maandag 26 september 2011

Ongezond gekraak

De zon is nog maar nauwelijks uit het ei van de nacht gekropen wanneer de wandelende tak onze auto  de garage uitrijdt. We steken ons hand op ten afscheid en hij wuift vriendelijk terug. We gaan op weg naar Bussolengo om er ons reeds lang geboekt verblijfsoord te gaan verkennen.  Eerst richting Genova, zegt mijn elektronische madam, daarna Piacenza, Brescia en dan naar Verona. Autostrada, tolweg. Veel vrachtverkeer noordwaarts met vooral koelwagens met groenten, fruit en kazen. In trosjes hangen de chauffeurs rond in de verbruikszaal en de winkel van het benzinestation waar we even verpozen. Luidruchtig koffie slurpende mannen met stoere tatouages, bebaard, besnord, hier en daar een piercing. Vriendelijke reuzen met een eenzaam beroep.
Hotel Montrésor Tower kan je reeds vanaf de autostrade zien staan. De GPS zegt dat we nog nog 6 kilometer van ons einddoel verwijderd zijn maar de 15 verdiepingen tellende wijnrode toren zien we blinken in het landschap. Geen gedoe voor een parkeerplaats. Ruimte genoeg rond het hotel. De schaduw van de toren beschermt de auto een beetje tegen de loodzware hitte.
Ruimte genoeg in het hotel. Enorme inkomhall, fris door de airco. Verscheidene salons, een bar en een pentagon balie bemand door vijf bedienden.
De check-in verloopt zeer vlot. Het vouchernummer wordt ingevoerd in de computer en we krijgen direkt een kamertoegangswerktuig - hier vind ik een nieuw woord uit, eenvoudige sleutels bestaan blijkbaar niet meer- waarbij de bediende toch enige uitleg moet geven. De man spreekt een zangerig Italoënglischa - ook een nieuwe term die ik hier ter plaatse verzin- . Kamer 1707, zevende piano. Ik moet, zegt hij, om de deur te openen eerst mijn vinger op een plaatje leggen juist onder de deurkruk. Dan, zegt hij, zal er een rosso light branden en dan moet ik het plastieken plaatje dat aan het grote koperen nummer 1707 bevestigd is lento naar het rosso light toe bewegen. Dan, zegt hij, zal er een verde light oplichten en dan posso entrare.
Ik vraag nog een toegangscode voor het internet en er volgt weer een hele uitleg. 2 euro voor 1 uur, zegt hij, 5 euro voor 12 uur, zegt hij. Ik merk op dat ik nog maar zelden in een hotel van die klasse geweest ben waar ik internettoegang moest betalen. Hij put zich uit in verontschulsdigingen en begrip en zegt dat hij mijn klacht aan de manager zal melden. ( 's Anderendaags krijg ik met de glimlach 12 uur gratuito con complimenti )
Er is maar één lift in dit enorme hotel. Ze hangt in een glazen koker. Het stijgen naar niveau 7 is geruisloos en het geeft een kick om zo vrij door het luchtruim te zweven.
Ik hou mijn duim aan het plaatje onder de deurkruk, rood licht, ik breng de badge langzaam nader naar het plaatje. Groen licht, maar het rode blijft ook branden en ik krijg geen beweging in de deur. Opnieuw. Idem. Opnieuw. Idem dito. Onnieuw, weer rood en groen. Ondertussen ben ik een ietsiepietsie nerveus geworden en wanneer de volgende keer rood en groen blijven branden geef ik een hengst op de deurklink. Er klinkt nog even een ongezond gekraak in het mechanisme en ik krijg de deur open. Dagen naëen speelt de klink met mijn ge weet wel wat tot ik ondervind, geheel toevallig trouwens, dat het rosso light verdwijnt als je pianissimo de badge terugtrekt als beide lichtjes branden. De deurklink beweegt zelfs spontaan naar beneden.
De kamer is fantastisch. We lopen als twee kleine kindereen naar het kamerbrede venster dat een indrukwekkend vergezicht biedt op Bussolengo en de omliggende heuvels. Het raam kan ongeveer tien centimeter openkantelen maar dan valt onmiddellijk de airco uit. De ingenieurs hebben hier veel arbeid verricht.
Een lekker bad, een schoonheidslaapje na de 350 kilometer en dan, het is al avond, een kleine verkenning van de omgeving. De jacht naar voedsel. B spot een reclamepaneel dat wijst naar een in het groen verborgen restaurant. De zaak zit goed vol maar we worden vriendelijk een tafel toegewezen naast de open waterput in de luchtige ruimte onder armdikke oude blauweregens. De eigenares is een Zwitserse en ze loodst ons in het Frans door de kaart. We nemen tortelloni van het huis, mooie pastavouwen met een lichte roomsaus met witte wijn en witte truffelolie. Nadien Carpaccio van rundsvlees, een flinke portie flinterdunne plakjes rauw vlees van het filetstuk, versierd met gedroogde tomaatjes, rucola, geroosterde nootjes en schilfers van Grana Padano. Flesje Valpolicella erbij, de wijn van de streek.

We roepen Alla Bossona uit tot ons stamrestaurant.

zondag 25 september 2011

Piet


We reizen om te leren, zegt men, maar wat hebben we tot nu toe op onze reis geleerd ?

  - op de weg:
 Dat wanneer je de snelheidsregeling in acht neemt en na een minuutje in je achteruitkijkspiegel loert, er een agressieve haaienmuil van een BMW aan je bumper kleeft. De ADHD'er knippert met zijn koplampen en maakt obscene gebaren. Waarom zit er achter het stuur van dergelijke ergerlijke carrosserieën nooit een normaal mens?

   - op restaurant:
Neem alles wat je maar kan bedenken en eetbaar is ( groeten, vlees, vis, schelpdieren, wat saus), roer er  met liefde beetgaar gekookte pasta door, bestrooi het met grana padano en je maakt gelijk welke Italiaan gelukkig..

   - in het algemeen:
De zon maakt korte jurkjes,
De zon maakt lange benen,
De zon maakt pareltjes op je huid.
De zon maakt elke mooie vrouw nog mooier.


zaterdag 24 september 2011

De wandelende tak



Ik weet haast zeker dat Gigi, ieder jaar op de zaterdag die het dichtst bij 19 maart valt, zijn café in de namiddag sluit om zich samen met zijn buren en zijn vrienden naar de kustboulevard in Spotorno te begeven om naar de doortocht van de wielerwedstrijd Milaan - Sanremo te gaan kijken. Hier, langs de Riviera, valt de Primavera (de lenteklassieker) in zijn definitieve plooi. De tocht van Milaan naar de Ligurische kust is meestal zonder geschiedenis, maar nu, langs de via Aurelia, breekt de hel los.
We besluiten het parcours van deze klassieker te verkennen. Het televisie verslag had vorig jaar zoveel mooie beelden vertoond van de kustbaan en de amandelbloesem dat we van deze tocht de hoofdreden voor onze reis hadden gemaakt.
We gaan dus naar de ondergrondse garage van de Villa Rina om er onze auto te gaan halen. We beseffen echter dat we de sleutels hebben moeten afgeven en gaan die eerst terug vragen aan de toffe dame aan de balie. Die kijkt verbaasd op. " In deze hitte de auto nemen en wat gaan rondrijden?".  We zeggen haar dat we de weg naar Sanremo willen rijden. Ze zegt iets van multi problemas en ze grijpt naar een tenen mandje in een kast. De mand ligt vol bosjes autosleutels. Ze belt iemand op en gaat ons voor naar de garage.
Daar beseffen we ook dat er "problemas" zijn.
De garage gelijkt op het tweede dek van de Herald of Free Enterprise na de scheepsramp in Zeebrugge. Een mozaïek van auto's, veel te dicht tegen elkaar geparkeerd, alle achteruitkijkspiegels ingeklapt. Enkel een wandelende tak kan zich in deze chaos bewegen. Er staan nog 4 wagens op het hellend vlak voor de poort. Na wat zoekwerk met de afstandsbedieningen worden die eerst op de straat gezet. Ze behoren blijkbaar toe aan het hotelpersoneel en het is een kok die zich met het verplaatsen bemoeit.  De dubbele elektrische garagepoort wordt opgerold. Nu verschijnt uit het niets de wandelende tak in de persoon van een graatmagere maghrebijn.  De man identificeert via de afstandsbedieningen die de knipperlichten in werking stelt de andere wagens die ons nog hinderen. Hij glijdt vervolgens in profiel tussen de auto's, wringt zich naar binnen en begint  met ongeziene stuur- en rijmanskunst de garage te evacueren tot wijzelf  onze auto kunnen bereiken. Ondertussen regelt de hotelbazin het gestremde verkeer voor het hotel terwijl ze de mand met de overblijvende sleutels zorgzaam tegen haar weelderige boezem klemt. Het zweet parelt op haar aangezicht. Ze blijft glimlachen naar de toeterende chauffeurs.
Ikzelf, helemaal geen wandelende tak, trek mijn kleren strak en probeer nu ook in de auto te glijden en geleid door de allesrijder rij ik achterwaarts het hellend vlak op. Wanneer ik hem bijna over de tenen rijd steekt hij nog lachend zijn duim omhoog.  Alle wagens worden nu weer de garage ingereden tot de volgende kliënt zich aandient om een ritje te maken en alles kan opnieuw beginnen. We merkten deze morgen bij het ontbijt dat het hotel completo was en dat stond ook vermeld op een bordje bij de balie. Elke hotelgast parkeert zijn auto in de ondergrondse garage. Problemas dus.
De wandelende tak voorzag een drukke dag.
De GPS dame krijgt verlof. Het is praktisch onmogelijk om de verkeerde weg te nemen. Immer rechtdoor zo dicht mogelijk langs de kust blijven. Naar Sanremo is het 86 km ver en overal waar er maar enigszins plaats is staan wagens geparkeerd, staan moto's geparkeerd, staan lange rijen vespa's geparkeerd. De kust zit eivol baders, wandelaars en zonnekloppers. Niemand werkt nog in Italië, iedereen ligt op het strand. De rest loopt ons in de weg, steekt zonder kijken achteloos de weg over of hindert het verkeer door hun auto in een onmogelijk klein parkeergaatje te willen wringen.
Het is snikheet
We bereiken Imperia, het stadje waar de weg plots heel smal wordt en zich tussen de winkelgalerijen wringt. Het stadje ook met de heel mooie yachthaven waar we enkele blinkende cruiseschepen kunnen bewonderen, luxehotels op het water. Met heel veel geluk konden we onze auto parkeren op een plaatsje dat juist vrijkwam nadat ik heel hoofs gestopt was om de dame te laten uitrijden. Ze steekt als dank nog eens de hand op.
Rust en drank aan de kade tussen wit geüniformeerde matrozen en groepen oudstrijders met hun donna's die vandaag in de stad een reünie houden van het zoveelste regiment van de Alpenjagers. Ze dragen allemaal een groen Tirolerhoedje met een fazantenpluim op. Ze zijn nog niet dronken, maar het zal komen, dat zie je zo.
Na een uurtje rijden we verder langs de toch snedige capi, de Mele, de Cervo en de meer gekende capo Berta. Na iedere bocht krijgen we een nieuw prachtig postkaartuitzicht over de zee en de vele kleine dorpjes. Dit moet één van de mooiste routes van Europa zijn.
We naderen nu de voornaamste moeilijkheden van de klassieke wedstrijd, de steile Cipressa en de Poggio di Sanremo. Voor deze twee heuvels moet je de hoofdweg verlaten. Boven op de Cipressa heb je een wonderlijk uitzicht op de Poggio en de stad Sanremo. De Poggio zelf is korter en eigenlijk wel minder steil dan de Cipressa. Hij staat volgestouwd met serre's die de hitte door weerkaatsing nog groter maakt. De afdaling is smal en gevaarlijk en brengt je weer naar de via Aurelia en het centrum van Sanremo.
Wij parkeren zoals de Italianen parkeren. Je laat de auto achter waar geen reglementaire plaats meer is maar waar je denkt dat je niemand zal hinderen om weg te rijden. Op die manier kan je op de meest volle parkings nog je auto kwijt.
Wandelen door Sanremo is op zoek gaan naar de Via Roma en de fontein aan het begin van die laan, al jaren lang de aankomst van de beroemde wielerwedstijd. Een bedevaartplaats. Hier stak Nationale Eddy zeven keer als winnaar de armen in de lucht.
Blij er geweest te zijn.
We eten aan de haven een smakeloze pizza op het terras van een bistro van waar we uitzicht hebben op de overvolle parking waar we onze auto zijn kwijtgeraakt. Indien we toch in de weg zouden staan kunnen we onmiddellijk ingrijpen.
Een wagen met 3 carabinieri parkeert op het zebrapad voor ons terras. De politiemensen stappen uit en gaan doodgemoedereerd een capuccino nuttigen aan de bar en blijven kletsen met de knappe serveerster.
Zo leef je in Italië. Zo verdien je een president als Berlusconi.
We rijden terug naar Spotorno. Alle baders willen tegelijk naar huis. Het is enorm druk op de baan en het blijft loeiend warm, zelfs hier aan zee. Rijden is gevaarlijk. Je wordt omgord door rechts en links voorbijzoemende vespa's. Gelijk wespen komen ze van overal.
" Je moet ogen op je gat hebben" zegt Ze.
Ik parkeer op zijn Italiaans om in een self service wat gekoelde drank te halen.
File.
Villa Rina, Spotorno.
4 auto's op het hellend vlak van de ondergrondse garage.
Geen andere plaats te vinden.
B gaat de bazin halen.
Zij telefoneert en klemt de mand.
De kok verschijnt en verplaatst de auto's.
De garagepoort rolt elektrisch op.
De wandelende tak graait in de sleutelmand, betokkelt de afstandsbedieningen en ruimt een plaats voor onze wagen.
Hij rijdt zelf de Berlingo binnen.
Ik steek mijn duim omhoog naar de lachende bruine bonenstaak.
Nu naar Gigi en zijn tapas.
Bella Italia.

vrijdag 23 september 2011

De levende waterval


Van Briançon naar Italië is het twee cols ver.
Onze verzameling bevat reeds de eerste, de col d' Izoard. Het is een gesloten col, niet zo wijds als de Galibier, maar even steil en bijna even hoog. De klim, 20 lange kilometer, begint reeds enkele ogenblikken na het uitrijden van de stad. We zijn alleen op de weg deze morgen en met alleen bedoel ik geen ander menselijk gezelschap. We zien wel enkele wilde paarden, een hengst met 4 merries. Hij staat op wacht bij zijn schatjes en blijft ons van op een veilige afstand in het oog houden. Na nog enkele lussen hoger worden we bruusk afgestopt door een immense kudde schapen die de hellingen komt afgerold, de baan oversteekt en op een voor ons onzichtbaar pad zijn weg verder zet. De transhumance, de jaarlijkse trek van de kudden die de ganse zomer op de alpenweiden verblijven onder de hoede van enkele herders en nu, met de herfst en de barre bergwinter voor de deur terug trekken naar de vallei. Daar worden ze in grote kralen gedreven en gesorteerd om aan hun respectievelijke eigenaars te worden terug gegeven.  De passage van duizenden schapen, sommige met een bel rond de nek (de leiders), is ronduit spectaculair. Het is als een levende waterval die van de bergen stroomt. Ooien met lammeren, strakke goed gevleesde jonge rammen ( klaar voor het mes ! ) en zelfs hier en daar een in de schapenkudde verdwaalde geile geitenbok met vervaarlijke horens. Na een kwartier besluiten we toch om de auto stapvoets door de kudde te laveren. De dieren laten ons passeren en we zetten de tocht naar de top verder. Het weer is prachtig, de lucht onbewolkt en we genieten met volle teugen van het voorbijglijdende berglandschap. Af en toe houden we halt om te luisteren naar de absolute stilte die hier over deze ruwe rosten hangt of om de geluidloze vlucht van een arend te volgen. Op de top nemen we enkele foto's bij het monument.
De tweede col zijn we nog nooit opgereden. Col d'Agnel. Zwarte leisteen en overal water dat uit de flanken komt gesijpeld. Wijds, open, murmelende beekjes en nog steeds de staalblauwe hemel en de aangename warmte. Prachtig !
Boven op de top, de grens, de driekleur van Italië, rood wit en groen, de gewilde kleuren voor een perfecte pastaschotel.
De afdaling is lang. Gedurende meer dan dertig kilometer hoef ik het gaspedaal niet te beroeren. Helemaal beneden een azuurblauw meer waar een wakkere Italiaanse jonge man een bar open houdt, bootjes verhuurt en de nodige accommodatie heeft voorzien om het windsurfers en andere watersporters naar de zin te maken. We houden er een sanitaire stop, drinken een aperitief aan het water en besluiten om ons oorspronkelijke reisdoel, Milaan, te schrappen (te warm, te druk) en in plaats daarvan door te rijden naar de Ligurische kust.
Op de landkaart kiezen we lukraak Savona en ik vraag aan mijn lieve GPS dame of de afstand doenbaar is. Ze zegt van wel en leidt ons via Cuneo, Mondovi en Ceva naar de uitverkoren badplaats.
De overgang van de redelijk koele, stille bergen en de rust van het doorzichtige meer naar een overbevolkte kustplaats, waar we geen enkel plaatsje vinden om ons oud ijzer te parkeren, is veel te bruusk. We zijn er niet goed van en besluiten om verder op langs de kust een geschikter plaats te zoeken. Die denken we gevonden te hebben in Spotorno. We vinden er langs de ringweg, even buiten het oude centrum een mooi uitziend hotel. We krijgen er ruim plaats voor de auto in een ondergrondse garage en een hoekkamer met 2 terrassen met uitzicht op de tuin. Heel raar, de receptioniste, die later de bazin zal blijken te zijn eist de sleutel van de auto. Wij denken dat die moet dienen als onderpand voor ons verblijf maar later zal de echte reden blijken.
We wandelen even in het oude stadscentrum, vinden dit aantrekkelijk en omdat ook het hotel en de kamer aan onze wensen voldoen haasten we ons om ons verblijf onmiddellijk met 3 dagen te verlengen.
We eten in de Excalibur en drinken nog een glas in het café van Gigi, dat we na een tweede glas uitroepen tot onze stamkroeg. Ook op vakantie zoekt een mens wat thuisgevoel en houvast.
Spotorno dus.
De volgende dag houden we ons onledig met lezen, rondslenteren aan het strand, pootje baden, pasta eten in de Excalibur en stamkroegbezoek (bis) bij Gigi. De vriendelijke man zorgt zelfs telkens voor een bordje lekkere tapas.
Bella Italia. Zalig.

donderdag 22 september 2011

Masochisme


Het Lac d'Annecy ligt te blinken in de zon. We rijden op de drukke oever richting Faverges en Albertville. Ons einddoel voor vandaag is Briançon, de hoogst gelegen Europese stad, beroemde en beruchte aankomstplaats tijdens de Ronde van Frankrijk, hoofdplaats van de vallei van Serre Chevalier. Op onze trips door La Douce verzamelen we cols. De meeste Alpencols hebben we al, sommige zelfs dubbel. Vooraleer het klassieke trio Télégraphe, Galibier, Lautaret aan te vallen vinden we kort na Annecy de col de Frêne en de col d' Eschaux, twee zogezegd niemendalletjes die nog niet tot onze collectie behoorden, zachte lopende cols waar zelfs Bommeke Toonen niet uit de achterdeur van het peloton zou vallen.
We picknicken in Valloire, een dorpje aan de voet van de Galibier. Het is een pleisterplaats voor de sportievelingen die met de fiets de haarspeldbochten, het klimpercentage en de koude bergwinden in de steenwoestijn van deze Alpenreus willen bedwingen. Naast de bergrivier, woeste wit-grijze gletsjerpis, werd een grote parking aangelegd met sanitaire voorzieningen, eettafels, afvalcontainers en rustbanken.
Wielertoeristen overal.
Sommigen zien er getraind uit en rijden gezwind de hellingen op. Anderen trekken hun te zware lijf, puffend en zwetend, in een vlaag van masochisme langs de rotswand omhoog. Ik denk dat ik naakt gebonden, de mondklem, smeltend kaarsvet, de stiletto's en het zweepje van de Meesteres zou verkiezen moest ik van het lijden een plezier willen maken.
We klimmen  boven de boomgrens tot meer dan 2646 meter hoog. Hier groeit verspreid enkel nog wat mos tussen de keien. De laatste bochten voor de top zijn erg steil, onbeschermd voor het ravijn, heel dikwijls in de mist gehuld. En dan de afdaling ...  De eerste haarspeldbochten na de top zijn duizelingwekkend, alleen te nemen in eerste versnelling. De motor loeit ons door het hoogteverschil. Na drie bochten parkeer ik de auto om mijn knikkende knieën even te laten bekomen.  Het landschap dat zich hier onder ons uitstrekt is ongelofelijk en onbeschrijfelijk mooi. Al voor de derde keer in mijn leven mag ik dit aanschouwen en ik weet dat ik er nog zal komen inch Allah.
De Galibier is een magneet, de stilte boven een Sirenenzang, Onweerstaanbaar.
We glijden nu langs de zachte glooiîngen van de Lautaret de met hotels en skiliften volgebouwde vallei van Serre Chevalier binnen.
We rijden een rondje door Briançon en keren terug naar La Salle des Alpes, waar we een Logis de France hadden gespot. We hebben een blind vertrouwen aangekweekt in de hotels die dit opschrift mogen dragen. Vandaag stoten we echter weerom op een blijkbaar ongestelde hotelbediende. Ze is zeker niet vriendelijk, handelt traag en niet efficiënt en smeert ons nog wat  extra kosten aan voor een internetverbining die niet goed zal blijken te werken. Ze wil de idenditeitskaart van elk van ons en slaagt er niet in een fotocopie te nemen. De kamer aan de rustige achterzijde van het hotel bevalt ons echter wel omdat het gemurmel van een beekje onze romantische zielen naar de armen van Morpheus zal begeleiden.
We weigeren wel, een beetje als wederdienst, om een plaats in haar restaurant te reserveren en trekken er op uit in het dorpje. Ze kijkt sip. Ze heeft haar verdiende loon.
We gaan nog een biertje drinken in het plaatselijke café bij een groep werkloze berggidsen en vinden daarna een gezellig kelderrestaurant.  De vriendelijke (dat kan ook) eigenares, lang zwart haar, geheel gekleed in wit linnen, wat zwaar in de heupen maar toch elegant, prijkt op foto's in de gang naast alle wielervedetten die hier de laatste jaren een rit van de Tour hebben gewonnen. Richard Virenque is hier kind aan huis.
Ze serveert ons een voorgerechtje van het huis, een amuse-gueule, en daarna een perfect gebakken zalmforel. Litertje witte huiswijn erbij en daarna vrolijk en voldaan naar ons huurnest 200 meter verder.


woensdag 21 september 2011

Schellebelle


Het is "l'heure bleue", het prachtige uur net voor zonsopgang , wanneer we over het vernieuwde asfalt van de brug van Vilvoorde rijden. Heel weinig verkeer, uitgerust, blij te kunnen reizen, zalige muziek op de radio. We vermijden het spitsuur van Brussel, Luxembourg, Metz en Nancy. De bedoeling is om de kleinere wegen te nemen via Epinal, Besançon en Bourg en Bresse om zonder extra kosten in de Alpen te geraken.
Mijn GPS dame is vermoedelijk ongesteld en ze blijft me nukkig naar de tolweg sturen die ons van Nancy naar Grenoble moet brengen. Ik durf haar niet tegenspreken tijdens haar moeilijke dagen, neem toch een uurtje later stiekem en voorzichtig een niet door haar geplande afrit, en zo belanden we vroeger dan verwacht in de Alpendorpjes.
's Middags vinden we op een alp, op de grens met Zwitserland, een dun bevolkt terras aan een blokhut. Je kan er een vlugge maaltijd krijgen en we eten er ham en meloen, spaghetti bolo (zo zeggen de Fransen dat) en een assortimentje  kaas. In de omringende weiden loslopende koeien. Enkele notabelen onder de melkproducenten dragen een welluidende bel. In de verte zien we de eeuwige sneeuw.
We maken een prachtige autorit door de Haute Jura en besluiten een hotel te zoeken in de buurt van  Annecy. We gaan naar hotel Les Rochers, waar we verleden jaar ook een nacht logeerden. Er is plaats in de annex La Chrissandière, een grote villa onder strodak met zwembad midden in een plantsoen van dennenbomen en rodondendrons. Boodschappen doen in Le Casino om een casse-croute samen te stellen die we in de tuin en in de aangename warmte van de zonsondergang verorberen. Daarna kletsen we nog wat met onze enige buren, een ouder koppel Auvergnats.
We genieten nog na van de klank van de mooie plaatsjes die we passeerden : Châtillon en Michaille, Bellegarde sur Valserine en La Balme de Sillingy.
Iets zoals in Vlaanderen : Lampernisse, Lotenhulle, Schellebelle...

woensdag 14 september 2011

Piu d' ieri, meno di domani

"Herinneringen zijn gemaakt van wonderlijk materiaal, bedrieglijk en toch dwingend, machtig en soms vaag. Men kan geen staat maken op zijn herinneringen, en toch bestaat er geen andere werkelijkheid dan degene die we in ons geheugen dragen. Elk ogenblik dat wij beleven dankt zijn zin aan het voorgaande. Tegenwoordige tijd en toekomst zouden zinloos worden als de sporen van
ons verleden uit ons bewustzijn gewist waren.
Tussen ons en het niets staat ons herinneringsvermogen, een problematisch en breekbaar bolwerk".
Uit Klaus Mann, Het Keerpunt.

Eerste zin, de voornaamste, aanhef van het boek van Geert Mak, "De eeuw van mijn vader".
Zo waardevol is ook de eerste handdruk, de eerste klank van een stem, de eerste oogopslag, de eerste geur van het huis of van een vrouw. De eerste zintuiglijke waarneming van de andere, zo belangrijk dat ze in grote mate bepalend is of je deze indruk zult opslaan in de hectaren van het geheugen om er later ieder moment van je leven, vaak ongewild aan te toetsen.
En nu, in Verona, tijdens deze reis die we maken, tijdens de vele uren die we dicht- tesamen doorbrengen, smaak ik opnieuw en nog steeds je kracht en je jeugd die ik vele jaren geleden voor het eerst heb mogen proeven.


zondag 4 september 2011

Spiegelpaleis

We duiken de tunnel onder de Oosterschelde in, we zweven  over de Noordzee op de dammen van de Deltawerken, Duiveland, Neeltje Jans, Overflakkee en bereiken de vlakte van de Maas. Het immense doolhof van de haven van Rotterdam, Europoort en dan de snelweg naar Den Haag.
Het Hampshire Greenpark hotel is een paleis, zeven hoog, deels gebouwd op palen boven een stadsmeer in Leidschendam, deelgemeente van Den Haag. Aan de overzijde van het hotel een enorm winkelcentrum met parkings op de daken en parkings er rond. Twee tramhaltes die rechtstreekse verbinding geven met het centrum, met Delft en Scheveningen. Druk.
We lopen geluidloos over het dons van de tapijten in de gang. De kamer heeft een groot schuifraam dat  via het terras uitgeeft op het meer. Er spuit een fontein in het midden van de watervlakte. Er zwemmen eenden, zwanen en op een meerpaal zit een aalscholver zijn vlerken te drogen. King size bed, flatscreen tv, een geriefelijke badkamer en kasten met spiegels. Van de drukte rond het winkelcentrum is niets meer te merken.
We gaan een hapje eten in het even verder gelegen "De volle Maan", een brasserie waarvan de gelagzaal paalt aan hetzelfde meer. Broodje hete kip voor mij en slaatje met parmaham voor Haar.
We nemen de tram naar het blauwe Delft, stad aan de Schie. We stappen uit aan de molen die op de typische tegeltjes uit keramiek is afgebeeld. De molen staat in de steigers ter renovatie. Via het begijnhof bereiken we de binnenstad met zijn smalle straatjes en zijn grachten en bruggetjes. Even waan ik mij in Amsterdam en ik neem enkele foto's die je ook in de hoofdstad zou kunnen nemen. De Oude Kerk en de markt zijn heel mooi zelfs onder de klaterende regenbuien. We zoeken een schuilplaats in een café en wachten op een mogelijkheid om droog de tramhalte te bereiken. 
We eten 's avonds naast het hotel in een Oriëntaals restaurant dat een wok buffet aanbiedt en waar een Chinese kok met gevaarlijk messengezwaai vlees snijdt en roostert op de grill. "Showcooking" staat er op de menukaart. Bij kaarslicht eten we voornamelijk lekker gebakken vis en garnalen van de tepanyaki en enkele spiesjes gemarineerd varkensvlees met gebakken rijst.
Klank en lichtspel van donder en bliksem over het meer. Groots spektakel ter gelegenheid van Haar verjaardag. Het giet water.

In het spiegelpaleis beklimt de Koningin in zijde en kant Haar troon.

Den Haag is een weidse stad die op het prachtige Binnenhof de Nederlandse regering herbergt. Het is nog ochtend als we het Hof doorkruisen samen met enkele uitbundig fotograferende oudere Japanse dames. Indrukwekkende locatie.
We wandelen nog naar het paleis "Noordeinde", waar Beatrijs verblijft als haar ambt haar verplicht in Den Haag te zijn. Het kasteel is eigenlijk een indrukwekkend rijhuis, in een gewone straat. Het wordt afgeschermd met een traliehek met in gouden letters de wapenspreuk van Nederland; "Je Maintiendrai"  (Ik zal handhaven).
Tegenover het paleis houdt Willem van Oranje, in de regen, te paard de wacht. Wat verder achter de ruiter in een klein plantsoen het betonnen silhouet van Wilhelmina, de oorlogskoningin, moeder met de brede heupen. "Eenzaam maar niet alleen" staat er gebeiteld op het monument.
Aan het hek staat een werkloze ijscoman. De radioactieve dames fotograferen onvermoeibaar.
Het Plein staat vol met platen- en boekenstalletjes. Het water loopt van de plastieken geïmproviseerde dakbedekking. Men verkoopt er ook oude prenten en schilderijen. Ik koop er " De eeuw van mijn vader" van Geert Mak en een nog verzegelde cd van  " l' Oiseau de Feu" en " Le Sacre du Printemps" van Igor Stravinsky.
"Samen 4 euro", zegt de boekenman en "voor die prijs mag het je het boek zelfs twee keer lezen".
Haagse humor.
We schuilen in een café. Op de kaart een merkwaardig cocktail genaamd "Karnejus", een mengeling van karnemelk en sudderans, zoals de Hollanders zeggen. Jus d'orange dus.
Ik heb het niet geproefd...
Het café zit vol met oudere mensen keurig in het pak, de zondagse kerkdienst is net ten einde. Er hangen historische schilderijen aan de muur, waaronder enkele voluptueuze naakten en het bloederige tafereel van een matador en een stier ("Un peu de sang pour faire un peu de boue", zingt Brel in één van zijn schitterende chansons). De gereformeerden eten zuinig een puntje aardbeitaart en drinken een glaasje thee, gezellig keuvelend.
Calvinisten op leeftijd.
Calvenijnen. 
We nemen onder de aanhoudende regen tram 1 naar Scheveningen. We stappen uit aan het beroemde Kurhaus, en nemen het treintje dat je in een half uur tijd een mooi overzicht geeft van dit stadsdeel van Den Haag aan zee. De beroemde overdekte pier (nu privé eigendom van de hotel- en restaurant keten Van der Valk, de toekan in de volksmond) wordt druk bezocht. Meeuwen teisteren de omgeving. Een dame die kibbeling eet, ziet haar portie gestolen door één van die krijsende vogels in scheervlucht. De dame zoekt verschrikt dekking in een café. Net een scène uit "The Birds" van Hitchcock.
De haven is groter dan ik dacht en richt zich voornamelijk op de vissersvloot. De avenue langs de zee is een enorm bouwterrein, de grootse plannen van heraanleg worden op de schutting bijna in echte afmeting tentoongesteld. "Men wil er iets Spaans van maken" zegt de inboorling die het treintje bestuurt en uitleg geeft in het Nederlands en het Duits en voorwaar men heeft reeds palmbomen aangeplant op de promenade.
Wil men een poging doen om de Nederlandse toerist in eigen land te houden ?
No way, José ! U zal ze overal blijven tegenkomen.
We eten in het Italiaans restaurant aan het Kurhaus en moeten van het nochtans overdekte terras wegvluchten naar droger oorden. Ongewild komt er water bij de wijn. De Siciliaanse ober komt een praatje maken en we krijgen van een Amsterdams koppel tips om ons volgende bezoek aan hun stad nog aangenamer te maken.
Naast het restaurant schalt muziek. Tango festival in Scheveningen. Vijf koppels dansen. De magere dames in splitrok en op hoge hakken. Rood en zwart. Glimmend.
Melancholieke erotiek.
Onder de gutsende regen rijdt de tram ons langs de verschrikkelijke woonkazernes van de randstad naar Leidschendam terug.

In het spiegelpaleis...

zaterdag 3 september 2011

Gebed




Dood. Heb geen angst. Talm niet
voor mijn deur. Kom binnen,
Lees mijn boeken. In negen van de tien
kom je voor. Je bent geen onbekende.

Hou me niet voor de gek met kwalen
waarvan niemand de namen durft te noemen.
Leg mij niet in een bed tussen de kwijlende
kinderen die van ouderdom niet weten wat ze zeggen.
Klop mij geen geld uit de zak
voor nutteloze uren in chique klinieken.

Veeg je voeten en wees welkom.





Eddy van Vliet