donderdag 22 december 2011

Schatplichtig







Ze slaapt en dat is stil. Dan sneeuwt het in de kamers
Van het huis waarin ik woon met mijn vriendin.

Ze ligt er naakt en wit, een ademende steen,
Een groot en lastig beeld waaraan ik mij moet stoten,
Een scherp gewicht dat ik moet dragen alle dagen,
Alle nachten dat haar slaap me uit de slaap houdt.

Ik ben met haar alleen. Alleen met haar kom ik
De jaren afgewandeld want haar naam wijst me de weg
En in haar blik zie ik mijn blinde tijd weerspiegeld.

Ze ligt er naakt en wit, een ademende steen
Waaraan ik heel mijn bot bestaan geslepen heb
En slijp, ook als ik slaap en roepend van haar droom.






Leonard Nolens

uit: Geboortebewijs

Amsterdam: uitg. Querido 1988





maandag 5 december 2011

Oudejaar in Luik



La Cité Ardente brandt niet meer. De ring van vuur, van Ougrée over Tilleur naar Seraing is gedoofd. De industrie met haar hoogovens, wit gloeiend staal en het vuurwerk van gensters behoort tot de archeologie. Tochtige, vervallen fabrieksgebouwen en monsterachtig grote magazijnen vol graffiti schreeuwen om afbraak.
De uniforme huizen in de arbeiderswijken van Montegnée, Saint-Nicolas en Grâce- Hollogne lijken nog grauwer dan anders onder de miezerige regen die op dit jaareinde de enige uiting is van wat winterweer zou moeten zijn.
Wij zouden oudejaarsavond vieren in een grote stad en onze keuze viel op Luik. Het is al late namiddag wanneer we de autostrade verlaten en de zacht aflopende weg naar de vallei van de Maas volgen. Verrassend snel arriveren we in het centrum van de stad, die we volledig moeten doorkruisen om ons hotel aan de Qaie Léonard te bereiken.
De erg jonge timide juffrouw aan de balie geeft ons de badge voor kamer 417. Mooie kamer met aparte bedden en een vreselijk uitzicht op een bouwvallige omgeving. Wij terug naar de balie waar ik aan de bevallige maagd vertel dat we als pas gehuwd paartje zouden wensen samen in een groot bed te slapen. Ze bekijkt ons, schat onze leeftijd in, en ze bloost. (Haar wangen kleuren zo rood als de voetbaltruitjes van Standard, en geloof me, die zíjn rood. Ik zoek ieder voorjaar naar pelargoniums in dát rood om het terras op te fleuren). Ze reikt ons een andere badge aan en wenst ons een aangenaam verblijf toe.
De kamer op het tweede verdiep is heel wat beter. Ze biedt uitzicht op de oude kloostertuin en in de verte het oorlogsmonument in de vorm van een obelisk op de citadel, waar ook het grootste ziekenhuis van Luik is gebouwd.
Even later passeren we het balievrouwtje bij het naar buitengaan opnieuw, ze wuift heel even en zet haar liefste glimlach op.
Oudejaarsavond en het is zacht weer op weg naar het stadscentrum, een kwartiertje stevig geärmd doorstappen eerst langs de place Léonard, een gapend gat in het halfduister waar vroeger de beruchte gevangenis Lantin stond en dan de rue Féronstrée met de ingang van het museum Le Grand Curtius, de place Barthélemy met het prachtig geschilderd kerkje uit de twaafde eeuw en de vele mooie oude huizen. De feestverlichting is eenvoudig in zijn uniforme herhaling, mooi maar niet pronkerig of overdreven. Er klinkt geen muziek. Het is bij valavond alsof de stad al slaapt. Straks zal alles wel levendig worden. Nieuwjaar dient gevierd.
Langs de Place du Marche met zijn vele nog gesloten restaurants en café's komen we aan het stadhuis en tien stappen verder op de grote Place Saint-Lambert, het historische centrum van de stad, met het prachtig gerestaureerde paleis van de Prinsbisschoppen en het imposante Palais de Justice.

Nu ligt hier voor iedereen die het zien wil een gapende nog bloedende wonde.

Het reuzenrad staat onverlicht en nutteloos in de duisternis. De vele kerststalletjes zijn gesloten. De sfeer is kil, er loopt weinig volk, het plein baadt niet in het licht. De bussen rijden voorzichtig tot aan de geraamten van de wachthokjes. Hier stonden op de bewuste dag argeloze mensen op het verkeerd moment op de verkeerde plaats. Prooien voor een krankzinnige moordenaar.
Er ligt een stapel ruikers onder de zitbankjes. De weinigen die op vervoer wachten staan niet bij elkaar maar houden zwijgend afstand. Tegenover de bushokjes, ingebouwd in de wand van de straat die zich verliest in een tunnel, is een broodjeszaak gevestigd. De vitrines dragen nog de sporen van het uitzinnig moment van enkele weken geleden. De sterretjes in het glas, veroorzaakt door de granaatinslagen vormen een lugubere kerstversiering. Er brandt licht aan de toog maar er is niemand in de zaak.
Hier omvat en begrijpt ge in één ogenblik het woord "wezenloos".
Enkele maanden geleden stonden wij hier ook te wachten op bus 71bis, die ons naar de Citadel bracht waar onze wagen geparkeerd stond. Ik herinner mij de massa volk die hier op dit knooppunt op het openbaar vervoer stond te wachten. Ik kan me de paniek voor de geest halen die hier ontstond toen iemand van op het verhoog boven de broodjeszaak begon te schieten met een automatisch geweer en granaten in het rond smeet. Ik kan het me het heel goed voorstellen, dit onvoorstelbare. Ongewild wordt ge óók getroffen hier op deze plek en ge kunt niet anders dan heel stil zijn en je deelachtig maken en voelen aan het drama dat hier is gebeurd.
Kippenvel en haren die ten berge rijzen wanneer enkele jonge Afrikaanse knapen denken van een andere sfeer te moeten brengen in deze drukkende omgeving. Ze gooien enkele voetzoekers waarvan de ontploffingen echoën tegen de muren van het roerloze plein. Plots hangt hier de scherpe zure reuk van buskruit en angst. Iedereen kijkt naar iedereen. Wij verlaten stilletjes de plaats van onheil, goed beseffend dat na een moeilijke genezing hier een litteken zal overblijven dat nooit helemaal zal verdwijnen.

zaterdag 3 december 2011

De schrijftafel




Het moet zowat vijftig jaar geleden zijn, Romain, en vandaag, op jouw begrafenis, herinner ik mij onze eerste echte kennismaking. Jij was de jongen van op het einde van onze straat, de stille schuchtere onopvallende sprieteling, nog jonger dan ikzelf, die op een mooie zaterdagmorgen de kleedkamer van de voetbalploeg kwam binnengestapt. Zo ging dat nog in die tijd, je kon van de ene dag op de andere deel uitmaken van de groep jeugdspelertjes, alleen al omdat je voetbalschoenen had gekregen van André de schoenmaker ( hij woonde ook in onze straat ).  In zijn werkplaats, waar het altijd naar lijm rook en waar een bak stond met alle maten nageltjes, hing er een rek aan de muur en daarop stonden gebruikte schoenen die hij weer had opgelapt en opgepoetst tot bruikbaar materiaal. Hij had er je een paar gegeven en je was ingelijfd in de ploeg. Ik weet nog dat je spontaan naar de voorlinie stapte en dat je je na enkele matchen ontpopte tot een flitsende linksbuiten en een onmisbare man in ons team.
We ontmoetten elkaar enkel op zaterdagmorgen op een veelal koude winterwei waar we ons de ziel uit het lijf voetbalden. Na het voetbal splitsten onze wegen. Wij gingen elk naar een andere school in een andere stad.
Jouw zus huwde mijn broer en enkele tijd later huwde jij mijn zus. Jouw ouders en mijn moeder woonden in dezelfde straat. Jullie bleven alle vier in de vertrouwde omgeving.
Ik viel uit het nest en wandelde een andere kant op.
Voor ons allemaal kwamen er kinderen, we bouwden onze huizen en timmerden zonder omkijken aan onze levensweg. Jij timmerde graag, letterlijk dan, en ik zag je enkele keren bezig in het atelier dat je erfde van je vader. Ik bewonderde je zelfverworven vakmanschap, en je maakte voor mij ( " Ge moet massief hout nemen. Notelaar ") een prachtige boekenkast die een gehele muur bedekt en een ingewerkte schrijftafel, drie meter lang. Je plaatste ze met zorg en met precisie. Ze is nog altijd het pronkstuk van ons huis.
Aan die tafel, midden mijn boeken, schrijf ik nu mijn herinneringen op.
Ik denk aan een zeldzaam familiefeest. Lieve had gekookt, de kinderen waren er allemaal en er werd gelachen en gepraat. Je sprak als verslaafd coureur de wens uit om naar Santiago de Compostela te fietsen, en er de kerk te bezoeken met het breed en wild uitzwaaiend wierookvat. Ik zou je volgaarne begeleiden met een mobilhome en wat opgevrolijkt door de goede wijn destilleerden we al de eerste etappes. We zouden door Frankrijk rijden, ik zou je gids zijn want ik kende de route. We zouden de Camino volgen langs de Costa Verde, we zouden...
Je verlangde daarnaar, Romain, je had er een doel van gemaakt en er je trainingen op afgestemd. Die begeerte werd echter nooit een noodzaak en langzaam ebden die plannen weg samen met jouw door een vreselijke ziekte gekwelde emoties en motoriek.
Deze week, maandagmorgen vroeg, belde je zoon me en zei dat je na een lange, gelukkig niet helemaal bewuste lijdensweg, 's nachts zachtjes was ontslapen. Thuis, want dat wou je en dat wou iedereen. Mijn zus, je vrouw verzorgde je jarenlang met een engelachtige en bewonderenswaardige overgave.
De kleine dorpskerk was overvol.
De dienst was erg klassiek, zoals het in deze gemeente hoort, met die bazelende pastoor en zijn stereotype vertelsels.
Je kleinkinderen gaven de begrafenis een pakkende toets.
Ik bracht je deze week een laatste groet. Ik heb een diepe buiging voor je gemaakt.
Hier in dit huis zal ik aan deze, jouw schrijftafel iedere dag even aan je denken.