dinsdag 25 december 2012

Kerstbloem





Ik zou graag de rode kerstbloem geweest zijn die groeit op de Canarische eilanden, niet omdat de bloem een paradijsvogel is die ooit vastgroeide aan een plant - een mens is niet vrij genoeg om een vogel te zijn - en ook niet omdat het een bloem is want een mens is niet mooi genoeg om een bloem te zijn; maar omdat die bloem naar lava ruikt en ik een mens zou zijn niet meer van vlees maar van vulkaansteen, was ik graag de rode kerstbloem geweest.




uit : Conversatie met mijn bloemen
Paul Snoek
Verzamelde Gedichten
Manteau Antwerpen/Amsterdam




dinsdag 18 december 2012

Slipje





Als ze genadeloos traag, geeuwend, héhé,
een peperduur slipje van niks op de vloer laat landen
(sex hoort net als luxe met mysterieuse x)
waarna ze haar voor zijn handen veel te vele twee

borsten laat zien, kijkt hij beneden aan haar bleke
benen op naar wat, geen meter hoog, hij 't hoogste acht:
lippen  die slechts lippen zijn en die niet spreken,
en iemand die boven zijn smeken staat en niet laat merken dat   
                                                                                           ze lacht.


Want vrouwen hebben machtige geslachten, hoge wonden,
venusbergen, spelonken, vouwen
waarin verloren nachten nooit meer worden teruggevonden,

en daar spelen ze mee
zoals de Mona Lisa met toeristen en de maan met de zee,
adembenemend, en met iets van een licht verachten.




Herman de Coninck   

Te voet over de Lethe
Arbeiderspers Antwerpen Amsterdam




donderdag 29 november 2012

Zeg aan de kinderen dat wij niet deugen

 
 
Zeg aan de kinderen dat wij niet deugen.
Zeg dat wij kinderen maken ’s nachts
Om ze ’s ochtends zachtmoedig te kraken, zeg
Aan de zoon als hij dwarsligt aan tafel en zingt
Om met liedjes zijn honger te stillen, zeg

Dat wij de muziek uit zijn mond zullen nemen,

Dat wij hem klein zullen krijgen met melk
En slaag, met zuurverdiend brood en examens.
Zeg dat zijn dorst de manieren moet leren
Van ons, een dwergvolk van vaders en moeders.
Wij hebben geen noten op onze zang.
 
 
 
© 2011, Leonard Nolens
Zeg aan de kinderen dat wij niet deugen
 Querido's Uitgeverij, Amsterdam/Antwerpen, 2011

zaterdag 3 november 2012

Een schitterend gebrek





Als ik één ding kan is het liefhebben. Dat lijkt niet veel bijzonders, maar ik ben er trots op. Ik heb het geleerd zoals een zwerfhond leert zwemmen: omdat hij met de rest van de worp in een jutezak werd gepropt en in een snelstromende rivier is geworpen.
Die ene die het tegen alle verwachting in gered heeft, dat ben ik.
Met in mijn oren nog het gejank van degenen die het niet haalden, moest ik leren ergens van houden.
Ik ben niet ten onder gegaan.
Ik heb de kant bereikt.
Ik heb lief.
Andere mensen dragen hun verdriet in hun hart. Ongezien holt dat hen vanbinnen uit. Het is mijn redding geweest dat ik mijn verdriet aan de buitenkant draag, waar het niemand kan ontgaan.





Uit: Een schitterend gebrek
Arthur Japin
Arbeiderspers Amsterdam

vrijdag 2 november 2012

Het koperen keteltje






Als dan het koperen keteltje vol as
van wat ik was wordt leeggeschud
over het geduldig gras,
mijn lief sta daar niet voor schut

en veeg de rimmel van je wangen.
Denk aan de vingers die deze regels schreven
in onze tijd van verlangen
en die je streelden tijdens hun leven.

En lach om wat ik was, ondermeer
het gesnurk in de bioscoop
de onderbroek die steeds afzakte,

de debiele grap en de logge loop
naar jou keer op keer
toen ik je nu warme weelde pakte.


Uit ‘Sonnetten’ (1986).

dinsdag 2 oktober 2012

Alles van waarde is weerloos






Eén van de meest bekende dichtregels van Lucebert (Amsterdam, 1924 – Alkmaar, 1994) is 'Alles van waarde is weerloos' uit het gedicht 'De zeer oude zingt' uit 1974. De zin staat in grote letters op de gevel van café Trefpunt in Gent



De zeer oude zingt


er is niet meer bij weinig
noch is er minder
nog is onzeker wat er was
wat wordt wordt willoos
eerst als het is is het ernst
het herinnert zich heilloos
en blijft ijlings

alles van waarde is weerloos
wordt van aanraakbaarheid rijk
en aan alles gelijk

als het hart van de tijd
als het hart van de tijd

zondag 9 september 2012

De gedaanten van de goden

Waar de talpa caeca, de blinde mol, zijn blik
Verborgen onder blauwzwart dons, ritten en luchtkokers
Gravend zijn nagels slijpt, en waar de wijnen rijpen
En bacteriën hun voedzaamheid bewijzen, daar,
Dicht bij de wortels en wormen, in een koud
En ongemakkelijk donker...


Telkens een grote stad voor ons zijn schoot opent denk ik aan deze verzen van Leonard Nolens uit Liefdes verklaringen, Querido, Amsterdam


Opatov is het tweede station op de C lijn van het ondergrondse spoornet van Praag. Het ligt aan de zuidrand van de stad bij een netwerk van buslijnen die onafgebroken reizigers spuwen die zich dan met grote spoed naar het gapende gat begeven en er in verdwijnen als water wanneer men de stop uit de wastafel trekt. Op de trappen wordt je aangevallen door Aeolus, de god van de wind, die de gedaante heeft aangenomen van een luchtstroom met tornado allures. Heel merkwaardig hoe iedereen hier op die twintig dalende trappen zich schrap moet zetten tegen de onwelriekende wind die van uit de darmen van de stad zijn weg zoekt naar buiten. Hoeddragers proberen hun hoofddeksel tegen te houden, mijn broek flappert rond mijn benen en iedereen plooit zijn lichaam schuin tegen de wind. Dan kom je in een grote gang waar de wind plots niet meer voelbaar is maar waar de lucht nu riekt naar gebraden worst en uien. Achter een dikke wand van gewapend glas zit links van ons een gezette dame die ons door vijf gaten in de wand een dagticket hoort vragen. Ze scheurt de gevraagde bewijsjes van een rol en incasseert twee maal 110 Tsjechische Kronen. Ze scheidt de munten en werpt ze met een geoefend gebaar bij hun soortgenoten in de verschillende bakjes. Ze wenst ons met de aangeleerde vriendelijkheid van loketbedienden "dobre den", een goede dag, en wendt zich al tot de volgende klant. Ik probeer van de korte wachttijd gebruik te maken om een foto te nemen van het groezelig staatsrestaurant waar de armen van de buitenwijken een calorierijk maaltijd kunnen komen nemen, maar het flitslicht van de camera alarmeerde een forse baardman die zijn soep aan het opslurpen was en hij stormt naar buiten en jaagt me met een woeste blik van bij de refter vandaan. Ik voel me wat schuldig. Ik mocht die armoede niet blijvend willen vastleggen maar moest ze diskreet hebben opgeslagen in de hectaren van mijn geheugen.
Opatov dus. Algauw kijken we in de lichtende ogen van het metrostel dat uit de pikzwarte tunnel komt aangeschuurd en halt houdt met een gerucht van ijzer op ijzer. Iedereen instappen. Alle zitplaatsen zijn bezet. Het is druk alhoewel het spitsuur reeds een hele tijd voorbij is. De meeste mensen staren voor zich uit, enkelen hebben enorm veel werk met hun I phone, maar iedereen deint mee op het dwingend ritme van het nu sterk versnellende trein: do-des-ka-den, do-des-ka-den, do-des-ka-den tot in Chozov. Veel volk waaronder een oude sjofele dame die twee schattige whippet hondjes aan de lijn heeft. Ze schuilt met de windhondjes achter een atleet die een deel van het platform afzet met zijn montainbike en reeds gaat het alarm af dat het sluiten van de deuren aankondigt. Do-des-kaden, do-des-ka-den op weg naar Roztyly waar de hondjes de dame de deur uit trekken waarna de mountainbiker zijn fiets wat dichter tegen de wand zet. In Kacerov komt de godin Venus in de gedaante van een langbenige schoonheid het coupé binnen. Ze gunt niemand een blik en troont, zich bewust van haar schoonheid, op een apart zitje. De mannen kijken haar bewonderend aan, de vrouwen doen alsof ze haar niet hebben gezien. Do-des-ka-den naar Bujodovicka waar twee zwaar bewapende politie agenten opstappen en opzichtig plaatsnemen tegen de deurpost. Blauw in de metro : hoera !. Ze noteren dat het rustig is in de trein en stappen in Pankrac weer af. Naar Prazsheko Povstani toe, blijkbaar de langste afstand, rijdt de trein heel snel. De zwarte muren van de mollengang zijn aanraakbaar dicht en het geluid en geknars zwelt aan tot een geluisniveau waar elkaars woorden begrijpen niet meer mogelijk is. Juist voor het station van Vysehrad, reeds deel van heet oude stadsdeel van Praag, komt de mol uit de grond. Het perron kijkt uit op een plein waar een Thais restaurant gevestigd is. De gele parasolletjes geven de plaats een zuiders uitzicht en we besluiten in de terugreis dit terras met een bezoekje te vereren.( We eten er enkele uren later nems met een pikante dipsaus, inktvis en rijst en drinken huisgemaakte vruchtenlimonade uit een literkan). Daarna I.P Pavlova, heel veel volk en weer politiemensen - Praag is een veilig stad, zeggen de gidsen -.
We stappen uit in de halte Museum en twee tellen later staan we voor het standbeeld van Wenceslav, èèn van de patroonheilgen van de stad, en even verder bij de gedenksteen waar Jan Palach, de filosofiestudent die hier zichzelf in brand stak en met die daad de Praagse Lente inluidde. Helemaal in de ban van deze historische plaats zetten we ons op een terrasje en kijken naar de vrije voorbij ijlende burgers van Praag.

vrijdag 7 september 2012

Litanie voor Praag

Praag is een stad van van alles te veel.
Te veel torens
te veel kastelen,
te veel kloosters
te veel kerken,
te veel stenen,
te veel bruggen,
te veel gevels ,
te veel trams,
te veel volk.
Maar al die overvloed tesamen is een overvolle beker van schoonheid in geel en goud en alle pastel uit de kleurdoos van het licht.
te veel winkels,
te veel duiven,
te veel auto's,
te veel beelden,
te veel juweliers,
te veel restaurants,
te veel musea.
Maar al die drukte tesamen is een kolk van leven waarin je gaarne verdrinkt.

De karakteristieke metrogeur (smidse en teer), komt ons vanuit het tochtgat Opatov toegewaaid. Opatov is het dichtstbijzijnde station waar de gratis hotelshuttle ons heeft naar toe gebracht. Dicht bij de ingang vergapen we ons aan een groezelig volksrestaurant achter een vuile bedampte vitrine. Een tiental armoezaaiers lepelen er rechtstaande aan de hoge tafels een dikke soep uit grote borden. Uit schroom durven we niet blijven staan kijken en we sluiten aan bij de stroom reizigers die zich langs ouderwetse winkeltjes en walmende worstenkraampjes naar de perrons begeeft.
De trein raast naar Chodov, Kacerov, Budejovcka, Pankrac en nog enkele andere stations met Slavische namen tot aan het kruispunt Museum waar we op lijn A overstappen die ons naar Malostranska brengt, de drukke halte aan de voet van de burcht van Praag.
De oude steil oplopende plaveiweg met te veel trappen leidt ons tussen te veel luidruchtige Hollanders, te veel Koreanen, te veel Russen, te veel Jappen met mondmaskers naar de "Zwarte Toren", de achteringang van de burcht. Halfweg is een café'tje niet aan onze aandacht ontsnapt en we drinken een koele Tsjechische pils op een onooglijk terras met zes stoeltjes maar met een vijfsterrenuitzicht op de prachtige stad. Voor het eerst in Praag bemerken we diep onder ons de Vltava, beter bekend als de Moldau, de stroom die Bedrich Smetana zo prachtig bezingt en beschrijft in zijn beroemd en door iedereen gekend orkestgedicht.
Helemaal boven is het panorama nog indrukwekkender. De Aziaten showen de modernste fotocamera's en klikken zich de kramp in hun wijsvinger.
"Prazsky Hrad" is de Tsjechische naam van de ommuurde vesting hoog boven de oude stad aan de stroom. Hier functioneert de president van het land en aan de ingangen waken soldaten in gala-uniform, strak in de houding, de bajonet op het geweer. Deze stad in de stad wordt toeristisch zeer goed uitgebaat. Je kan je geld kwijt aan eetstandjes, in soevenierwinkeltjes, in café's en restaurants en zelfs in enkele sanitaire gelegenheden waar plassen een halve euro kost. In ieder museum wordt inkomgeld gevraagd, in iedere kerk of kapel moet je betalen om even bij de Heer te zijn en zelfs aan het "gouden straatje", waar vroeger de bedienden en de arbeiders van de burcht woonden, wordt ons door een stalen draaihek de toegang ontzegd tenzij we het mechanisme met een munt doen kantelen.
Maar zonder te betalen is er nog genoeg te zien. Overal kust Heer Barok dame Gothiek en je kan er gratis heimelijk naar lonken. Op de binnenplaats van het speelgoedmuseum (die de grootste Barbiepoppen verzameling ter wereld herbergt ) wordt ook gelonkt naar het bronzen naakt van een Adonis. De fraaie penis van de mooie jonge man is door de aanraking van de voorbijgangers zuiver gehouden en hangt in al zijn glorie te blinken op het door de handdruk van de tijd vervuilde beeld.
De Sint Vitus kathedraal, het koninklijk paleis en de drie binnenplaatsen zijn te mooi en te indrukwekkend om door mij te kunnen worden beschreven. Ge moet het zien om het te geloven.
We verlaten dit oord van schoonheid door de monumentale poort. De soldaten geven geen krimp en trotseren de fotograferende horde toeristen. Onder ons, achter een eeuwenoude muur ligt het wereldberoemde panorama dat deze stad aan de bewonderende mensheid biedt. Ook de paters Premonstratenzers vonden deze aanblik verleidelijker dan de ogen van een vrouw en bouwden hoog op de belendende heuvel het Strachov klooster. De opbrengsten van een duur restaurant en het wonderlijke uitzicht verzachten er hun eenzaamheid.
We dalen nu langzaam af langs de Nerudastraat naar de Mala Strana, eerst langs een groot park, daarna tussen een eindeloze aaneenschakeling van winkeltjes en horeca zaken omgeven door veel te talrijke en sterk van elkaar verschillende exemplaren van wat men de Homo Sapiens noemt. "l' Enfer c'est les autres" beweerde Sartre, en hier midden de volkerenstroom in het hete Praag, begrijp ik de man beter dan ooit. We vinden zonder te zoeken een oase in de vorm van een kleine verlaten binnentuin van een niet beklant restaurant. We drinken er roze Sekt en Urquell pils en eten garnalen en steak.
Aangesterkt, maar met stramme kuiten, volgen we les autres naar het centum van de stad : de Karelsbrug die de Moldau temt en de twee delen van de stad verbindt. En hier mag de litanie van te veel opnieuw beginnen, maar het is allemaal zo mooi, bijna té mooi. De stroom zingt onder ons zijn eeuwig lied en de stoere torens en de beelden zijn trots op hun verleden en trekken zich niets aan van de mensen die de oude kasseien doen blinken en als mieren, maar dan ordeloos, over de brug wriemelen.
We verlaten de massa en laten de roltrappen van het Staromestska metrostation ons diep onder de stad naar het drukke perron brengen. Een half uurtje later spoelen we in het hotel het stadsstof af, maar we weten nu al dat we terug zullen gaan en weer gaan proeven van het te veel en weer veel te veel foto's zullen nemen van deze wonderlijke stad. Druk, van alles te veel, maar zo mooi, zo mooi...

vrijdag 17 augustus 2012

Beste Helpdesk

Beste helpdesk,

Een aantal jaren geleden ben ik van versie Verloofde 7.0 overgestapt naar Vrouw 1.0 en ik heb opgemerkt dat het programma een applicatie heeft geïnstalleerd genaamd Baby 1.0 die heel veel ruimte inneemt op de harde Schijf. Deze applicatie wordt niet vernoemd in de gebruikershandleiding van Vrouw 1.0 .
Bovendien installeert Vrouw 1.0 zichzelf in alle andere programma's en start zichzelf op zodra ik willekeurig elk ander programma open. Op deze wijze saboteert het de correcte uitvoering van andere programma's. Sommige programma's zoals HeleNachtFeesten 2.5, AvondjeKroegMetVrienden 10.9 en VoetbalOpDeBuis 16.4 werken zelfs helemaal niet meer!
Daarbij komt nog dat een bepaald achtergrond programma (een virus?) zichzelf auto-installeert waardoor Schoonmoeder 1.0 opstart, het hele systeem vastloopt en Vrouw 1.0 ineens raar gaat doen. Het lukt niet om dit programma te deïnstalleren en dat is bijzonder ergerlijk, vooral als ik het programma ZondagochtendVrijen 3.0 wil uitvoeren. Het lijkt er zelfs op dat sommige onderdelen hiervan permanente bugs vertonen. Bijvoorbeeld het commando C:\VrijenOpZaterdagavond.exe activeert ineens niet meer. Ik overweeg om weer gebruik te gaan maken van Verloofde 7.0 , maar de deïnstallatie van Vrouw 1.0 lijkt buitengewoon ingewikkeld en ik kan niet inschatten welke gevolgen dat zou kunnen hebben voor andere programma's zoals Baby 1.0 die, ik moet het toegeven, mij toch zeer bevalt. Kunt u mij helpen?

Een ontmoedigde gebruiker



Antwoord van de heldesk:

Geachte gebruiker,

Uw klacht komt regelmatig voor bij onze gebruikers en heeft meestal een perceptiefout als grondslag.
Vele gebruikers gaan over van Verloofde X.0 op Vrouw 1.0 met het verkeerde idee dat Vrouw 1.0 slechts een ontspannings-en utility-programma is.
Vrouw 1.0 is daarentegen meer dan dat; Het is een compleet Operating System, gecreëerd om al uw toepassingen te beheren en te controleren. Het is vrijwel onmogelijk om Vrouw 1.0 te deïnstalleren en te downgraden naar Verloofde 7.0 want Verloofde 7.0 zal Zich dan precies zo gedragen als Vrouw 1.0, hetgeen inhoudt dat het niet veel uitmaakt. Hetzelfde doet zich voor bij Schoonmoeder X.0. Deze programma's, van een oudere generatie, zijn afgeleid van Vrouw 1.0 en er doen zich vaak compatibiliteitsproblemen bij voor. Deze toepassingen zijn slecht bestand tegen de moderne virussen, zullen al snel aangetast worden en vervolgens vanzelf verdwijnen. Sommige gebruikers proberen de hele harde schijf opnieuw te formatteren om vervolgens VerloofdePlus of Vrouw 2.0 te installeren, maar dat kan grote complicaties hebben (zie gebruikershandleiding de paragrafen: Alimentatie en Co-ouderschap).

Belangrijk: indien u Verloofde 8.0 installeert, ga dan vervolgens niet onmiddellijk over op Vrouw 2.0 want de compatibiliteitsproblemen die zullen ontstaan, zullen complexer zijn dan met Vrouw 1.0. De versies Vrouw 3.0 en Vrouw 4.0 tenslotte, zijn voor gevorderden en gespecialiseerde gebruikers, bovendien zeer duur en niet aan te raden voor normale gebruikers. Mocht het u met geen enkel van deze systemen lukken, dan raden wij aan om Vrijgezel 1.0 of Trio 5.3 te proberen?

Maar eerder nog adviseren wij u gebruik te blijven maken van Vrouw 1.0 en er voorzichtig mee om te springen. Ik persoonlijk maak al jaren succesvol gebruik van Vrouw 1.0 en kan u uit ervaring aanraden de hoofdstukken Frequently Asked Questions en Veelgemaakte Fouten te raadplegen. Vrouw 1.0 is een zeer gevoelig programma en gaat onmiddellijk over op veilige modus bij fouten. Dat houdt in dat u zeer behoedzaam met het programma dient te werken, gegeven het feit dat bij Vrouw 1.0 van iedere fout die zich voordoet, willekeurig welke, de oorzaak onvermijdelijk bij u ligt. De oplossing ligt meestal bij het gebruik van het commando C:\Sorry.exe zodra zich een onregelmatigheid voordoet.

Probeer het gebruik van escape te vermijden, evenals backspace, want hierna zult u het paardenmiddel C:\Sorry.exe\Bloemen\All moeten gebruiken om het programma weer te laten functioneren, En - zoals u weet - moet u dit niet te vaak doen. Vrouw 1.0 is een interessant programma, maar kan enorme uitgaven met zich meebrengen bij onjuist gebruik. Ik raad u dan ook aan om de uitbreidingsets aan te schaffen: Bloemen 5.0, Sieraden 2.3 ofwel WeekendCenterParks 3.2 U kunt hiervoor tevens gebruik maken van JaSchat 14.7 of JeHebtGelijkLieverd 8.0. U kunt deze programma's downloaden van het internet en hun resultaten zijn redelijk tot goed.

Let op! Installeer nooit VanavondKomenMijnVrienden 4.6, SekretaresseInMinirokje 3.3 of Vriendin 1.1! Deze programma's werken niet in de Vrouw 1.0-omgeving en kunnen onherstelbare schade veroorzaken aan uw systeem.
Om C:\VrijenOpZaterdagavond.exe te laten werken, dient u eerst andere commando's zoals C:\HaarDronkenVoeren.exe of C:\DiamantenHalssnoer.exe uit te voeren.

Nog vragen? Bel met: 0900-WaarBenIkAanBegonnen (1,50 Euro/min)

Veel succes namens de helpdesk


donderdag 19 juli 2012

Miniatuurtje




Zij is drie uur bevrucht
en reeds zijn haar borsten vermenigvuldigd.

Zij denkt: " Een glazen raap is het
die ik in mij draag. "

Of: " De aap van de dood
woont in mijn maag. "

En zij knelt haar gleuven samen,
en dat ander hart in haar
klopt als een specht.




Uit: Figuratief
Isis en de beesten
Hugo Claus

vrijdag 6 juli 2012

Bij de dood van Gerrit Komrij

Verplaatsing


Ik ken een man die uit zijn stoel opstaat,
Zich kalm verheft, zich bukt en met zijn hand
Het stof bedachtzaam van zijn broekspijp slaat,
Voelt of zijn buikriem naar believen spant,
Opnieuw zijn rug strekt, door een niemandsland
Van meubelen en schemerlampen waadt,
Bij een van kruk voorziene deur belandt
Waar hij zijn kamer zonder erg verlaat -

En die, in het aangrenzende vertrek,
waar geen gezeur of hindernis hem wacht
En alles hem doodvriendelijk toelacht,

Een ruimte, kortweg, waar hem niets bedreigt,
Een heimwee - alverterend, knettergek -
Naar de zojuist verlaten kamer krijgt.



© Gerrit Komrij
Luchtspiegelingen
uitg. De Bezige Bij 2001



en nog enkele citaten:


“Engelse koffie heeft nog 't meest weg van water waar ze met een katapult een koffieboon doorheen hebben gejaagd, waarna het cichoreimannetje er zijn zak in heeft gewassen.”


“Huishoudelijke tip: met alcohol kan je alles bewaren, behalve geheimen.”

dinsdag 3 juli 2012

God van de Liefde

Hij en ik zijn de enigen. Hij en ik zijn de laatsten. En niemand kunnen wij het leren.

Als ik weet dat hij op doorreis is, kan ik niet meer slapen. De avond voor zijn komst lig ik te woelen in mijn bed, rook de ene sigaret na de andere, kleed me in het holst van de nacht aan, ga naar de kroeg, drink en wacht tot het eerste licht zijn machtige verschijning aangekondigd heeft. Pas dan maak ik mij mooi en ren met zeven haasten naar het station.
Als hij de brede trap afdaalt, mag ik van hem niet naar hem kijken. Dat doe ik toch, al wordt mijn blik verblind door zijn voorhoofd, zijn ogen, zijn tanden. Hij komt naast me staan en zegt mijn naam. Ik ken de zijne niet. Nooit raakt hij mij aan, maar zijn stem kruipt langs mijn oren in mijn borst en baant zich dan een weg tot diep in mijn maag. Dat doet pijn. Tranen springen in mijn ogen. Alles brandt.
We lopen de hele dag door de stad. Hij raakt me met geen vinger aan, praat de hele dag op mij in. Zijn stem streelt mijn tepels en mijn kruis tot ik bijna kom. Urenlang moet ik mijn liefde verbergen en wachten op het donker. Dan gaan we naar mijn huis en in het duister zoek ik ons bed.
Ik kniel, ik hel naar voren, rustend op mijn handen. Ik doe alles wat zijn stem dicteert. Mijn hangende borsten doen zeer van het wachten, zijn handen raken mij niet aan. Als ik de tastende kop van zijn penis voel tegen mijn aars, als ik voel hoe hitte mijn vulva zoekt, moet ik een schreeuw onderdrukken. Ik snik onhoorbaar, want hij slaat me als ik kom. Dan dringt hij zacht in mij en blijft daar roerloos tot het licht wordt. Als hij voelt dat hij gaat komen, trekt hij zich terug en komt niet en verdwijnt. Dan moet ik wachten tot hij weer op doorreis is.

Hij en ik zijn de enigen. Hij en ik zijn de laatsten. En niemand kunnen wij het leren.



Uit: "Dagboek van een dichter" van Leonard Nolens
Querido Amsterdam

zondag 24 juni 2012

Wat ze zei daarnet

Waar ik naar verlang vandaag
een frisse zomerjurk te dragen
met blote schouders, een uitgesneden
hals en rug en vooral goed
los om de heupen

waarmee ik dan de tuin in loop
de zon schijnt warm, maar de wind
houdt het draaglijk en brengt
de jurk in beweging en dan

ben jij er natuurlijk ook die
de jurk al even mooi vindt en samen
trekken we hem uit en hangen hem
aan een tak

en liggen te kijken in het gras naar
zo'n frisse zomerjurk in een boom, daar
verlang ik het meest naar vandaag.




---------------------------------------
uit: 'Waar je naar zit te kijken', 1995. Jo Govaerts

dinsdag 19 juni 2012

Op de vierde verjaardag van Thomas





Later, mijn jongetje, word je een man,
later reikhals je als een giraffe naar het hoe en waarom.
Men zal je stempelen als bagage.
Men zal je kwetsen om je wens en je droom.
En jij zal trachten eens en voorgoed te fotograferen
het hoe en het waarom van de vrouw
        die kantelt in je lakens
        die zingt naarmate je ontdubbelt in haar vel.
En nog later, jongetje, wordt
je leven een plakboek.
Maar nog lange niet, nog lange niet.



Hugo Claus

zondag 17 juni 2012

Menstruatie

De man die weet wanneer een vrouw zal menstrueren, omdat hij met behulp van de kalender haar bloedverlies in kaart heeft gebracht, bezit een groot geheim. Die kennis geeft hem veel macht. Emotionele explosies worden voorspelbaar, begrijpelijk en manipuleerbaar. Depressies worden doorzichtig als een wolkenkaart. De hoop op opklaringen in het vrouwelijk vlees en gemoed is even reëel als de glimlach van de weerman.
Maar zeg haar dit nooit.
Niets is voor de meeste vrouwen zo vernederend als de wetenschap dat zij worden opgenomen in een natuurlijke cyclus die hun godinnenafkomst logenstraft...
De kleine zelfmoord van de menstruatie zit ingebouwd in de vrouwelijke natuur. Zelfs dié organische wreedheid moeten mannnen verzinnen, of ze moeten een leven lang inwendig blijven bloeden tot hun hersenen en darmen ontploffen van de pijn.




uit: "Dagboek van een dichter" pag.246
Leonard Nolens,
Querido Amsterdam

maandag 11 juni 2012

Berlin Alexanderplatz

"Berlin ist eine Stadt, verdammt dazu, ewig zu werden, niemals zu sein" ("Berlin is a city condemned forever to becoming and never to being.")
(Karl Scheffler, author of Berlin: Ein Stadtschicksal, 1910 )

"Paris reste toujous Paris mais Berlin n'est jamais Berlin!" (" Paris is always Paris and Berlin is never Berlin )
(Jack Lang, French former culture minister, talking about how fast Berlin is changing, 2001)



De lucht die ons op de trappen vanuit het metrostation aan de Magdalenenstrasse komt toegewaaid stinkt indringend naar teer, die zwarte drek die ontsmet en bewaart en waarvan de damp de wegenbouwers ziek maakt. In de toegangshal hangen grote foto's van de gebeurtenissen van 15 Januari 1990 toen de burgers van Oost-Berlijn het belendende stasigebouw bezetten. Trabantjes versperren de wachtingang aan de Ruschestrasse.
Een elektronisch bord op het perron informeert ons over de wachttijd naar het volgende metrostel. 2 minuten. En inderdaad, de ondergrondse komt 2 minuten later met Duitse Pünktligkeit en met knarsende remmen voor onze voeten tot stilstand.
Tien minuten later voert de roltrap ons vanuit de mollengang naar het felle daglicht op Berlin, Alexanderplatz.
Hebben de Duitsers zich in hun grootheidswaan met dit plein willen meten met het Rode Plein in Moskou of met het Sint- Pietersplein in Rome ? Ik weet het antwoord niet, maar deze onoverzichtelijk grote Alexanderplatz moet zowat de ergste nachtmerrie zijn voor elke agorafoob.
Dit is het zenuwcentrum van Berlijn. Iedere inwoner komt hier waarschijnlijk meerder keren per week, geen enkele toerist kan dit plein vermijden. Hier komen de meeste metrolijnen samen, sommige zelfs in terminus. Hier komen alle Stadtbahnen, de trams en treinen die rond de stad rijden, binnen aan een tempo van één per minuut. Bussen rijden af en aan. Op dit plein kan je bij manier van spreken verloren lopen of gedesoriënteerd geraken tenzij je steeds de kunstige fonkelende fontein in de gaten houdt. Alhoewel! Van op bepaalde punten van het plein zie je ook de fontein niet, merken we wat later. Hier staat het reusachtig Park Inn hotel waarvan de ingang zich bevindt in een overdekte galerij met winkels, café's en een op Berlijnse maat gemaakte BurgerKing. Op het plein staat als een enorme kiosk het "Weltzeituhr" dat de actuele tijd laat zien op elke plek van de wereld, verdeeld in 24 tijdzones. Het kunstwerk weegt 16 ton en is 10 meter hoog. De top van de klok is versierd met een model van het zonnestelsel, dat in een minuut tijd volledig rond zijn as draait.
We lopen onder de stationsbrug door en volgen een op ons stadsplan uitgestippelde wandeling doorheen de Stadtmitte. Je kan niet naast de Fernsehnturm kijken die 362 meter hoog is. Er staat een lange rij toeristen aan te schuiven om met de lift op te stijgen naar het naar het schijnt prachtige panorama boven op de toren. Ik ga nog liever naar de tandarts dan me aan te sluiten bij een rij wachtenden en we laten dus deze hoog boven de grondse attraktie aan ons voorbij gaan.
Berlijn is hedentendage een bouwput. Niet alleen rond de Alexanderplatz, waar we nu langs een hoge schutting richting Rathaus lopen, maar overal in de stad zie je hijskranen staan, hoor je bulldozers brullen, rijden betonmixers af en aan en liggen de rioleringen bloot als darmen bij een buikoperatie. Hijgende pompen zuigen het water uit de ondergrond.
Berlijn verandert voortdurend van aanzicht.
We lopen verder langs de schutting die versierd is met prachtige foto's van de Berlijse bezienswaardigheden tot aan het Rote Rathaus.
Het Rote Rathaus dus, immens zoals alle gebouwen van Kerk en Staat en Kultuur in Berlijn. (Het is moeilijk een tekst te schrijven over Berlijn zonder voortdurend de woorden immens, reusachtig, groots, overweldigend, enorm en gigantisch te gebruiken) Achter de openstaande poort lonkt een rode loper op een indrukwekkend brede lange trap die naar de raadzaal leidt. De hall baadt in een door een glasraam gefilterd licht. De lambrizering op de muur is met goud belegd. De hier tentoongestelde rijkdom slaat ons plat. Aan het einde van de trap staat een touchscreen met het stadsplan van Berlijn en je kan er van elke bezienswaardigheid de details opvragen. Bij de ingang van de zaal op de bovenverdieping staat in een glazen kist de gouden voetbalbeker van Duitsland , "Der Pokal ", tentoongesteld. Van op de trappen van het Rathaus hebben we zicht op de grote fonein en de Marienkirche die door de schutting aan ons oog onttrokken werd.
Honderden meters verder houdt de schutting even op en krijgen zicht op een andere bouwwerf.
We besluiten van de schutting weg te lopen en belanden in het prachtige Nikolaiviertel, een goed bewaard en mooi gerestaureerd stukje binnenstad, het marktpleintje van de tweespitsige Nicolaikerk en het rococo Ephraimpaleis aan de oever van de Spree.
Een caféterras schreeuwt om aandacht.
"Weisswein, trocknen bitte, ein viertel"
"Natürlich"
"Bitte ein Bitt"
"Gerne, mein Herr."
De ober, familie van het knipmes, serveert met zwier het gevraagde. De omgeving is prachtig, de lindebomen zijn getooid in hun prachtigste meigroen. Er weerklinkt zachtjes een Mozartconcerto. Rondom rust. Dit is de hemel.
Verblijf in Eden verlengen, denken wij en het knipmes vervult onze wensen.
We wandelen daarna nog wat verder langs de oever van de Spree naar het grasplein voor de Berliner Dom, een kunstwerk voor hetwelk ik weer alle synoniemen van enorm moet gebruiken, moest ik het kunnen beschrijven. Op het grasplein liggen Berliners en toeristen te zonnen en te zoenen.
We bereiken de volgende bouwput aan het begin van Unter der Linden en besluiten dat het voor vandaag genoeg geweest is.
We duiken een metrogat binnen en besluiten om de lokatie van ons avondmaal aan het lot over te laten. Goedkome uit verlaten we enkele stations verder de metro. We zijn op de Karl Marx Allee.
Onder andere linden en bij het schijnsel van de straatlantaarns eten we op een terras asperges met Parmaham en een roereitje.
De Riesling smaakt fantastisch.
Terugweg over de onvermijdelijke Alexanderplatz en Untergrund linien 5 nach Hölow.
Magdalenenstrasse, Ruschestrasse en een slaapmutsje in het hotel.
Wir haben einen Koffer in Berlin.

zaterdag 19 mei 2012

Bescherming tegen de wind

OH, IHR UNGLÜCKLICHEN
EUREM BRUDER WIRD GEWALT ANGETAN
UND IHR KNEIFT DIE AUGEN ZU!
DER GETROFFNE SCHREIT LAUT AUF
UND IHR SCHWEIGT.

DER GEWALTTÄTIGE GEHT UM
UND WÄHLT SEIN OPFER
UND IHR : UNS VERSCHONT ER,
DENN WIR ZEIGEN KEIN MISSFALLEN.

WAS SEID IHR FÜR EINE STADT!
WAS SEID IHR FÜR MENSCHEN!



Berthold Brecht




Het is onvermijdelijk. Wie naar Berlijn reist staat op een of ander moment voor de restanten van de muur die ooit West en Oost scheidde. Wie in een gevangenis zit wil er uit. Wie door een muur van de vrijheid wordt gescheiden wil over of onder die muur, ten alle prijze naar het onbereikbare toe. Er werden gaten gekapt, tunnels gegraven, stellingen aangebracht om de muur te overwinnen. Zij die over de muur geraakten moesten nog een stuk braakgrond oversteken. Zo herinner ik me nog levendig de TV beelden van vluchtende Oost-Berlijners die doorheen de prikkeldraad en het mitraillettevuur het Westen probeerden te bereiken. Ter nagedachtenis van de meestal jonge mensen die tijdens hun vlucht door landgenoten of de Russische bezetter werden neergeschoten bemerk je op verscheidene plaatsen in de stad kleine gedenktekens, vaak wat vergeelde foto's in een plastic omhulsel aan een boom gespijkerd. Bij de meeste foto's hangen bloemen en een collectebus waarin wat geld kan worden gestopt om kaarsen te laten branden.
De eerste stukjes muur zagen we, netjes verpakt in plastic zakjes, verkocht worden aan Japanse toeristen. Even later stonden we voor echte fragmenten van de muur op de drukke Potsdamerplatz. Ook op deze site wordt enige nering niet geschuwd.
Maar vandaag gaan we naar het langste nog bewaarde stuk van de muur, meer dan een kilometer lang. We verlaten de ondergrondse aan de Frankfürter Tor en nemen daar de tram in de Warschauerstrasse tot aan de Oberbaumbrücke over de Spree. De brug in rode steen is net een middeleeuws bouwwerk met torens en kantelen. De straat aan de rechteroever van de Spree is de Mühlenstrasse. Daar staat de Berliner Mauer East Side Gallery, ongeveer 1300 meter originele muur tot aan het Ostbahnhof. Vroeg in de voormiddag zijn er erg weinig toeristen en dat biedt de mogelijkheid om de graffiti aangebracht aan de Oostelijke zijde, in al hun pracht te bewonderen. Er zitten echte pareltjes bij. Veel geëngageerde kunst, kleurrijk aangebracht door artiesten van over de gehele wereld. Dit stukje Berlijn alleen al is de reis meer dan waard.
Maar ook hier weer enkele onverlaten, jonge haantjes op skateborden die voorbij de muur snellen en slechts oog hebben voor graffiti die enkele schunnige fallus symbolen en pikant getekende vulva's voorstellen. De rest ontsnapt aan deze beperkte geesten, niet gehinderd door enige historische kennis en de elementairste stukjes uit de gedragscode van beschaafde mensen. "Zum kotzen" hoor ik een Duitser zeggen, en ik kan het niet beter verwoorden.
De muur opent zich ongeveer halverwege. Op het vroegere braakland tussen de muur en de Spree hebben de Berliners een strand aangelegd, met tonnen zand, strandstoelen, regenbestendige salons en palmbomen. Je kan er drank kopen, Cubaanse muziek beluisteren, languit in de zon liggen, vrijen, feesten, eten en de muur gebruiken als beschutting tegen de wind en ervan dromen dat dit monsterachtige bouwwerk enkel en alleen als een enorme windvang werd opgetrokken.

woensdag 9 mei 2012

Onder de linden

All free men, wherever they may live, are citizens of Berlin, and, therefore, as a free man, I take pride in the words "Ich bin ein Berliner!"

John Fitzgerald Kennedy



Alhoewel de Ruschestrasse bijna 1 kilometer lang is en verschillende zijstraten heeft die allemaal volgebouwd zijn met minstens 5 verdiepingen tellende woonkazernes, zie je hier nauwelijks iemand op straat. Er klinkt geen muziek door de op een kleine kier staande ramen, er spelen geen kinderen op straat of in de plantsoenen. Op de parking van het Lidl warenhuis staan 6 wagens geparkeerd. Er hangt hier een doodse sfeer. Op onze wandeling naar het metrostation achter het Stasigebouw komen we welgeteld twee mensen tegen. Een forse man komt een gebouw uit samen met zijn Duitse herdershond. Hij kijkt ons niet aan en beantwoordt onze groet niet. Hij steekt haastig de straat over en laat zijn hond zijn behoefte doen in het parkje rechtover. We kruisen nog een oudere vrouw die een plastic zakje draagt waarin een bundel prei steekt. Zij schuifelt dicht tegen de gevels aan, ontwijkt onze blik en negeert onze groet. De Imbiss, een kleine barak waar men gebakken noedels met kip klaarmaakt en verkoopt, heeft geen klanten. Rechttegenover de Imbiss staat een vervallen soort tuinhuis met een verroest ijzeren tafeltje en drie stoelen naast de deur. Op en naast de tafel staan en liggen lege halfliter bierflessen en een halve kilo sigarettenpeuken. Blijkbaar is dit een restaurantje. Er wordt op een papier achter de gebarsten ruit aangekondigd dat vandaag de Soljanka maar 2 euro kost. ( Soljanka,- ik moest het opzoeken wegens nooit van gehoord- is een Oost -Europese zuur- pikante maaltijdsoep met augurk, tomaat, aardappelen en alle soorten worst en wat spek. )
In de metro staart iedereen voor zich uit. Er wordt niet gesproken.
Op de Alexanderplatz ("der Alex" zeggen de Berliners) nemen we een andere metrolijn die ons naar de Kochstrasse brengt waar we het Checkpoint Charlie willen bezoeken, de beruchte controlepost tussen de door Amerikanen gecontroleerde sektor van de stad en de Russische zone. Het oude plakkaat met opschrift in het Engels, het Russisch, het Frans en het Duits verwittigt dat je hier de Amerikaanse sektor verlaat, ... verliet.
Het checkpoint, midden de straat, werd ten behoeve van de toeristen opnieuw gebouwd. Achter een muurtje van zandzakjes staan twee, niet helemaal nuchtere Duitsers in Amerikaanse ersatz uniformen met de Stars en Stripes te zwaaien en gek te doen tegen enkele vrouwen uit een Japanees toeristengezelschap. Op het voetpad staat een exemplaar van de gekleurde medemens stukjes beton in plastic omhulsel te verkopen. Hij beweert bij hoog en bij laag dat het brokstukken van de Berlijnse muur zijn. De Jappen kopen. Ze fotograferen en filmen de ganse scène en poseren bij de "Amerikaanse soldaten". Het gaat er vrolijk aan toe op deze plaats die het einde van De Vrijheid was, maar verworden is tot een zielige commerciële spot in handen van een kwieke zakenman.
Van Checkpoint Charlie naar Unter den Linden is het twee metrostations ver. Deze imposante laan loopt van de Alexanderplatz tot aan de Brandenburger Tor, waarvan we silhouet in de verte zien staan. We hebben ons geïnstaleerd op het terras van een Italiaans restaurant, waar we wijn drinken en de passanten bekijken. Naast ons aan een tafel zit een groep tienermeisjes bij het voortdurend geluid van ringtonen te giechelen en te lachen. Ze hebben hun tassen met net aangekochte kleren en snuisterijen aan hun stoel gehangen. De meesten eten hun pizza uit de hand terwijl ze met de andere hand druk aan het SMS-en zijn. Misschien zijn ze wel langs deze weg met elkaar aan het kommunikeren. Het doet me denken aan het koppel in "Man bijt hond" dat in eigen huis met elkaar spreekt via E-mail.
Gelukkige wereld waarin we leven.
Gelukkige wereld waarin relatieonbekwaamheid en kontaktloosheid elektronisch worden gemaskeerd.
Gelukkig wereld waarin het noodzakelijk is dat je aan iedereen die het niet interesseert op je Facebookpagina kan melden dat je op dit eigenste moment een pizza zit te eten en dat het je smaakt.
Gelukkige wereld waarin je kan twitteren dat er veel volk rondloopt in de omgeving waar je smakelijk een pizza zit te eten.
Gelukkige wereld waarin de jeugd de geschiedenis niet meer kent en naar Berlijn komt om te shoppen.
We zien de bakvissen later op de dag terug tussen de betonnen graftomben in het Holocaust Mahnmal naast de Brandenburger Tor waar ze eerst in de rij hebben gestaan om een Starbucks koffie te bemachtigen. Daarna lopen ze tussen de grafstenen, gaan er kwetterend op liggen om te zonnen terwijl ze even SMS-en, blijkbaar niet gehinderd door enige kennis van de symboliek en de louterende betekenis van dit indrukwekkend memoriaal.

Unter den Linden loopt uit op de Pariser Platz aan de voet van de Brandenburger Tor, symbool van de Duitse eenheid. Hier sprak John Fitzgerald Kennedy zijn beroemde "Ich bin ein Berliner" uit. In een hoek van de Pariser platz, geprangd tussen de Franse ambassade en de Starbucks ligt het Kennedymuseum. Aan de andere kant van het plein staan het Adlon hotel en de Amerikaanse ambassade, zoals overal ter wereld niet discreet maar duidelijk zichtbaar zwaar bewaakt door de politie.
We wandelen verder naar de door toeristen erg gegeerde Reichstag, een gebouw dat je verplettert. Voor het gebouw hangt een Duitse vlag van tenminste 20 vierkante meter te wapperen. "Dem Deutschen Volker" staat in gouden letters op de monumentale voorgevel. Midden op het oude gebouw, ooit nog door "kunstenaar" Christo in zilveren stof ingepakt, prijkt een glazen koepel waardoor de zon de geest van de Duitse parlementsleden tijdens de zittingen van de Bundestag kan verlichten.
Naast de Reichstag ligt het moderne bouwwerk waar de kanselier zijn administratie bestuurt en zetelt. Een nieuwe metrolijn verbindt de Reichstag en het Bundeskanzleramt met het Hauptbahnhof, dat in grootsheid en pracht niet moet onder doen voor zijn naaste geburen. Overweldigd door de drukte vinden we pas na lang zoeken in het gekrioel het metrostation dat ons naar de Kurfürstendam moet brengen.
In deze mondaine winkelstraat geven we ons over aan het genoegen van flaneren in de zon langs overvolle caféterrassen, restaurants, pronkerige bedrijfsgebouwen en fancy winkels. Wij zorgen uitgebreid voor onze vochtbalans en gaan wat later eten in een zijstraat bij een Chinees.
We komen nog even uit de metro op de Alexanderplatz voor een slaapmutsje. De ober zegt dat het " Happy Hour " is en brengt ons met de glimlach nog eens hetzelfde.
De Ruschestrasse ligt er weer verlaten en nu het donker is, wat luguber bij. De Imbiss heeft geen klanten. Het vervallen tuinhuis is gesloten. In de kazernes brandt maar hier en daar wat licht.
Voor het hotel staan drie autocars geparkeerd. Twee komen uit Tsjechië, de andere uit Spanje.
In de loungebar zitten luidruchtige Russen te kaarten.
Dat wordt aanschuiven, morgen bij het ontbijt, en vechten om een schelle spek.

maandag 7 mei 2012

Berlin, Ruschestrasse

Berlin is the testicle of the West. When I want the West to scream, I squeeze on Berlin."
(Nikita Khrushchev)



Op weg naar Berlijn houden we een middagpauze in de Altstadt van Potsdam, de vroegere zetel van het groot Pruisische rijk en vergapen ons aan de rijkdom van de gebouwen en de breedte en de wijdsheid van de straten en pleinen. Het valt op hoe rustig het is op de markt, waar zelf de stalletjes en de kramen ver uiteen staan om geen gevoel van beslotenheid te bieden. De scholieren die her en der hun middagmaal gebruiken zijn gedisciplineerd en gemanierd. Lang geleden dat we dat nog hebben gezien.
Maar de tijd vliegt en Berlijn wenkt.
We verblijven er in het Grand City Globus Berlin, dat er uitziet als een doorsnee flatgebouw maar, eens binnen, het aanblik vertoont van een klassiek comfortabel hotel.
Adres: Berlin, Ruschestrasse 45.
Een half uurtje na aankomst in het hotel en de aankoop van een Berlin Welcome Card, die ons drie dagen toegang geeft tot het openbaar vervoer en vermindering aanbiedt in tal van musea en attrakties, wandelen we naar het dichtsbijzijnde metrostation. Aan het einde van de Ruschestrasse staat een enorm gebouwenkomplex. Wij denken dat het een hospitaal is want er staat een bord met een zestigtal naamplaten van dokters, kinesisten, ergotherapeuten en logopedisten. Op het gelijkvloers is er een grote apotheek. Voor het komplex een lege, met onkruid overwoekerde parking.
Met uitgangen in de Noormannestrasse en de Magdalenenstrasse en toegangspoort in de Ruschestrasse ligt hier voor ons het Staatssicherheitsgebäu.
Op de gevel een plakkaat waarop staat:
Hier befand sich van 1950 bis 1990 das Ministerium für Staatssicherheit der DDR. Es sicherte durch politische Willkur, Terror en Überwachung der Bevölkerung die Diktatur der SED. Am 15. Januar 1990 bezetsten Bürgerinnen und Bürger diesen Gebäudekomplex
We staan dus voor het vroegere hoofdkwartier van de gevreesde Stasi, de geheime dienst van de DDR en worden zo direkt geconfronteerd met de wrede en tragische geschiedenis van deze wereldstad.
Men heeft dit gebouwenkomplex wat spaarzaam opgeknapt en een nieuwe bestemming willen geven, een bestemming die nu ten dienste zou staan van de burgers en er werd een "Artsencentrum" van gemaakt. Voor de vroegere ingangspoort met de wachtlokalen voor de bewakers, staat nu een groot grondplan afgebeeld opdat iedereen hier wegwijs zou kunnen worden.
Kein Geheimnis mehr.
Het wachtlokaal werd cynisch vervangen door een bankautomaat. Kapitalisme vervangt Communisme.
Er rijden geen auto's af en aan in het artsencentrum. Er is weinig beweging en aktiviteit te zien. Ik denk dat het volk nog steeds onderhevig is aan afschuw voor deze plek waar zoveel mensen hebben geleden tijdens zinloze ondervragingen en martelingen. Deze plaats is nog niet genezen van het verleden. Hier hangt nog de geur van de pest.
Er zijn rondleidingen voorzien in het Stasimuseum en de archieven met burgerdossiers opgesteld door de geheime dienst die hier nog worden bewaard. Met toelating van de rechter kan iedere vroeger Oost-Duitse burger zijn dossier komen inzien.
Wij hebben echter geen enkele zin om dit oord te betreden. De aanblik van dit gruwelgebouw volstaat.
Adres : Berlin, Ruschestrasse 2
Er rijdt een ambulance met loeiende sirenes het nu blijkbaar nuttige monument binnen.
Even kippenvel.
Ik neem Haar wat steviger vast en we wandelen zwijgend naar de Untergrund, de hoek om, wat verder in de Magdalenenstrasse.

zondag 6 mei 2012

Der blaue Engel

Wie met de wagen naar Berlijn rijdt neme in Ziesar afrit 76 naar de paralelweg die Duits- rechtlijnig door de uitgestrekte, met plastic afgedekte aspergevelden en de loofbossen naar Brandenburg en Potsdam leidt. De oplettende reiziger ontwaart op de rechterkant van de weg, even na het naambord " PLAUE " een onooglijk plakkaat in de ongemaaide berm waarop een pijl naar rechts staat met daaronder "SEEBLICK". Rij nu de smalle boswegel in en je komt na wat draaien en keren terecht in een Heerlijkheid aan een meer. Eén blik op het eenvoudige hotel en het restaurant met groot terras aan het water volstaat om te beslissen dat de reisdag hier zijn einde kent.
De vriendelijke dame aan de balie gaat ons voor naar een mooie kamer op het eerste verdiep. De kamer ziet uit op zowel het meer als het bos en mijn Liefste slaakt een kreetje van verrukking.
Vijf minuten later nestelen we ons in de zetels aan de reling van het brede terras aan het zilveren meer. Er liggen enkele plezierbootjes aangemeerd. Een pauw wandelt parmantig, met strak gestreken staart tussen de tafels op zoek naar wat voedselresten. Van onze buren krijgt hij een frietje en een stukje sla toegeworpen.
Het is hier rustig en vredig zo in de zon aan het water. In deze sfeer bestellen we koele witte wijn en een bord asperges. De vijf asperges zijn dun, platgekookt en de Hollandaise saus heeft geen cayennepeper of een vleugje citroensap gezien, maar dit geheel ter zijde. Na een lange dag rijden smaakt dit toch en de Riesling zorgt voor de zure toets bij het hapje.
Het meer noemt de Wendsee en is een uitstulping van de Havel. In de achttiende eeuw werd door de Pruisen in twee jaar tijd een kanaal gegraven dat de Elbe verbond met de Havel en zo de vaartijd tussen Berlijn en Maagdenburg 150 kilometer korter maakte. Hier aan de Wendsee mondt het kanaal via een sluizenkomplex uit in de Havel. De zeilmakerij die hier vroeger gevestigd was raakte omwille van de motorisatie van de schepen in onbruik en werd verbouwd tot het huidige restaurant en later het hotel.
Wanneer de dienster aan onze tafel verschijnt denk ik als liefhebber van uitersten aan Marléne Dietrich die in Der blaue Engel "Ich bin von Kopf bis Fuß auf Liebe eingestellt" zingt terwijl ze haar mooie zachte ellenlange benen tot aan de kousenband streelt. Stel je nu de maagd voor die ons vraagt "wass sollen Sie essen?". Het is een kleine dikke grijze muis, heel zedig gekleed in een vormeloze donkere complet en een hoog dichtgeknoopte witte blouse. Ze heeft korte pootjes en daaronder gebreide grijze kousen en platte lelijke sandalen. Een kleine wrat siert haar onderkin. Ze beweegt nauwelijks haar lippen wanneer ze iets zegt. Dit is een weggelopen non of een kwezel die er nog niet uit is of ze in het klooster zal gaan of niet. Ik vermoed dat ze alleen de liefde van de Heer kent. Ze loopt licht waggelend als een eend en bij elke stap hoor je het krakend geluid van de harde riemen van haar schoeisel.
Op de spijskaart lees ik "'Panierte schweinenkotelette mit Spiegelei, dabei Peterselienkartoffeln und gebraten Zwiebeln". De Duitse taal is wonderzoet wanneer je een geliefde zachtjes toefluistert of een Bachcantate hoort, maar om eten te bestellen klinkt het telkens weer als een vloek. (Zeg nu zelf eens -"Leberknödeln"- en probeer je daar iets bij voor te stellen. Herhaal nog eens " Leberknödeln" en je honger is over.)
Niet lang na de bestelling komt de Mater Dolorosa aangesloft met de twee borden. Naast mijn panierte Schweinekotelette draagt ze het bord voor Haar: Hähnchenbruststreifen mit Blatsalat. Breek me de bek niet los!
Ik heb de indruk dat ze licht afkeurend kijkt wanneer ik mijn tweede biertje bestel.
De grote maan verschijnt boven het meer en het water klotst zacht tegen de wanden van de bootjes wanneer we licht verblijd onze bedstee opzoeken, mein blaue Engel und Ich...

donderdag 19 april 2012

Besprenkel mij

Asperges me



Asperges zijn meestal heren, meerderjarig en gaarne samen.
Zeker, er zijn ook dames bij,
die dragen bessen in de late zomer
en anderen groeien wild en vrij
in Venetië, de eerste dagen van mei.

Soms waan ik mij zo'n heer,
(weerbarstig en met een onzeker geweten.
Men kan niet alles van mij eten,
mijn vel moet men eerst terdege pellen,)

een heer, neef van de hoppescheut
en van de schorseneer,
in de bittere aarde geteeld
en eenmaal in het licht,
gegrepen en graag geknepen.

En ook als ik reïncarneer,
dan niet oosters in een kever of een jonge loopse hond
maar als in de tijd van mijn leven
door een prinses vastgebonden,
oprecht rechtop klaargestoomd
en dan glijdend in haar mond.

Een winteravond lang
geurt haar stil water
naar mijn diepe grond






Hugo Claus

vrijdag 13 april 2012

Gelukkig hangt er geen spiegel

Gelukkig hangt er geen spiegel.
Enkel gekleed met mijn hemd, onderbroek en sokken volg ik de verpleegkundige van het bemeten kleedkamertje, waar ik tien minuten in zat opgesloten, naar de ruimte waar de NMRI scan staat opgesteld. Hij bekleedt het ligvlak met wit papier van een op maat gesneden rol. "Zo lig je fris" zegt hij en hij verzoekt me wat hoger te gaan liggen. Hij schuift routinematig een klein kussentje onder mijn hoofd en steunt mijn benen door een groter kussen in mijn knieholte te leggen. "Zo stil mogelijk liggen en hier heb je een bel voor als je je onpasselijk moest voelen" zegt hij en hij lacht me bemoedigend toe. "Het duurt maar twintig minuutjes en ik blijf je echt wel in het oog houden". Hij reikt me nog een koptelefoon aan om mijn gehoor te beschermen tijdens het onderzoek. " Niet schrikken van het geluid" zegt hij en hij duwt op een knop waardoor ik mechanisch in een stalen buis word ingevoerd.
Zo zal eens mijn eenvoudige kist in het crematorium in de oven worden gegleden, denk ik wanneer ik in de te enge ruimte schuif. Er zal muziek weerklinken op dat moment, een lied of een melodie die ikzelf heb gekozen op die dag, misschien wel na een scan als deze, dat het duidelijk werd dat mijn dagen geteld zouden zijn. Samen met mijn Tinteling zal ik overleggen, zullen we nog eens luisteren naar fragmenten. We zullen ons de samenhorigheid herinneren toen we in moeilijke dagen luisterden naar de troostende Vier Letzte Lieder van Richard Strauss. Het " Im Abendrot", het laatste van de vier liederen, dat De Dood beschrijft als "wandermüde", wandelmoeheid, het rusten na de lange weg langs nood en vreugde. Dan staat daar de onontwijkbare Broeder Dood, wanneer het tijd is om te slapen in de uiteindelijke en niet te ontlopen eenzaamheid.
Op die dag mag Kiri Te Kanawa, de mooie Maori vrouw, zingen:

Wir sind durch Not und Freude
gegangen Hand in Hand;
vom Wandern ruhen wir
nun überm stillen Land.

Rings sich die Täler neigen,
es dunkelt schon die Luft.
Zwei Lerchen nur noch steigen
nachträumend in den Duft.

Tritt her und laß sie schwirren,
bald ist es Schlafenszeit.
Daß wir uns nicht verirren
in dieser Einsamkeit.

O weiter, stiller Friede!
So tief im Abendrot.
Wie sind wir wandermüde--
Ist dies etwa der Tod?

Zen zijn, rustig ademhalen in deze bekrompen ruimte.
Gedempt ritmisch geklop.
Schurend snerpend geluid als van een veel te snel rijdende auto in een bocht.
Getoeter afgewisseld met getik van een minuterie op een eierkoker.
Denken aan de voetbalmatch van deze avond.
Mij verlekkeren op het klaarstaande avondmaal.
Hunkeren naar een koel glas bier.
Weer dat metaliek gekrijs, het getik en plots de stilte en het glijden van de slee de oven uit.
Weer het routineuze werk van de verpleegkundige die me rechthelpt en me voorgaat naar de kleedhokjes.
Ik volg hem als een hond in mijn schamel tenue...

maandag 26 maart 2012

Chemie

"In welke mate mijn gezondheid, mijn ervaring van tijd en ruimte, mijn schrijverij, mijn meest intieme reacties, bepaald worden door een vrouw, door haar , de liefste, kan ik niemand duidelijk maken. Zij is in de meest letterlijke zin van het woord mijn Muze, ook als ik niet aan haar denk of niet over of met haar schrijf. Ik wist niet dat het mogelijk is , iemand langer dan tien jaar te kennen zonder dat de initiële verliefdheid en het daarmee samengaande sublimatieproces worden aangetast of tenietgedaan.
Zij is mijn wonder, mijn utopie, mijn geheim. En het doet pijn, dat geheim in al zijn omvang en diepgang niet ook literair een gestalte te kunnen geven. Na alle gedichten die ik in het verleden voor haar heb gemaakt, verlang ik nog steeds naar de ultieme liefdesverklaring, naar het huwelijk van het gedicht in de kerk van de literatuur, dus in de gemeenschap van de lezenden.
Terwijl ik dit schrijf gaat zij naar het toilet en wil ik haar urine over mijn handen voelen lopen."


Uit "Dagboek van een dichter" pag 159 -160
Leonard Nolens

Een gewone zondag in Maart

Zelfgebakken koekenbrood met rozijntjes, een brokke kaas, warme sterke koffie als ontbijt en en het vooruitzicht op een samen- maaltijd met JP en F in de vroege namiddag in het restaurant van Osman, onze Turkse vriend in Gent.


Hij heeft het buitenterras van de gerenoveerde herenwoning opgefrist. De weelderige beplanting langs de volledig ommuurde ruimte is uitgedund. De muur zelf kreeg een nieuw zuiders aandoend kleurtje. Er is plaats voor zestig klanten. Goedlachse Osman begroet ons op zijn eigen uitbundige manier, wijst ons de beste plaats in deze heerlijke binnentuin. Hij biedt ons zoals gewoonlijk een aperitief aan en komt even praten aan onze tafel. De vrouwen drinken cava, de mannen, zoals het mannen betaamt, een flinke whisky. Bij het aperitief horen olijven, blokjes geitenkaas en groene opgelegde pikante pepers. We praten wat bij, grappen wat en bestellen onze maaltijd. B neemt güveç, huisgemaakt stoofpotje van lams- en rundsvlees met aubergines en courgette, mooi afgekruid en heel lekker met vers gebakken brood en een bordje rauwkost. JP gaat zich te buiten aan de köfte, bolletjes lamsgehakt met een tomatensaus. Voor F en mezelf wordt een licht gebakken lamsbrochette aangebracht met een gepofte aardappel, verse groenten en rijst. De meisjes nemen witte wijn, wij mannen drinken de volle donkere, in het zonlicht fonkelende Turkse rode wijn.


Het was ons al opgevallen dat alle Turkse familieleden en Osman zelf er zo uitgedost uitzagen. Blijkt als Junus, de zoon, ons komt begroeten dat hij vandaag zijn verloving viert. Hij nodigt ons uit om er bij te zijn. "Het zou hem en zijn vader een groot genoegen zijn". Als we iemand plezier kunnen doen en er zelf graag bij zijn... waarom niet? Wij de auto in en naar Oostakker, waar recht tegenover de Lourdes grot, een grote afspanning ligt met verschillende feestzalen. JP, gevestigd Gentenaar, weet deze lokatie vanzelfspreken heel goed liggen. Hij misrijdt maar twee keer wat tot de nodige hilariteit leidt. We blijven nog wat buiten zitten tot de andere gasten aankomen en storten ons dan in het feestgedruis. We worden begroet door het familiehoofd en onze tafel gewezen. Er speelt een band van vier muzikanten. Toetsen, een luit, een gitaar en een Turk die zich met enkele soorten slagwerk bezig houdt en een strak ritme aan de muziek meegeeft. Op de dansvloer een adembenemend (voor de mannen althans) spektakel. Een dertigtal huwbare dames, schitterende nazaten van de Ottomanen, doen een rijdans. Zij houden elkaars handen vast en deinen op het ritme van de muziek met gans hun prachtige hebben en houden op de dansvloer in het rond. Geen hoofdoeken hier, maar blauw blinkend zwarte haren, van de ene loshangend tot de lenden, van de andere mooi in een verzorgd nonchalante dot opgestoken. De meesten zijn gekleed in lange nauw aansluitende lange soiré kledij in glimmende helgekleurde stof, bestikt met paillettes. Anderen kort gerokt en zowaar met stilleto's onder het verleidelijke landingsgestel. De dans lijkt eindeloos en de dames dansen onvermoeibaar verder. De voelbare luchtverplaatsing ruikt naar oestrogeen en bloemenparfum, een bedwelmende combinatie.


Wanneer de nymfen hun zweetpareltjes met zachte depjes van zijden sluiers wegnemen komen de ongehuwde mannen de dansvloer op en dansen hun rijdans, de armen over elkaars schouder, zoals bij de sirtaki. Het gaat er ontstuimig aan toe in hun wentelende balts. Het stoomt op de dansvloer. Testosteron verjaagt de vrouwelijke geuren. De zaal, mannen en vrouwen, enkele uitzonderingen niet te na gesproken, netjes gescheiden, raakt opgewonden. Het ritme van het slagwerk wordt sneller. Weer blijft men eindeloos doordansen. Het is een belevenis zo deelachtig te worden van een andere cultuur.


Op onze tafel staat een fles cola, een fles cola light, een fles water en een stapel omgekeerde kartonnen drinkbekers. Daanaast een schaal met fruit en een plastic bakje met mierzoete gebakjes. Een paar uur later nemen we afscheid van Osman en Junus, zwaaien even naar de toekomstige bruid. die wondermooi staat te wezen onder een sneeuwwit satijnen, met parels bestikt, baldakijn.


Wanneer Jp en F ons naar het Fratersplein terug brengen genieten we van de stilte in de wagen. We zijn het met elkaar eens dat we blij waren op dit feest te mogen aanwezig zijn.


Thuisgekomen genieten we nog van een optreden van Leonard Cohen dat ons beiden terug doet denken aan vervlogen tijden in het Chelsea Hotel en we zien terug de Bird on a Wire. We luisteren weer ademloos naar "Suzanne"*:


Suzanne neemt je mee,
naar een bank aan het water,
duizend schepen gaan voorbij
en toch wordt het maar niet later,
En je weet dat ze fijn gek is,
want daarom zit je naast haar,
en ze geeft je pepermuntjes,
want ze geeft je graag iets tastbaars,
en net als je haar wil zeggen,
ik kan jou geen liefde geven
komt heel de stad tot leven
en hoor je meeuwen schreeuwen
Je hebt steeds van haar gehouden
En je wil wel met haar meegaan
samen naar de overkant
want je moet haar wel vertrouwen
want ze houdt al jouw gedachten in haar hand.

Op een gewone zondag in Maart.








* De vertaling van "Suzanne" is die van het nummer van Herman Van Veen

zondag 12 februari 2012

Vierde gedicht voor Maria Magdalena

Je ogen smelten in hun duister licht.
Je koude haar is een doorwaadbaar weefsel
en op je nauwelijkse lippen ligt
de oude dauwglans van je lauwe speeksel.


Je siddert en uit trillingen bestaat
je naakte slaap. Bijna alsof je luistert
of aan mijn niemandsmond een kus ontstaat
en ik mijn adem in je adem fluister,


of huiver met mijn lippen aan je hals
en aan je borsten, de gebenedijde,
terwijl ik in je lichaam vloei, zoals
een weinig wijn verdwijnt in rode zijde.







Paul Snoek

maandag 6 februari 2012

Het Luchtkasteel

Ik wil, voor ik verander
in een kei, een mier
of een papaverbloem
de schepper worden
van een luchtkasteel.

Ik zal de daken knippen
uit inpakpapier,
de kamers vouwen uit vochtige kranten
en op de muren van muziekpapier
zal ik lachgezichten
voor de ramen schilderen
met metaalinkt.
In mijn slot zullen wonen
duiven van oud zilver.

Ik zal voor ik verander
in een steen, een dier
of in een slingerplant,
de schepper worden van
een luchtkasteel,
want ik beschik
over de zachte handen
van een uitvinder.


Paul Snoek Ik rook een vredespijp (okt 1953)

zaterdag 4 februari 2012

Van de schoonheid en de troost.




Zelden brengen herinneringen troost, omdat ze datgene oproepen dat nooit meer zal zijn zoals het eens was.


Maarten Toonder in "'Het boek van de schoonheid en de troost" van Wim Kayser

Geluk na gemis

Blaise Pascal, de man die schreef over "l'horreur du vide" zegt in één van zijn geschriften dat je nog geen rijp en volwaardig mens bent als je niet in staat bent alleen in lege kamer te zitten en te leven.
Naarmate ik ouder word, wordt het erger en erger, die ziekte van de hunkering naar de ander, de drang om het licht en het vuur in mij brandende te houden, het nog altijd niet in staat zijn om alleen in dit huis te blijven, het gevoel dat ik niet compleet ben als de andere er niet is. Het maakt me buitengewoon kwetsbaar maar ik wil die wonde openhouden. Ik heb bewondering voor en medelijden met de mensen die deze hartstocht niet kennen. Zij kunnen zich verwarmen aan hun eigen ziel, en dat is een gave, maar ze kennen het soms onnozel lijkende geluk niet van het moment waarop ik haar voetstap weer hoor nader komen die de tinteling veroorzaakt die het leven minder armzalig maakt.
Geluk na gemis.
Als je die schok niet lichamelijk meer ervaart is het winter, verdwijnt het licht uit je leven en ik denk aan het vers van Dylan Thomas :
"Do not go gentle into that good night,
rage, rage against the dying of the light".
De nacht wacht wel!
Wordt niet ouder, ga de nacht van het leven niet in zonder te strijden tegen het verdwijnen van de passie, het vuur, het licht.
En Alfred De Musset schreef:
...il ya au monde une chose sainte et sublime, c'est l'union de deux de ces êtres si imparfaits et si affreux. On est souvent trompé en amour, souvent blessé et souvent malheureux; mais on aime, et quand on est sur le bord de sa tombe, on se retourne pour regarder en arrière et on se dit : j'ai souffert souvent, je me suis trompé quelquefois, mais j'ai aimé. C'est moi qui ai vécu, et non pas un être factice créé par mon orgueil et mon ennui.»

donderdag 2 februari 2012

Bij de dood van Wislawa Szymborska

Woman, what's your name?" "I don't know."
"How old are you? Where are you from?" "I don't know."
"Why did you dig that burrow?" "I don't know."
"How long have you been hiding?" "I don't know."
"Why did you bite my finger?" "I don't know."
"Don't you know that we won't hurt you?" "I don't know."
"Whose side are you on?" "I don't know."
"This is war, you've got to choose." "I don't know."
"Does your village still exist?" "I don't know."

"Are those your children?" "Yes.

Nothing has changed.The body is a reservoir of pain;
it has to eat and breathe the air, and sleep;
it has thin skin and the blood is just beneath it;
it has a good supply of teeth and fingernails;
its bones can be broken; its joints can be stretched.
In tortures, all of this is considered.


Wislawa Szymborska, nobelprijs