaans dorp alle teken van leven. De dame sluit haar winkeltje, roept haar hondje, dat in de schaduw van een bankje ligt, en verdwijnt in een rijhuis langs de straat.  
We eten in de gewijde stilte van de middag tot een auto met Franse nummerplaat het dorpsplein komt opgereden. Twee koppels komen uit de auto en willen ook hier hun maaltijd nemen. Ze gaan zitten op het muurtje van het plein, maar ik zeg hen dat de tafel waar wij aan zitten groot genoeg is voor iedereen. Ze komen gaarne bij ons zitten en ze pakken hun picknick uit. Het wordt een gezellige babbel met deze vier reizigers, inboorlingen van de parfumstad Grasse, die op terugweg zijn naar huis na een trip naar Venetië. In Venetiê hadden ze een cruise geboekt naar de Griekse eilanden. De stad én de cruise waren een meevaller geworden en ze vertelden in Franse geuren en kleuren hun wedervaren.
We genieten nog gans de namiddag van de rit door de bergen, vinden nog een prachtig terras waar we ongestoord in de zon kunnen luieren en we zijn net op tijd terug om de bus met  de voetballers naar Verona te zien vertrekken. Ze worden begeleid door twee politiewagens met blauw zwaailicht en loeiende sirenes.
Wij eten linguini con vongole in het kleine restaurant aan de hoofdweg naar Bussoleno.
In de verte klinkt applaus en gezang in het stadion.




vrijdag 7 oktober 2011

Romeo en Julia






























"Kwart voor tien" zei de balieslaaf en hij haalde van onder een stapel papier een uurregeling van de bussen richting Verona te voorschijn. Hij loopt met ons mee en wijst wat verder in de straat de bushalte aan.
De bus komt of de bus komt niet, maar als de bus die ons naar Verona moet brengen toch komt is hij veel te laat en zit hij overvol. Italianen blijken dit gewend te zijn, je merkt bij de mensen die samen met ons aan de halte staan niet het minste ongeduld of irritatie. Het busje komt zo en we geraken wel in Verona.
Wegens plaatsgebrek mag ik van de chauffeur plaatsnemen op de gidsenzetel naast hem. We rijden naar de stad van Romeo en Julia en mijn liefste mag bij mij op schoot.
De bus spuwt ons uit aan de Corso Porto Nuova, de grote ader van de stad. De chauffeur wijst ons aan waar we deze avond moeten staan om terug te keren naar Bussolengo. " Zeventien uur dertig" zingt hij in de taal van Dante. We kunnen alleen hopen dat het busje komt. Arrividerci caro.
We trekken de stad in om de bijzonderste plaatsen te bezoeken en bereiken in de reeds loodzware hitte de Piazza Bra', het grote plein aan de machtige arena en het Palazzo Municipale. Indrukwekkende barok versierde gebouwen, mooi gerenoveerd en goed onderhouden. De Piazza Bra' is naast het stadhuis volledig voorbehouden voor de horeca, die hier wel gouden zaken moet doen. We slenteren door de verkeersvrije winkelstraten naar de Piazza Erbe, waar er doorlopend een drukke markt wordt gehouden en we bezoeken de aangrenzende Piazza dei Signori waar het standbeeld van Dante staat. Het blijft drukkend warm en overal is veel volk. Tussen de Duitsers vinden we een plaatsje op een terras, laven onze dorst en ondergaan de kwellingen van een menu touristique.
Verona ligt aan een meander van de Adige, na de Po de tweede langste rivier van Itlalië. In Verona is geen haven want de Adige, die ontspringt in de bergen van Zuid- Tirol is onbevaarbaar en zit vol verraderlijke stroomversnellingen.
De aanblik van het water alleen al bezorgt ons wat koelte. We gaan over de Ponte Nuovo en zien in het snelstromend helder water de forellen tegen stroom op liggen wachten op een prooi. We beklimmen vanuit het Teatro Romano de steile trappen naar het oudheidkundig museum, heel hoog gelegen, en genieten van het prachtig panoramisch uitzicht, de bruggen over de rivier en de vele torens van de stad die zindert in de hitte van de namiddag. Via de Ponte Pietra duiken we terug de oude stad binnen. We bestellen in een café één liter levensnoodzakelijk water 

But soft, what light through yonder window breaks?
It is the east, and Juliet is the sun.

Ma quale luce apre l'ombra
Da quel balcone!
Ecco l'oriente, é Giulietta é il sole....
Oh, é la mia donna, é il mio amore

Dit opschrift ( citaat en Italiaanse vertaling van Schakespeare's Romeo an Julia act 2, vers2 ) siert de binnenkoer van het huis van Julia aan de via Capppello. Een gang leidt naar de binnenplaats waarop het beroemde balkon uitgeeft. Er staat een  beeld van Julia en naar het schijnt moet iedere minnaar, deze naam waardig, even de bronzen borsten van de schoonheid aanraken. Jonge Adonissen en oude snoepers laten zich volgaarne in deze positie door hun geliefde fotograferen vooraleer hun naam voor eeuwig toe te vertrouwen aan de muren van de toegangspoort. Een man zit op de knieën voor zijn geliefde en vraagt haar ten huwelijk.
Ik kan me nog net inhouden.

De bus zou om 17 u 30 zijn verschijning maken in de Via Porta Nuovo. We zijn veiligheidshalve ( je weet maar nooit!)  een kwartiertje te vroeg aan de bushalte. Gelukkig heeft een pientere neringdoender op het voetpad enkele tafels en stoelen neergepoot zodat de wachtenden kunnen rusten en een biertje drinken. Wij zijn bezig aan onze derde consummatie als de bus een uur later komt aangereden. De halte lijkt plots op de metro van Tokio. Iedereen aanwezig probeert zich in de bus te wurmen. Dat lukt op een tiental personen na die niet veel anders zullen kunnen doen dan een taxi nemen.
Als sardienen in een doosje worden we terug naar Bussolengo gereden. Mio Amore drukt zich noodgedwongen maar niet ongaarne heel dicht tegen me aan..






De averechtse verkenning


Posted by Picasa


Als je het Lago di Garda wil schilderen moet je een begaafd kleurenmenger zijn. Tussen twee bergruggen in  ligt het grootste meer van Italië te kijk in een onwerkelijke blauwe tint met bovenop een bijna onzichtbare fijne nevelmist. Hier en daar schuift een lichtjes gebold zeil op een sierlijke witte boot traagzaam over het water. Overal meerpalen en kleine keistrandjes aan een rustig watervlak. Veel zonnekloppers, zeldzame zwemmers.
Het is reeds zeer warm wanneer we de auto parkeren aan de poort van Peschiera del Garda, een versterkt stadje op de zuidpunt van het meer. Veel toeristen, meestal Duitse derde leeftijdsgenoten aangevoerd in bussen die gedisciplineerd op de ruime lommerrijke parkings staan opgesteld. Mooie terrasjes aan het water en de binnenstad vol winkeltjes met souvernirs. Overal worden we door de verkoopsters of obers in het Duits aangesproken.  Al valt het me zwaar, ik doe de moeite niet meer om te ontkennen dat we Duitsers zijn.
We nemen een tafeltje op de oever. Een aalscholver duikt voortdurend in het heldere water. We zien  zwermen jonge visjes tussen de gemeerde boten.
We proeven het lokale aperitief, Aperol, een ijskoele coctail van vruchtenlikeur met prosecco en spuitwater. 
We willen het meer volledig rond rijden en nemen de weg via Salo naar Riva del Garda, we rijden op de westelijke oever. De weg loopt slechts sporadisch langs het water. We eten in de late namiddag op een open terras aan de oever van het meer. Een portie maceroncini met een romige kaassaus en de obligate witte truffelolie en daarna een geroosterde forel. Ongevraagd had de chef ze voor ons gefileerd. De witte huiswijn is koel en uitstekend.
Weerom veel Duitsers aan de omliggende tafels. Bier en wijn vloeien er rijkelijk. Het Lago di Garda is Duits bezet gebied. Ik vrees dat ze straks hun uniformen en hun laarzen gaan aantrekken en strijdliederen zingend rond het meer gaan marcheren. In de horeca zaken zijn zelfs de toiletpotten van Duitse makelij. Niet de rechttoe rechtaan pot zoals wij die gewend zijn, de pot die plons plons doet wanneer onze produktie welgemikt in het water valt, ook niet het Franse gat met de twee verhoogde vlakken voor je schoenen die nat worden wanneer je niet op tijd het wassende spoelwater ontwijkt. Neen, de Duitser houdt van een ander soort toilet.
Op het Duitse toilet glijden de excrementen op een licht hol porceleinen oppervlak. De producent, dus meestal een Duitser, krijgt de kans om aldus de uitgestalde drol intensief te inspecteren op kleur en consistentie. Dit doet hij, broek rond de enkels, met de techniek van de averechtse verkenning: hij draait zich om en buigt zich voorover om de vrucht van zijn lichaam te bekijken. Na zich zo van zijn gezondheidstoestand te hebben vergewist veegt hij zijn billen schoon en hij bedekt zijn kaka zedig met het papier. Heel even strekt hij uit gewoonte de rechter arm, prevelt haast onhoorbaar Sieg Heil, en spoelt dan tevreden gans de zwik door het vooraan de pot zittende watergat weg.
Ach die Duitsers, je zou haast vergeten dat je nu op de oostelijke oever bijna voortdurend de waterlijn kan volgen. Daarvoor werden talloze tunnels en galerijen  uit de rotsen gehouwen. Telkens weer kom je bij het uitrijden in een prentkaartje terecht.
De hemel blijft van azuur en het is heel warm.
In Bussolengo eten we in een plaatselijk restaurant de misto grill, overvloed van vlees, molto bene ma troppo en we stoffen onze nieren af met een flesje Valpolicella. Die is zo lekker dat we besluiten om een dag te gaan vertoeven tussen de wijnstokken van die wijnvallei.
De zekerheid voor morgen: er zullen Duitsers zijn in de wijnkelders.

maandag 26 september 2011

Ongezond gekraak

De zon is nog maar nauwelijks uit het ei van de nacht gekropen wanneer de wandelende tak onze auto  de garage uitrijdt. We steken ons hand op ten afscheid en hij wuift vriendelijk terug. We gaan op weg naar Bussolengo om er ons reeds lang geboekt verblijfsoord te gaan verkennen.  Eerst richting Genova, zegt mijn elektronische madam, daarna Piacenza, Brescia en dan naar Verona. Autostrada, tolweg. Veel vrachtverkeer noordwaarts met vooral koelwagens met groenten, fruit en kazen. In trosjes hangen de chauffeurs rond in de verbruikszaal en de winkel van het benzinestation waar we even verpozen. Luidruchtig koffie slurpende mannen met stoere tatouages, bebaard, besnord, hier en daar een piercing. Vriendelijke reuzen met een eenzaam beroep.
Hotel Montrésor Tower kan je reeds vanaf de autostrade zien staan. De GPS zegt dat we nog nog 6 kilometer van ons einddoel verwijderd zijn maar de 15 verdiepingen tellende wijnrode toren zien we blinken in het landschap. Geen gedoe voor een parkeerplaats. Ruimte genoeg rond het hotel. De schaduw van de toren beschermt de auto een beetje tegen de loodzware hitte.
Ruimte genoeg in het hotel. Enorme inkomhall, fris door de airco. Verscheidene salons, een bar en een pentagon balie bemand door vijf bedienden.
De check-in verloopt zeer vlot. Het vouchernummer wordt ingevoerd in de computer en we krijgen direkt een kamertoegangswerktuig - hier vind ik een nieuw woord uit, eenvoudige sleutels bestaan blijkbaar niet meer- waarbij de bediende toch enige uitleg moet geven. De man spreekt een zangerig Italoënglischa - ook een nieuwe term die ik hier ter plaatse verzin- . Kamer 1707, zevende piano. Ik moet, zegt hij, om de deur te openen eerst mijn vinger op een plaatje leggen juist onder de deurkruk. Dan, zegt hij, zal er een rosso light branden en dan moet ik het plastieken plaatje dat aan het grote koperen nummer 1707 bevestigd is lento naar het rosso light toe bewegen. Dan, zegt hij, zal er een verde light oplichten en dan posso entrare.
Ik vraag nog een toegangscode voor het internet en er volgt weer een hele uitleg. 2 euro voor 1 uur, zegt hij, 5 euro voor 12 uur, zegt hij. Ik merk op dat ik nog maar zelden in een hotel van die klasse geweest ben waar ik internettoegang moest betalen. Hij put zich uit in verontschulsdigingen en begrip en zegt dat hij mijn klacht aan de manager zal melden. ( 's Anderendaags krijg ik met de glimlach 12 uur gratuito con complimenti )
Er is maar één lift in dit enorme hotel. Ze hangt in een glazen koker. Het stijgen naar niveau 7 is geruisloos en het geeft een kick om zo vrij door het luchtruim te zweven.
Ik hou mijn duim aan het plaatje onder de deurkruk, rood licht, ik breng de badge langzaam nader naar het plaatje. Groen licht, maar het rode blijft ook branden en ik krijg geen beweging in de deur. Opnieuw. Idem. Opnieuw. Idem dito. Onnieuw, weer rood en groen. Ondertussen ben ik een ietsiepietsie nerveus geworden en wanneer de volgende keer rood en groen blijven branden geef ik een hengst op de deurklink. Er klinkt nog even een ongezond gekraak in het mechanisme en ik krijg de deur open. Dagen naëen speelt de klink met mijn ge weet wel wat tot ik ondervind, geheel toevallig trouwens, dat het rosso light verdwijnt als je pianissimo de badge terugtrekt als beide lichtjes branden. De deurklink beweegt zelfs spontaan naar beneden.
De kamer is fantastisch. We lopen als twee kleine kindereen naar het kamerbrede venster dat een indrukwekkend vergezicht biedt op Bussolengo en de omliggende heuvels. Het raam kan ongeveer tien centimeter openkantelen maar dan valt onmiddellijk de airco uit. De ingenieurs hebben hier veel arbeid verricht.
Een lekker bad, een schoonheidslaapje na de 350 kilometer en dan, het is al avond, een kleine verkenning van de omgeving. De jacht naar voedsel. B spot een reclamepaneel dat wijst naar een in het groen verborgen restaurant. De zaak zit goed vol maar we worden vriendelijk een tafel toegewezen naast de open waterput in de luchtige ruimte onder armdikke oude blauweregens. De eigenares is een Zwitserse en ze loodst ons in het Frans door de kaart. We nemen tortelloni van het huis, mooie pastavouwen met een lichte roomsaus met witte wijn en witte truffelolie. Nadien Carpaccio van rundsvlees, een flinke portie flinterdunne plakjes rauw vlees van het filetstuk, versierd met gedroogde tomaatjes, rucola, geroosterde nootjes en schilfers van Grana Padano. Flesje Valpolicella erbij, de wijn van de streek.

We roepen Alla Bossona uit tot ons stamrestaurant.

zondag 25 september 2011

Piet


We reizen om te leren, zegt men, maar wat hebben we tot nu toe op onze reis geleerd ?

  - op de weg:
 Dat wanneer je de snelheidsregeling in acht neemt en na een minuutje in je achteruitkijkspiegel loert, er een agressieve haaienmuil van een BMW aan je bumper kleeft. De ADHD'er knippert met zijn koplampen en maakt obscene gebaren. Waarom zit er achter het stuur van dergelijke ergerlijke carrosserieën nooit een normaal mens?

   - op restaurant:
Neem alles wat je maar kan bedenken en eetbaar is ( groeten, vlees, vis, schelpdieren, wat saus), roer er  met liefde beetgaar gekookte pasta door, bestrooi het met grana padano en je maakt gelijk welke Italiaan gelukkig..

   - in het algemeen:
De zon maakt korte jurkjes,
De zon maakt lange benen,
De zon maakt pareltjes op je huid.
De zon maakt elke mooie vrouw nog mooier.


zaterdag 24 september 2011

De wandelende tak



Ik weet haast zeker dat Gigi, ieder jaar op de zaterdag die het dichtst bij 19 maart valt, zijn café in de namiddag sluit om zich samen met zijn buren en zijn vrienden naar de kustboulevard in Spotorno te begeven om naar de doortocht van de wielerwedstrijd Milaan - Sanremo te gaan kijken. Hier, langs de Riviera, valt de Primavera (de lenteklassieker) in zijn definitieve plooi. De tocht van Milaan naar de Ligurische kust is meestal zonder geschiedenis, maar nu, langs de via Aurelia, breekt de hel los.
We besluiten het parcours van deze klassieker te verkennen. Het televisie verslag had vorig jaar zoveel mooie beelden vertoond van de kustbaan en de amandelbloesem dat we van deze tocht de hoofdreden voor onze reis hadden gemaakt.
We gaan dus naar de ondergrondse garage van de Villa Rina om er onze auto te gaan halen. We beseffen echter dat we de sleutels hebben moeten afgeven en gaan die eerst terug vragen aan de toffe dame aan de balie. Die kijkt verbaasd op. " In deze hitte de auto nemen en wat gaan rondrijden?".  We zeggen haar dat we de weg naar Sanremo willen rijden. Ze zegt iets van multi problemas en ze grijpt naar een tenen mandje in een kast. De mand ligt vol bosjes autosleutels. Ze belt iemand op en gaat ons voor naar de garage.
Daar beseffen we ook dat er "problemas" zijn.
De garage gelijkt op het tweede dek van de Herald of Free Enterprise na de scheepsramp in Zeebrugge. Een mozaïek van auto's, veel te dicht tegen elkaar geparkeerd, alle achteruitkijkspiegels ingeklapt. Enkel een wandelende tak kan zich in deze chaos bewegen. Er staan nog 4 wagens op het hellend vlak voor de poort. Na wat zoekwerk met de afstandsbedieningen worden die eerst op de straat gezet. Ze behoren blijkbaar toe aan het hotelpersoneel en het is een kok die zich met het verplaatsen bemoeit.  De dubbele elektrische garagepoort wordt opgerold. Nu verschijnt uit het niets de wandelende tak in de persoon van een graatmagere maghrebijn.  De man identificeert via de afstandsbedieningen die de knipperlichten in werking stelt de andere wagens die ons nog hinderen. Hij glijdt vervolgens in profiel tussen de auto's, wringt zich naar binnen en begint  met ongeziene stuur- en rijmanskunst de garage te evacueren tot wijzelf  onze auto kunnen bereiken. Ondertussen regelt de hotelbazin het gestremde verkeer voor het hotel terwijl ze de mand met de overblijvende sleutels zorgzaam tegen haar weelderige boezem klemt. Het zweet parelt op haar aangezicht. Ze blijft glimlachen naar de toeterende chauffeurs.
Ikzelf, helemaal geen wandelende tak, trek mijn kleren strak en probeer nu ook in de auto te glijden en geleid door de allesrijder rij ik achterwaarts het hellend vlak op. Wanneer ik hem bijna over de tenen rijd steekt hij nog lachend zijn duim omhoog.  Alle wagens worden nu weer de garage ingereden tot de volgende kliënt zich aandient om een ritje te maken en alles kan opnieuw beginnen. We merkten deze morgen bij het ontbijt dat het hotel completo was en dat stond ook vermeld op een bordje bij de balie. Elke hotelgast parkeert zijn auto in de ondergrondse garage. Problemas dus.
De wandelende tak voorzag een drukke dag.
De GPS dame krijgt verlof. Het is praktisch onmogelijk om de verkeerde weg te nemen. Immer rechtdoor zo dicht mogelijk langs de kust blijven. Naar Sanremo is het 86 km ver en overal waar er maar enigszins plaats is staan wagens geparkeerd, staan moto's geparkeerd, staan lange rijen vespa's geparkeerd. De kust zit eivol baders, wandelaars en zonnekloppers. Niemand werkt nog in Italië, iedereen ligt op het strand. De rest loopt ons in de weg, steekt zonder kijken achteloos de weg over of hindert het verkeer door hun auto in een onmogelijk klein parkeergaatje te willen wringen.
Het is snikheet
We bereiken Imperia, het stadje waar de weg plots heel smal wordt en zich tussen de winkelgalerijen wringt. Het stadje ook met de heel mooie yachthaven waar we enkele blinkende cruiseschepen kunnen bewonderen, luxehotels op het water. Met heel veel geluk konden we onze auto parkeren op een plaatsje dat juist vrijkwam nadat ik heel hoofs gestopt was om de dame te laten uitrijden. Ze steekt als dank nog eens de hand op.
Rust en drank aan de kade tussen wit geüniformeerde matrozen en groepen oudstrijders met hun donna's die vandaag in de stad een reünie houden van het zoveelste regiment van de Alpenjagers. Ze dragen allemaal een groen Tirolerhoedje met een fazantenpluim op. Ze zijn nog niet dronken, maar het zal komen, dat zie je zo.
Na een uurtje rijden we verder langs de toch snedige capi, de Mele, de Cervo en de meer gekende capo Berta. Na iedere bocht krijgen we een nieuw prachtig postkaartuitzicht over de zee en de vele kleine dorpjes. Dit moet één van de mooiste routes van Europa zijn.
We naderen nu de voornaamste moeilijkheden van de klassieke wedstrijd, de steile Cipressa en de Poggio di Sanremo. Voor deze twee heuvels moet je de hoofdweg verlaten. Boven op de Cipressa heb je een wonderlijk uitzicht op de Poggio en de stad Sanremo. De Poggio zelf is korter en eigenlijk wel minder steil dan de Cipressa. Hij staat volgestouwd met serre's die de hitte door weerkaatsing nog groter maakt. De afdaling is smal en gevaarlijk en brengt je weer naar de via Aurelia en het centrum van Sanremo.
Wij parkeren zoals de Italianen parkeren. Je laat de auto achter waar geen reglementaire plaats meer is maar waar je denkt dat je niemand zal hinderen om weg te rijden. Op die manier kan je op de meest volle parkings nog je auto kwijt.
Wandelen door Sanremo is op zoek gaan naar de Via Roma en de fontein aan het begin van die laan, al jaren lang de aankomst van de beroemde wielerwedstijd. Een bedevaartplaats. Hier stak Nationale Eddy zeven keer als winnaar de armen in de lucht.
Blij er geweest te zijn.
We eten aan de haven een smakeloze pizza op het terras van een bistro van waar we uitzicht hebben op de overvolle parking waar we onze auto zijn kwijtgeraakt. Indien we toch in de weg zouden staan kunnen we onmiddellijk ingrijpen.
Een wagen met 3 carabinieri parkeert op het zebrapad voor ons terras. De politiemensen stappen uit en gaan doodgemoedereerd een capuccino nuttigen aan de bar en blijven kletsen met de knappe serveerster.
Zo leef je in Italië. Zo verdien je een president als Berlusconi.
We rijden terug naar Spotorno. Alle baders willen tegelijk naar huis. Het is enorm druk op de baan en het blijft loeiend warm, zelfs hier aan zee. Rijden is gevaarlijk. Je wordt omgord door rechts en links voorbijzoemende vespa's. Gelijk wespen komen ze van overal.
" Je moet ogen op je gat hebben" zegt Ze.
Ik parkeer op zijn Italiaans om in een self service wat gekoelde drank te halen.
File.
Villa Rina, Spotorno.
4 auto's op het hellend vlak van de ondergrondse garage.
Geen andere plaats te vinden.
B gaat de bazin halen.
Zij telefoneert en klemt de mand.
De kok verschijnt en verplaatst de auto's.
De garagepoort rolt elektrisch op.
De wandelende tak graait in de sleutelmand, betokkelt de afstandsbedieningen en ruimt een plaats voor onze wagen.
Hij rijdt zelf de Berlingo binnen.
Ik steek mijn duim omhoog naar de lachende bruine bonenstaak.
Nu naar Gigi en zijn tapas.
Bella Italia.

vrijdag 23 september 2011

De levende waterval


Van Briançon naar Italië is het twee cols ver.
Onze verzameling bevat reeds de eerste, de col d' Izoard. Het is een gesloten col, niet zo wijds als de Galibier, maar even steil en bijna even hoog. De klim, 20 lange kilometer, begint reeds enkele ogenblikken na het uitrijden van de stad. We zijn alleen op de weg deze morgen en met alleen bedoel ik geen ander menselijk gezelschap. We zien wel enkele wilde paarden, een hengst met 4 merries. Hij staat op wacht bij zijn schatjes en blijft ons van op een veilige afstand in het oog houden. Na nog enkele lussen hoger worden we bruusk afgestopt door een immense kudde schapen die de hellingen komt afgerold, de baan oversteekt en op een voor ons onzichtbaar pad zijn weg verder zet. De transhumance, de jaarlijkse trek van de kudden die de ganse zomer op de alpenweiden verblijven onder de hoede van enkele herders en nu, met de herfst en de barre bergwinter voor de deur terug trekken naar de vallei. Daar worden ze in grote kralen gedreven en gesorteerd om aan hun respectievelijke eigenaars te worden terug gegeven.  De passage van duizenden schapen, sommige met een bel rond de nek (de leiders), is ronduit spectaculair. Het is als een levende waterval die van de bergen stroomt. Ooien met lammeren, strakke goed gevleesde jonge rammen ( klaar voor het mes ! ) en zelfs hier en daar een in de schapenkudde verdwaalde geile geitenbok met vervaarlijke horens. Na een kwartier besluiten we toch om de auto stapvoets door de kudde te laveren. De dieren laten ons passeren en we zetten de tocht naar de top verder. Het weer is prachtig, de lucht onbewolkt en we genieten met volle teugen van het voorbijglijdende berglandschap. Af en toe houden we halt om te luisteren naar de absolute stilte die hier over deze ruwe rosten hangt of om de geluidloze vlucht van een arend te volgen. Op de top nemen we enkele foto's bij het monument.
De tweede col zijn we nog nooit opgereden. Col d'Agnel. Zwarte leisteen en overal water dat uit de flanken komt gesijpeld. Wijds, open, murmelende beekjes en nog steeds de staalblauwe hemel en de aangename warmte. Prachtig !
Boven op de top, de grens, de driekleur van Italië, rood wit en groen, de gewilde kleuren voor een perfecte pastaschotel.
De afdaling is lang. Gedurende meer dan dertig kilometer hoef ik het gaspedaal niet te beroeren. Helemaal beneden een azuurblauw meer waar een wakkere Italiaanse jonge man een bar open houdt, bootjes verhuurt en de nodige accommodatie heeft voorzien om het windsurfers en andere watersporters naar de zin te maken. We houden er een sanitaire stop, drinken een aperitief aan het water en besluiten om ons oorspronkelijke reisdoel, Milaan, te schrappen (te warm, te druk) en in plaats daarvan door te rijden naar de Ligurische kust.
Op de landkaart kiezen we lukraak Savona en ik vraag aan mijn lieve GPS dame of de afstand doenbaar is. Ze zegt van wel en leidt ons via Cuneo, Mondovi en Ceva naar de uitverkoren badplaats.
De overgang van de redelijk koele, stille bergen en de rust van het doorzichtige meer naar een overbevolkte kustplaats, waar we geen enkel plaatsje vinden om ons oud ijzer te parkeren, is veel te bruusk. We zijn er niet goed van en besluiten om verder op langs de kust een geschikter plaats te zoeken. Die denken we gevonden te hebben in Spotorno. We vinden er langs de ringweg, even buiten het oude centrum een mooi uitziend hotel. We krijgen er ruim plaats voor de auto in een ondergrondse garage en een hoekkamer met 2 terrassen met uitzicht op de tuin. Heel raar, de receptioniste, die later de bazin zal blijken te zijn eist de sleutel van de auto. Wij denken dat die moet dienen als onderpand voor ons verblijf maar later zal de echte reden blijken.
We wandelen even in het oude stadscentrum, vinden dit aantrekkelijk en omdat ook het hotel en de kamer aan onze wensen voldoen haasten we ons om ons verblijf onmiddellijk met 3 dagen te verlengen.
We eten in de Excalibur en drinken nog een glas in het café van Gigi, dat we na een tweede glas uitroepen tot onze stamkroeg. Ook op vakantie zoekt een mens wat thuisgevoel en houvast.
Spotorno dus.
De volgende dag houden we ons onledig met lezen, rondslenteren aan het strand, pootje baden, pasta eten in de Excalibur en stamkroegbezoek (bis) bij Gigi. De vriendelijke man zorgt zelfs telkens voor een bordje lekkere tapas.
Bella Italia. Zalig.

donderdag 22 september 2011

Masochisme


Het Lac d'Annecy ligt te blinken in de zon. We rijden op de drukke oever richting Faverges en Albertville. Ons einddoel voor vandaag is Briançon, de hoogst gelegen Europese stad, beroemde en beruchte aankomstplaats tijdens de Ronde van Frankrijk, hoofdplaats van de vallei van Serre Chevalier. Op onze trips door La Douce verzamelen we cols. De meeste Alpencols hebben we al, sommige zelfs dubbel. Vooraleer het klassieke trio Télégraphe, Galibier, Lautaret aan te vallen vinden we kort na Annecy de col de Frêne en de col d' Eschaux, twee zogezegd niemendalletjes die nog niet tot onze collectie behoorden, zachte lopende cols waar zelfs Bommeke Toonen niet uit de achterdeur van het peloton zou vallen.
We picknicken in Valloire, een dorpje aan de voet van de Galibier. Het is een pleisterplaats voor de sportievelingen die met de fiets de haarspeldbochten, het klimpercentage en de koude bergwinden in de steenwoestijn van deze Alpenreus willen bedwingen. Naast de bergrivier, woeste wit-grijze gletsjerpis, werd een grote parking aangelegd met sanitaire voorzieningen, eettafels, afvalcontainers en rustbanken.
Wielertoeristen overal.
Sommigen zien er getraind uit en rijden gezwind de hellingen op. Anderen trekken hun te zware lijf, puffend en zwetend, in een vlaag van masochisme langs de rotswand omhoog. Ik denk dat ik naakt gebonden, de mondklem, smeltend kaarsvet, de stiletto's en het zweepje van de Meesteres zou verkiezen moest ik van het lijden een plezier willen maken.
We klimmen  boven de boomgrens tot meer dan 2646 meter hoog. Hier groeit verspreid enkel nog wat mos tussen de keien. De laatste bochten voor de top zijn erg steil, onbeschermd voor het ravijn, heel dikwijls in de mist gehuld. En dan de afdaling ...  De eerste haarspeldbochten na de top zijn duizelingwekkend, alleen te nemen in eerste versnelling. De motor loeit ons door het hoogteverschil. Na drie bochten parkeer ik de auto om mijn knikkende knieën even te laten bekomen.  Het landschap dat zich hier onder ons uitstrekt is ongelofelijk en onbeschrijfelijk mooi. Al voor de derde keer in mijn leven mag ik dit aanschouwen en ik weet dat ik er nog zal komen inch Allah.
De Galibier is een magneet, de stilte boven een Sirenenzang, Onweerstaanbaar.
We glijden nu langs de zachte glooiîngen van de Lautaret de met hotels en skiliften volgebouwde vallei van Serre Chevalier binnen.
We rijden een rondje door Briançon en keren terug naar La Salle des Alpes, waar we een Logis de France hadden gespot. We hebben een blind vertrouwen aangekweekt in de hotels die dit opschrift mogen dragen. Vandaag stoten we echter weerom op een blijkbaar ongestelde hotelbediende. Ze is zeker niet vriendelijk, handelt traag en niet efficiënt en smeert ons nog wat  extra kosten aan voor een internetverbining die niet goed zal blijken te werken. Ze wil de idenditeitskaart van elk van ons en slaagt er niet in een fotocopie te nemen. De kamer aan de rustige achterzijde van het hotel bevalt ons echter wel omdat het gemurmel van een beekje onze romantische zielen naar de armen van Morpheus zal begeleiden.
We weigeren wel, een beetje als wederdienst, om een plaats in haar restaurant te reserveren en trekken er op uit in het dorpje. Ze kijkt sip. Ze heeft haar verdiende loon.
We gaan nog een biertje drinken in het plaatselijke café bij een groep werkloze berggidsen en vinden daarna een gezellig kelderrestaurant.  De vriendelijke (dat kan ook) eigenares, lang zwart haar, geheel gekleed in wit linnen, wat zwaar in de heupen maar toch elegant, prijkt op foto's in de gang naast alle wielervedetten die hier de laatste jaren een rit van de Tour hebben gewonnen. Richard Virenque is hier kind aan huis.
Ze serveert ons een voorgerechtje van het huis, een amuse-gueule, en daarna een perfect gebakken zalmforel. Litertje witte huiswijn erbij en daarna vrolijk en voldaan naar ons huurnest 200 meter verder.


woensdag 21 september 2011

Schellebelle


Het is "l'heure bleue", het prachtige uur net voor zonsopgang , wanneer we over het vernieuwde asfalt van de brug van Vilvoorde rijden. Heel weinig verkeer, uitgerust, blij te kunnen reizen, zalige muziek op de radio. We vermijden het spitsuur van Brussel, Luxembourg, Metz en Nancy. De bedoeling is om de kleinere wegen te nemen via Epinal, Besançon en Bourg en Bresse om zonder extra kosten in de Alpen te geraken.
Mijn GPS dame is vermoedelijk ongesteld en ze blijft me nukkig naar de tolweg sturen die ons van Nancy naar Grenoble moet brengen. Ik durf haar niet tegenspreken tijdens haar moeilijke dagen, neem toch een uurtje later stiekem en voorzichtig een niet door haar geplande afrit, en zo belanden we vroeger dan verwacht in de Alpendorpjes.
's Middags vinden we op een alp, op de grens met Zwitserland, een dun bevolkt terras aan een blokhut. Je kan er een vlugge maaltijd krijgen en we eten er ham en meloen, spaghetti bolo (zo zeggen de Fransen dat) en een assortimentje  kaas. In de omringende weiden loslopende koeien. Enkele notabelen onder de melkproducenten dragen een welluidende bel. In de verte zien we de eeuwige sneeuw.
We maken een prachtige autorit door de Haute Jura en besluiten een hotel te zoeken in de buurt van  Annecy. We gaan naar hotel Les Rochers, waar we verleden jaar ook een nacht logeerden. Er is plaats in de annex La Chrissandière, een grote villa onder strodak met zwembad midden in een plantsoen van dennenbomen en rodondendrons. Boodschappen doen in Le Casino om een casse-croute samen te stellen die we in de tuin en in de aangename warmte van de zonsondergang verorberen. Daarna kletsen we nog wat met onze enige buren, een ouder koppel Auvergnats.
We genieten nog na van de klank van de mooie plaatsjes die we passeerden : Châtillon en Michaille, Bellegarde sur Valserine en La Balme de Sillingy.
Iets zoals in Vlaanderen : Lampernisse, Lotenhulle, Schellebelle...

woensdag 14 september 2011

Piu d' ieri, meno di domani

"Herinneringen zijn gemaakt van wonderlijk materiaal, bedrieglijk en toch dwingend, machtig en soms vaag. Men kan geen staat maken op zijn herinneringen, en toch bestaat er geen andere werkelijkheid dan degene die we in ons geheugen dragen. Elk ogenblik dat wij beleven dankt zijn zin aan het voorgaande. Tegenwoordige tijd en toekomst zouden zinloos worden als de sporen van
ons verleden uit ons bewustzijn gewist waren.
Tussen ons en het niets staat ons herinneringsvermogen, een problematisch en breekbaar bolwerk".
Uit Klaus Mann, Het Keerpunt.

Eerste zin, de voornaamste, aanhef van het boek van Geert Mak, "De eeuw van mijn vader".
Zo waardevol is ook de eerste handdruk, de eerste klank van een stem, de eerste oogopslag, de eerste geur van het huis of van een vrouw. De eerste zintuiglijke waarneming van de andere, zo belangrijk dat ze in grote mate bepalend is of je deze indruk zult opslaan in de hectaren van het geheugen om er later ieder moment van je leven, vaak ongewild aan te toetsen.
En nu, in Verona, tijdens deze reis die we maken, tijdens de vele uren die we dicht- tesamen doorbrengen, smaak ik opnieuw en nog steeds je kracht en je jeugd die ik vele jaren geleden voor het eerst heb mogen proeven.


zondag 4 september 2011

Spiegelpaleis

We duiken de tunnel onder de Oosterschelde in, we zweven  over de Noordzee op de dammen van de Deltawerken, Duiveland, Neeltje Jans, Overflakkee en bereiken de vlakte van de Maas. Het immense doolhof van de haven van Rotterdam, Europoort en dan de snelweg naar Den Haag.
Het Hampshire Greenpark hotel is een paleis, zeven hoog, deels gebouwd op palen boven een stadsmeer in Leidschendam, deelgemeente van Den Haag. Aan de overzijde van het hotel een enorm winkelcentrum met parkings op de daken en parkings er rond. Twee tramhaltes die rechtstreekse verbinding geven met het centrum, met Delft en Scheveningen. Druk.
We lopen geluidloos over het dons van de tapijten in de gang. De kamer heeft een groot schuifraam dat  via het terras uitgeeft op het meer. Er spuit een fontein in het midden van de watervlakte. Er zwemmen eenden, zwanen en op een meerpaal zit een aalscholver zijn vlerken te drogen. King size bed, flatscreen tv, een geriefelijke badkamer en kasten met spiegels. Van de drukte rond het winkelcentrum is niets meer te merken.
We gaan een hapje eten in het even verder gelegen "De volle Maan", een brasserie waarvan de gelagzaal paalt aan hetzelfde meer. Broodje hete kip voor mij en slaatje met parmaham voor Haar.
We nemen de tram naar het blauwe Delft, stad aan de Schie. We stappen uit aan de molen die op de typische tegeltjes uit keramiek is afgebeeld. De molen staat in de steigers ter renovatie. Via het begijnhof bereiken we de binnenstad met zijn smalle straatjes en zijn grachten en bruggetjes. Even waan ik mij in Amsterdam en ik neem enkele foto's die je ook in de hoofdstad zou kunnen nemen. De Oude Kerk en de markt zijn heel mooi zelfs onder de klaterende regenbuien. We zoeken een schuilplaats in een café en wachten op een mogelijkheid om droog de tramhalte te bereiken. 
We eten 's avonds naast het hotel in een Oriëntaals restaurant dat een wok buffet aanbiedt en waar een Chinese kok met gevaarlijk messengezwaai vlees snijdt en roostert op de grill. "Showcooking" staat er op de menukaart. Bij kaarslicht eten we voornamelijk lekker gebakken vis en garnalen van de tepanyaki en enkele spiesjes gemarineerd varkensvlees met gebakken rijst.
Klank en lichtspel van donder en bliksem over het meer. Groots spektakel ter gelegenheid van Haar verjaardag. Het giet water.

In het spiegelpaleis beklimt de Koningin in zijde en kant Haar troon.

Den Haag is een weidse stad die op het prachtige Binnenhof de Nederlandse regering herbergt. Het is nog ochtend als we het Hof doorkruisen samen met enkele uitbundig fotograferende oudere Japanse dames. Indrukwekkende locatie.
We wandelen nog naar het paleis "Noordeinde", waar Beatrijs verblijft als haar ambt haar verplicht in Den Haag te zijn. Het kasteel is eigenlijk een indrukwekkend rijhuis, in een gewone straat. Het wordt afgeschermd met een traliehek met in gouden letters de wapenspreuk van Nederland; "Je Maintiendrai"  (Ik zal handhaven).
Tegenover het paleis houdt Willem van Oranje, in de regen, te paard de wacht. Wat verder achter de ruiter in een klein plantsoen het betonnen silhouet van Wilhelmina, de oorlogskoningin, moeder met de brede heupen. "Eenzaam maar niet alleen" staat er gebeiteld op het monument.
Aan het hek staat een werkloze ijscoman. De radioactieve dames fotograferen onvermoeibaar.
Het Plein staat vol met platen- en boekenstalletjes. Het water loopt van de plastieken geïmproviseerde dakbedekking. Men verkoopt er ook oude prenten en schilderijen. Ik koop er " De eeuw van mijn vader" van Geert Mak en een nog verzegelde cd van  " l' Oiseau de Feu" en " Le Sacre du Printemps" van Igor Stravinsky.
"Samen 4 euro", zegt de boekenman en "voor die prijs mag het je het boek zelfs twee keer lezen".
Haagse humor.
We schuilen in een café. Op de kaart een merkwaardig cocktail genaamd "Karnejus", een mengeling van karnemelk en sudderans, zoals de Hollanders zeggen. Jus d'orange dus.
Ik heb het niet geproefd...
Het café zit vol met oudere mensen keurig in het pak, de zondagse kerkdienst is net ten einde. Er hangen historische schilderijen aan de muur, waaronder enkele voluptueuze naakten en het bloederige tafereel van een matador en een stier ("Un peu de sang pour faire un peu de boue", zingt Brel in één van zijn schitterende chansons). De gereformeerden eten zuinig een puntje aardbeitaart en drinken een glaasje thee, gezellig keuvelend.
Calvinisten op leeftijd.
Calvenijnen. 
We nemen onder de aanhoudende regen tram 1 naar Scheveningen. We stappen uit aan het beroemde Kurhaus, en nemen het treintje dat je in een half uur tijd een mooi overzicht geeft van dit stadsdeel van Den Haag aan zee. De beroemde overdekte pier (nu privé eigendom van de hotel- en restaurant keten Van der Valk, de toekan in de volksmond) wordt druk bezocht. Meeuwen teisteren de omgeving. Een dame die kibbeling eet, ziet haar portie gestolen door één van die krijsende vogels in scheervlucht. De dame zoekt verschrikt dekking in een café. Net een scène uit "The Birds" van Hitchcock.
De haven is groter dan ik dacht en richt zich voornamelijk op de vissersvloot. De avenue langs de zee is een enorm bouwterrein, de grootse plannen van heraanleg worden op de schutting bijna in echte afmeting tentoongesteld. "Men wil er iets Spaans van maken" zegt de inboorling die het treintje bestuurt en uitleg geeft in het Nederlands en het Duits en voorwaar men heeft reeds palmbomen aangeplant op de promenade.
Wil men een poging doen om de Nederlandse toerist in eigen land te houden ?
No way, José ! U zal ze overal blijven tegenkomen.
We eten in het Italiaans restaurant aan het Kurhaus en moeten van het nochtans overdekte terras wegvluchten naar droger oorden. Ongewild komt er water bij de wijn. De Siciliaanse ober komt een praatje maken en we krijgen van een Amsterdams koppel tips om ons volgende bezoek aan hun stad nog aangenamer te maken.
Naast het restaurant schalt muziek. Tango festival in Scheveningen. Vijf koppels dansen. De magere dames in splitrok en op hoge hakken. Rood en zwart. Glimmend.
Melancholieke erotiek.
Onder de gutsende regen rijdt de tram ons langs de verschrikkelijke woonkazernes van de randstad naar Leidschendam terug.

In het spiegelpaleis...