dinsdag 24 december 2013

In memoriam matris






Zoals dennen
de vorm van de wind bewaren
hoewel de wind weg is, niet hier is,
Zo bewaren de woorden
de vorm van een mens
ook als de mens weg is, niet hier is.




uit: "Drie geheime gedichten"
Yorgos Seferis  

vrijdag 20 december 2013

De dood en het meisje


 
 

Nicolas Manuel Deutsch, Der Tod als Kriegsknecht umarmt ein Mädchen, olieverf op linnen (1517)

Das Mädchen:
Vorüber! ach, vorüber!
Geh, wilder Knochenmann!
Ich bin noch jung, geh Lieber!
Und rühre mich nicht an.
Der Tod:
Gib deine Hand, du schön und zart Gebild!
Bin Freund, und komme nicht zu strafen.
Sei gutes Muts! Ich bin nicht wild,
Sollst sanft in meinen Armen schlafen!
 
Matthias Claudius (1740-1815)
 
 
Der Tod und das Mädchen
 
Hij grijpt met zijn knoken hoog tussen haar benen,
skelet soldaat, hoe haalt hij het in zijn hoofd,
zijn grijnzende doodskop, die hij haast teder
tegen haar volle lippen drukt. Meidengek dood.
 
En zij? Wat denkt zij met haar ogen toe?
Een prins? Een jonge hopman van soldaten?
Ze leidt zelf zijn hand daarheen. Fluistert
hij hees Bin Freund, und komme nicht zu strafen?
 
Zij luistert naar die stem en staat het toe.
Sollst sanft in meinen Armen schlafen.
 
En wel voor eeuwig. Ergens zegt een vader
een moeder moed te houden, buren
zoeken in bos en veld. Het barre leger
al dorpen verder. Meisjes en vrouwen
horen de trommels naderen. Zie de vanen.
 
 
Willem van Toorn
Bezweringen
Gedichten Querido Amsterdam Antwerpen 2013

zaterdag 14 december 2013

Afscheid


Afscheid.
Dat van U.
Of, zo je wil, van mij.

Naar goede gewoonte verdwijn ik rond deze tijd van het jaar even uit uw leven. U hebt immers wel wat beters te doen, in deze donkere dagen.
Iets te veel jenever drinken op kerstmarkten, bijvoorbeeld. Iets te veel geld uitgeven aan nietszeggende cadeautjes voor mensen die iets te weinig geld uitgeven aan nietszeggende cadeautjes voor u. Vertederd luisteren naar gestamelde dan wel opgedreunde nieuwjaarsbriefjes.
Mistroostig uit het raam staren.
Aan de feestdis plots hardop zeggen : " Hoe zou het nog zijn in Syrië en de Filipijnen?".
Kortom dolle pret.
Misschien lopen wij elkaar tussentijds tegen het lijf. U herkent mij aan mijn zorgelijke blik en moeizame pas. Denk dan gerust even "ocharme" -  maar doe niet van "jochei!". Het mooiste geschenk is waardigheid.


Uit: De week van Devrieze
Het Laatste Nieuws  14 dec 2013

donderdag 28 november 2013

Eiland




Eiland



Zeker een eiland zijn. Zeker de brug
nog weigeren zolang je kan, de dijk
niet denken. Buiten het bereik
blijven van wat daar op de grens
van lucht en water loert: het land
waar eindeloos hongerig land achter ligt.

Maar wel de steiger teren voor het veer,
de vaargeul open houden, het uitzicht
bewaren op wat voor ieder kind weer
in dromen opdoemt: later ooit nog van
hier oversteken naar wat daar
onzichtbaar lokkend ligt: de overkant.







Willem van Toorn (1935)
Uit: Tegen de tijd, Querido, Amsterdam 1997.





dinsdag 19 november 2013

Twijfel



Na een maand of drie is hij opgehouden mij te beminnen.
Het begon met onverwachte uitvallen, over een blouse die te veel open hing waardoor hij naar binnen kon kijken, over nieuw ondergoed dat ik had gekocht en dat hij hoerig vond, over naakt van de badkamer naar de slaapkamer lopen. Dan snauwde hij naar me dat ik zo niet door het huis kon lopen, met die blote borsten, opeens was niks meer goed en het leek alsof alleen mijn hoofd hem nog bekoorde, maar hij mijn lichaam met de dag afstotelijker vond.
Op den duur schrok ik er van als hij me onverwacht aanraakte, als hij zijn hand in mijn zij legde of over mijn billen streek. Zodra hij zich had omgedraaid voelde ik dan met mijn eigen hand hoe het daar voor hem zonet gevoeld moest hebben, of er geen kwabben zaten, of mijn buik te bol was die dag.
Maar je kunt met je eigen hand niet doen alsof het de hand van een ander is, je kunt jezelf zo niet betasten.



Uit : Geheel de Uwe
Connie Palmen
Prometheus Amsterdam.

maandag 11 november 2013

In Flanders Fields



In Flanders Fields




De grond is hier het vetst.
Zelfs na al die jaren zonder mest
Zou je hier een dodenprei kunnen kweken
die alle markten tart.

De Engelse veteranen worden schaars.
Elk jaar wijzen zij aan hun schaarsere vrienden:
Hill Sixty, Hill Sixty One, Poelkapelle.

In Flanders Fields rijden de maaldorsers
steeds dichtere kringen rond de kronkelgangen
van verharde zandzakken, de darmen van de dood.

De boter van de streek
smaakt naar klaprozen.





Hugo Claus: " Van horen zeggen"

woensdag 16 oktober 2013

Wij zijn uit de dood geboren







'Wij zijn uit de dood geboren', zegt de een, 'en worden
aan de navelstreng binnengehaald als een vis aan een lijn.'
'Welnee', antwoordt een ander, 'wij gaan gestadig voorwaarts.'
Een derde haalt zijn schouders op.


Die laatste heeft gelijk.
Het belang van lichamelijke oefening is niet te overschatten,
en in het denken schuilt de dood als in de struiken een rover.








Marc Boog
uit: 'Zo helder zagen we het zelden', 2002.





zondag 29 september 2013

Ontwaken




De werkelijk mooie vrouw is op haar mooist bij het ontwaken, wanneer haar blik verwonderd staat in de uitgeruste ogen, het lichaam een en al warmte is en het haar een kunstig nest.



Uit: Paravion
Hafid Bouazza  

zaterdag 14 september 2013

De Picos de Europa en het verleidlelijke vlees




De tuin van het Palacio de Elorriaga ligt verdoken in de mist. De citroenboom ziet de hibiscus niet meer staan in dit subtropisch paradijsje, maar terwijl we even later onze weg zoeken door de buitenwijken van Vitoria Gasteiz, volgebouwd met kleurrijke appartementsblokken, beschaafde concentratiekampen voor de minderbedeelden, komt de zon al weer piepen.
De autostrade op richting Bilbao, Bilbo voor de Basken om een beetje moeilijk te doen. We verlaten Navarra en rijden Cantabria binnen. Nog steeds heuvels afgewisseld met bergen, maar  overal alle tinten groen. De Costa Verde doet haar naam alle eer aan. Langs de autostrade bemerken we veel benzinestations en hotels die er gesloten en verlaten bijstaan, rijp voor een snel oprukkend verval. We zien een hotel waarvan alle deuren en vensters zorgvuldig zijn dichtgemetseld om te vermijden dat het zou ten prooi vallen aan krakers.
Richting Satander en via een niet te vermijden tolweg door een achttal tunnels richting Oviedo en nu algauw de eerste richtingaanwijzing naar de Picos de Europa, ons initiële reisdoel. Aan het einde van een lange donkere tunnel, wanneer een nieuw landschap wordt geboren, zien we opeens de besneeuwde toppen van het betonnen massief.
We rijden de grote weg af richting Potes en duiken de vallei van de rio Deva in. We flirten nu voortdurend met de grenzen van Asturia, omdat de Deva de grens vormt met Cantabria. De dertig kilometer lange vallei heeft een smalle kronkelende tweevaksweg, soms uitgehouwen uit de rotsen, soms doorlopend onder een bladerdak van oude platanen die het zonlicht filtert tot een groen gekleurde pastellucht. We rijden door enkele, meestal leegstaande vervallen gehuchtjes, waar een achtergebleven inboorling nog een bordje voor zijn afgebladderde voordeur heeft gezet : Hay habitationes, er zijn kamers te huur. Hij is natuurlijk geen bedreiging en zelfs geen concurrent voor het aan het einde van de vallei gelegen bloeiend toeristisch stadje Potes, bulkend van de hotels, restaurants en winkels. We huren er een kamer in het hotel Valdecoro, net buiten het toeristisch centrum. Bij het hotel is er gelukkig genoeg plaats om ons stuk oud ijzer op een veilige manier gratis te parkeren. Een parkeerplaats vinden, zelfs nu, buiten het hoogseizoen, is niet altijd evident.
Het stadsplein wordt omzoomd door een schaduwrijke galerij met winkel en bars. Aan de andere kant wordt het begrensd door de rio  Deva. Het plein staat vol met stoelen en tafels en drie verschillende restaurants proberen klanten te lokken. Er lijkt geen plaats meer over te zijn, maar we kunnen er net nog bij, zegt de ober. Hij overziet met een arendsoog het terras, scharrelt vliegensvlug twee onbezette stoelen bijeen en komt direct daarna aandraven met een plastieken tafeltje. Hij poot alles voor ons neer aan de oever van de forellenrivier en  tovert in een zelfde beweging vers brood, een karaf rode wijn en twee glazen voor onze neus.
Drie minuten later kunnen we al aan onze plato del dia beginnen, paella de marisco en met quenelles van vis gevulde paprika voor mij. B kiest Russische sla en een een forel.
We houden, net als de Spanjaarden, een deugddoende siësta en rijden daarna opgemonterd naar het einde van de wereld, naar Fuente Dé.  " Het einde van de wereld? " zult ge vragen. Nee natuurlijk niet, maar wel het einde van de weg, die ons eerst door de vallei en de verlaten gehuchtjes voerde en daarna door het druk bezette Potes tot in Fuente Dé brengt. De weg loopt hier dood op een rond punt aan de voet van een enorm rotsmassief, de Picos de Europa. Zij bieden een indrukwekkend schouwspel dat nog indrukwekkender moet zijn wanneer je geen hoogtevrees kent en  de kabelbaan durft nemen die je naar een van de hoogste toppen brengt. Zo ver je kan zien steunen de kabels niet op pylonen, maar zweven los in de lucht tot waar je ze niet meer met het blote oog kan waarnemen. De gesloten gondel en de gehele installatie is eigendom van de Spaanse staat.
De weg er heen is de weg terug.
Net als de Spanjaarden namen we een siësta en net als de Spanjaarden trekken we even na 21 u. de stad in op zoek naar versnaperingen. Niet ver  van ons hotel is een asador, een grillhuis. in een oud pand gevestigd. Op het eerste verdiep is er een mooie bar en de barman die ons ziet voorbij komen huppelt ons voor op de monumentale trap naar de gelagzaal op het tweede.  Daar worden we begroet door twee atletisch gebouwde jonge mannen. In de open keuken staan nog twee Adonissen met een witte voorschoot om en een muts op het fraaie hoofd. Geen dienstmeisje te zien.
In keurig Engels krijgen we uitleg bij de kaart. De tafels zijn mooi gedekt en er klinkt zachte muziek. Een pianoconcerto van Mozart. Wij bestellen en na een proefsessie wijn en een met balsamico afgewerkt hapje met kaas, presenteert de mooie jonge ober de geroosterde kip voor haar en de entrecote voor mij. De kip ruikt heerlijk en kleurt goudbruin. De tussenrib is korstig aangezet, vetdooraderd en bestrooid met grofkorrelig zeezout. Ik schat deze jongen op zowat 400 gram. Ik proef en "miljarde nondedju!", (dit was er uit zonder dat ik het wist) ik heb nog zelden zo een lekker stuk vlees gegeten. Gerijpt, perfect bleu chaud zoals gevraagd en mals als boter. De jonge god had mijn reactie opgemerkt, kwam bevallig aangedanst en vroeg alleen aan mij of alles ok was.  Ik antwoordde in mijn keurigste Spaans : "Muy, muy bien y pollo tambien" - ik had al gans de dag zin om eens "tambien " te zeggen-.  Hij knikte tevreden en elegant en negeerde mijn tafelgenote en de toestand van de kip.
De desertjes waren keurig afgewerkt en werden met zwier opgediend.
Ik liet hem de rekening aan mijn Liefste geven. Hij hield de nota losjes tussen wijs- en middenvinger, de pink licht omhoog geheven.
Hij overhandigt haar de rekening zonder haar aan te kijken en glimlacht naar mij.
Bij het afscheid flikkert hij me een knipoog.

dinsdag 10 september 2013

Ventjes met een scheve muts


De hemel heeft geen water meer maar de zon durft zich nog niet tonen. De Pyreneeënreuzen steken hun koppen in de mist.  Het is pas 8 uur en zondag maar de toog van hotel Turmo hangt reeds vol druk pratende Spanjaarden. Het ontbijt is prima. Schrek heeft een snipperdag en wordt bij het afrekenen vervangen door een mooie jonge señorita waarmee we gebarentaal moeten spreken.
Mijn elektronische dame rekent dat we iets meer dan 300 kilometer voor de boeg hebben indien we zonder tolwegen Vitoria Gasteiz willen bereiken.
De route loopt over de zuidflank van de Pyreneeën, eerst in de vallei maar uiteindelijk moeten we nog één "Puerto", één bergpas over. Deze biedt serieus weerstand door zijn bochten steil en kort te maken, door nu en dan wat rotsen op de weg te smijten en de modder van de waterstromen van daags voordien niet op te kuisen. Bovendien laat hij toe dat koeien de weg dwarsen of  dat er zich eentje, dom kijkend en met haar rug gekromd, vlak na een bocht staat te ontlasten. Je zou denken dat het beest zich een hoedje zal schrikken wanneer je haar in die promiscue pose betrapt en luid toeterend tot wat spoed aanzet, maar ze verpinkt nog niet en doet rustig voort met wat ze bezig was. Wat verder op staat haar zus een kalf te zogen.
Na de col slingert de weg zich verder tussen heuvels, die zich geen berg meer mogen noemen. Met hun stoppelvelden na de oogst lijken ze op hoge duinen met littekens van tractorsporen. Ook hier weer uitgestrekte velden met zonnebloemen met hangende bloemhoofden en de stelen bedekt met verslensend blad.  
We rijden nu Navarra binnen en naderen Pamplona. In het Baskisch wordt dit Iruna, het is maar dat je het weet. Wil je naar San Sebastian zoek dan de weg naar Donostia. Hier en daar merk je, in teer gebrand of in kalk geschilderd, onverstaanbare slogans die vermoedelijk nog verwijzen naar de vroegere hevige Baskische strijd voor onafhankelijk bestuur, weg van het gehate Madrid.  Het fanatieke ETA, de verboden en ondertussen ontbonden militaire vleugel van de Baskische nationalistische partij heeft veel doden op haar geweten.
Nationalistische waanzin van ventjes met een scheve muts.
Weverkens. 
Via Pamplona rijden we op de autopista naar Vitoria Gasteiz. We vinden bij het binnenkomen van deze Baskische stad het Hotel Palacio de Elorriaga. We krijgen er een rustieke kamer in de tuin en een fantastische maaltijd van korstig aangebakken ganzenlever met artisjok en kaviaar, afgewerkt met fleur de sel en azijn uit Modena. Daarna lamsbout met een sterk gereduceerde, licht gelookte saus met rosemarijn. We proeven een onvergetelijke Rioja Zuazo Gaston, crianza 2009, Baskisch, donkerrood en vol noot en pit.
Vitoria Gasteiz heeft niet zo veel om het lijf. We wandelen over de oude stadsmuren en bekijken wat katholiek erfgoed. Mooie torens, dat wel, maar we zijn geen kenners. Voor 4 euro mogen we  meerijden met het toeristisch treintje. Ik probeer nog wat korting te krijgen voor de derde leeftijd, maar ik spreek geen Spaans en de neringdoener spreekt geen enkele andere taal dan de zijne. Hij begrijpt me niet, - maar even goede vrienden-, en even later dokkeren we in de laatste wagon over de kasseien, langs de musea, in de winkelstraten en door een park waar een orkestje speelt op de kiosk waarrond de Basken dansen. 


maandag 9 september 2013

Oude wijven

Labuerda,  Aragon, Spanje
Begin september.
Het huisorkest van de Goden weet van geen ophouden.
Het regent oude wijven.
Het gutst.
De hemelsluizen staan open.
Blazen op de plassen.
Riolen gorgelen.
Spuien spuwen.
De hemelsluizen staan open.
Schrek kijkt triest en maakt met zijn armen een beweging die machteloosheid suggereert. " Morgen wordt het beter " zegt hij. "In Spanje schijnt steeds de zon" zegt hij en je kan zien aan zijn aangezicht dat hij het zelf niet gelooft.
Ons devies: er het beste van maken.
Even tussen de vlagen in spurten we naar de wagen. We rijden naar een door Schrek aangeprezen onherbergzame, ongekende, in schoonheid onderschatte, afgelegen vallei in een godvergeten Pyreneeëngat. 
Eénrichtingsbaan vol putten en losgekomen stenen uit de rotswand. De weg is zo smal dat we vanuit de auto de rotsen én de krakkemikkige stootband die ons behoedt voor het ravijn kunnen aanraken. Wildgroei van planten, de brousse in de bergen. Naast ons een woest kolkende rivier die de lucht bezwangert met zijn oorverdovend geraas en bruin kleurt van het meegespoelde slib.
Ik, die enkel bid wanneer ik tandpijn heb, aanroep de Goden, smekend dat geen bliksem een boomstam knakt en ons de weg verspert.
Zij blijft rustig. " Gij zijt toch bij mij", zegt ze. Ik groei.
Hectisch. 
Donder rolt door de kloof.
We voelen dat we leven maar we blijven verder sprakeloos. We voelen ons zo vreselijk klein bij dit losgeslagen natuurgeweld.
Na een  oneindig lijkend circuit van 30 kilometer komen we terug in hotel Turmo. We verlaten de auto en spurten naar de gelagzaal.
Het regent pijpenstelen.
14 u 30. Spaanse etenstijd. Zij neemt de aanbieding van de dag, een goedgevuld bord met gefrituurde inktvisringen, knapperig gebakken worst, kaas uit de streek en gedroogde gerookte dun gesneden beenham. Ze krijgt er brood bij dat werd belegd met look en tomaatjes. Ik krijg heerlijk zachte sepia met een geklaarde botersaus met look en peterselie. We bespoelen het geheel met een koele Rioja, die Schrek met moeite kan ontkurken.  Daarna alle tijd voor een lekkere  koffie. Ik vraag een Izarra, de Pyreneeën likeur bij uitstek, maar Schrek heeft die niet in zijn barkast staan en ik vraag, om hem wat te jennen, een wel voor handen zijnde Chartreuse, uitstekende kruidenlikeur uit de Alpen.
De regen trommelt op onze plastieken terrasstoelen en maakt van de vloer een kleine vijver.
We hebben geen avondmaal meer nodig maar verlangen naar een gezamenlijke roekeloeze duik in Morpheus' armen.



zondag 8 september 2013

Schrek

De manager van het Hotel Deltour is een genie. Uit zijn personeelsbestand selecteert hij voor de avonddienst een vriendelijke jonge dame die hij met de zorg voor de nieuwe cliënten belast en hen de indruk geeft dat alles pico bello is en dat la France entière de toerist, de voorbijganger, vereert. Voor de gehate ochtendstond voorziet hij twee Franse furieën die je zo vlug mogelijk naar de uitgang doen verlangen en daarmee het afscheid ( partir c'est mourir un peu) heel draagbaar maken. Hij geeft hen nog de opdracht de croissants van de dag tevoren eerst te serveren en daarna pas de verse exemplaren mondjesmaat op het ontbijtbuffet te dresseren.  Ze krijgen de strikte richtlijn je zo neutraal en ongeïnteresseerd mogelijk "bonne route" te wensen terwijl je hen voorbij gaat wanneer ze de lucht staan te verpesten door te staan roken aan de voordeur.
Maar dat zal hem de pet niet drukken!
De electronische dame zegt dat we nog 317 km moeten rijden tot Hotel Turmo in Labuerda. Op het terras van de Macdo (zo heten die hamburgertenten in Frankrijk ) hebben we dit hotel geboekt via het onvergelijkbare en onmisbare booking.com.
De route is stijgend. Van uit de vallei van de Lot, in wiens oksel Cahors nog ligt te slapen, klimmen we door het departement van de Gers naar de Pyreneeën.
Dit zijn de namen: Montauban, Auch, Lannemezan, Arrau, Luz Saint Sauveur... en waar nog niet zo heel lang geleden deze departementale weg doodliep op de onoverbrugbare Cirque de Gavarnie heeft het menselijk vernuft een mollengang gegraven. De tunnel de Bielsa is met gele lampen hel verlicht en verbindt in dalende lijn het departement van de Hautes Pyreneés met de Spaanse provincie Aragon. We rijden drie kilometer onder de grond met achter ons een vrachtwagen, bestuurd door een volslagen gek, die bumperkleeft en ons in de afzink van de col, op een kronkelende smalle weg voorbijsteekt in een wolk van stof en met moordende snelheid. Waar is de Guardia Civil wanneer je ze nodig hebt?.  In het eerste dorp na de tunnel staat de vrachtwagen stil voor het rode licht en hebben we hem weer bijgehaald. Waarom waagt die cowboy zijn en ons leven? Wat is zijn winst?
Precies voor de deur van Hotel Turmo zegt mijn electronische dame dat we onze bestemming hebben bereikt.
Achter de incheckbalie zit een witte Schrek, een forse, kale, bleke man met grote uitstaande oren, een platte neus en een mond zo breed als de nabij gelegen rivier. Vriendelijk, Engels sprekend. " Pas de Français" zegt hij, en hij toont ons op de kaart van de omgeving waarmee we ons kunnen vermaken tijdens ons verblijf, dat hij ons zo aangenaam mogelijk wenst. Hij geeft ons nog een ouderwetse sleutel voor kamer 111 (cien y once !). De kamer is ruim, luchtig en heeft een balkon met uitzicht op de bergen. Perfect.
Op aanraden van Schrek bezoeken we 4 km verder het middeleeuwse stadje Ainsa. We klimmen met de wagen tot aan de hoog gelegen oude versterkte stad. Het uitzicht op de bergen en een stuwmeer is fantastisch. De boeren van de streek zijn op het Arabische hoogommuurde vestingsplein een landbouw tentoonstelling aan het opzetten in reusachtige witte tenten met stands voor de promotie en verkoop van de regionale producten. Beschermd voor de brandende zon worden de markantste dieren uit de veestapel te kijk gezet, forse Pyreneeënkoeien met hun kalfjes,  angora geiten en pluimvee van de betere komaf.
Door een historische poort bereiken we het uitgestrekte, met oude kasseien geplaveide Romaanse plein met een chique hotel, cafè's, restaurants, schitterende bebloemde patriciërswoningen en een kerk. Op een terras vragen we dos tapas mediévales y vino tinto ( de aanbieding van dag)  en even daarna zetten zich zonder enige waarschuwing de hemelsluizen open. De ober verontschuldigt zich en zegt zo iets dat Zij vertaalt als "septemberregens". Hij sluit de twintig parasols en inviteert iedereen met hebben en houden naar binnen.
Tussen de vlagen in keren we terug naar hotel Turmo waar Schrek, met een glimlach van hier tot ginder, ons uitnodigt voor het avondmaal en glunderend diept hij uit zijn printer een Nederlandse vertaling van de plato del dia op.  Lamsbout wordt vertaald als lamspoot maar mijn Engels is niet goed genoeg om hem deze culinaire barbaarsheid  te ' expliqueren'.
Op de tafel staat een glazen kan met ijskoud water en een literfles huiswijn , vers brood en olijven.
Zij bestelt een millefeuilles met kabeljauw met de 'lamspoot' als tweede gerecht. Ik krijg een plateau verse doperwtjes met snippers gedroogde hesp en gekookte aardappeltjes en daarna een ossenstaart, langzaam gegaard,  om vingers en duimen van af te likken. Schrek hengelt naar een compliment wanneer hij onze lege borden ziet, en dat geven we hem met het Franse 'magnifique' en de algemeen gekende duim omhoog.
Schrek trakteert met koffie en likeur.
We verlengen ons verblijf met een nacht.
Wij tevreden, Schrek tevreden.
Gans de nacht speelt het orkest van de Goden met de cimbalen en pauken van donder en bliksem. Het schrikwekkend geluid rolt door de vallei en wordt door de bergen weerkaatst. Uit angst voor verdrinking sluiten we noodgedwongen de terrasdeuren.

zaterdag 7 september 2013

Dit zijn de namen

Het is niet de wind maar de adem van de zomernacht die zacht de wingerdbladeren beroert, wanneer we in het daags voordien met zorg en ervaring geladen rode Berlingo'tje stappen.  Ik laat Haar kiezen aan het einde van de oprit : wordt het links of rechts ? Gaan we via Parijs Europa in of wordt het Brussel en dan een willekeurige richting.
In Brussel besluit Ze dat we naar Spanje gaan.
Charleroi dus, Rethel, dwars door les Ardennes Françaises, de Champagnestreek met de eindeloze stoppelvelden en het opgestapeld stro, de slagvelden van de Marne in het ontwakend zonnelicht en daarna in zomerse nevels de Bourgognestreek en al haar rijkdommen. Zonnebloemvelden tot aan de einder, sommige nog met gouden bloemen naar de zonnegod gericht, op andere velden hangen de koppen zwaarbeladen met zaad reeds naar beneden en ze lijken op treurende gebogen en geknielde mensenkinderen. ( Ze doen me denken aan de beelden van Käthe Kollwitz, het treurend ouderpaar op de Duitse begraafplaats van Vladslo.)
We rijden van stad tot stad.
Dit zijn de namen* :  Chalons en Champagne,  Bar  le Duc, Tonnerre,  Nevers, Chablis, Montluçon,  Clermont Ferrand ,  Tulle, Brive la Gaillarde...
Ze voedt me belegde boterhammetjes met salami en kaas en schilt de rijpe peren. Ze reikt me op simpel verzoek koele drank uit het koelkastje. Om 11 uur doet ze de bar open, maakt zicht zonder morsen een whisky cola, die ze met profijtige slokjes nuttigt.  Ze weet het genot een uur lang te rekken. 
 Sanitaire stops worden in de natuur gehouden. Wouden zat met beschermde geheime pleisterplaatsen, plasplaatsen.
Mijn elektronische dame vermijdt péages en gidst me feilloos zuidwaarts.
Ik hou het uit tot aan het rond punt bij het inrijden van Cahors, een mooi oud stadje beschermd door een meander van de Lot. Er staan duizend kilometer op de teller. We eten bij een beminnelijke Chinees die naar hij beweert nog in Lille woonde, in ons gebuurte dus, en vrienden heeft in Brussel. Hij geeft ons bij het afrekenen een stylo cadeau. Op het terras van de Mac Donalds  reserveer ik via booking.com een kamer in het hotel dat even verder in de straat ligt. Van op deze plaats zien we de lichtreclame. De dame aan de balie van het Deltour hotel is super vriendelijk, de kamer voldoet aan wat we verwachten.
Ik ben zo moe als een hond, bijna ontredderd, en val in een bodemloze slaap en droom dat ik Haar geur verloren ben, Haar spoor bijster.


* "Dit zijn de namen" is de aanhef van het boek Exodus uit de Bijbel.

































zondag 28 juli 2013

De gehangene en het kind.




Voor het eerst heb ik een lijk gezien.
Het is dinsdag maar ik heb een gevoel alsof het zondag is want ik ben niet naar school en ze hebben me dit groen fluwelen pak aangetrokken dat hier en daar te krap zit. Aan de hand van mijn moeder  en achter mijn opa aan die bij elke stap rondvoelt met zijn stok om nergens tegenaan te lopen ( in het schemerdonker ziet hij niet goed en hij loopt mank ), ben ik langs de spiegel in het salon gekomen waarin ik me van top tot teen heb gezien, gekleed in het groen en met de witte gesteven strik die knelt aan een kant van mijn hals. Ik zag mezelf in de ronde spiegel vol vlekken en ik dacht: dat ben ik, net of het vandaag zondag is.

Wij zijn naar het huis gegaan waar de dode is.

De warmte in de afgesloten kamer is om te stikken. Je hoort het zoemen van de zon in de straten, maar verder niets. De lucht is stil geworden, vast. Je krijgt het gevoel dat hij zou kunnen kromtrekken als een ijzeren plaat.
In de kamer waar ze het lijk hebben neergelegd ruikt het naar koffers, maar ik zie ze nergens. In de hoek is een hangmat, opgehangen aan de ring aan een van zijn uiteinden. Er hangt een geur van vuilnis en ik denk dat de vernielde en bijna vergane dingen naar vuilnis horen te ruiken, ook al hebben ze in de werkelijkheid een andere geur.
Ik heb altijd gedacht dat doden een hoed moesten dragen. Nu zie ik van niet. Nu zie ik dat ze een punthoofd hebben  en dat er een zakdoek rond hun kaken  gebonden zit. Ik zie dat ze hun mond een beetje openhouden en dat je achter de paarse lippen hun gevlekte en onregelmatige tanden kunt zien. Ik zie dat ze hun tong schuin uit hun mond hebben hangen, dik en papperig en een beetje donkerder dan de kleur van het gezicht, een kleur als van je vingers wanneer je ze afknelt met een stukje touw. Ik zie dat ze hun ogen open houden, veel meer dan bij een mens, benauwde en uitpuilende ogen, en dat hun huid lijkt op aangestampte, vochtige aarde. Ik heb altijd gedacht dat een dode op een rustig slapend iemand leek, maar nu zie ik dat het juist andersom is. Ik zie dat hij lijkt op iemand die wakker is en dol van woede na een vechtpartij.


Uit:  Afval en dorre bladeren
Gabriël Garcia Marquez
Meulenhoff Amsterdam


zondag 7 juli 2013

Tussen chaos en discipline



Vijf bladzijden voor het einde van "Dagboek van een dichter" scheurt de kaft van het boek, waarin ik nu gedurende ongeveer twee jaar lees, haast symbolisch in stukken. Het was een fantastisch verijkende en ver reikende leeservaring om deelachtig te worden aan de meest intieme gedachten van een erudiete en getormenteerde kunstenaar en mens. Ik schreef in mijn blog verschillende fragmenten uit die wonderlijke, bloedeerlijke zelfanalyse over.
Met heel veel respekt, Mijnheer Nolens, leg ik dit boek voor een tijdje terzijde maar ik weet nu al dat ik dit lijvig meesterwerk, als een bijbel, vaak ter hand zal nemen.
Dank je Leonard. 


"Zo is het dus met mij gesteld: ik kan weliswaar niet voorzichtig leven, maar ook niet (meer) gevaarlijk. Ik wil de rust en de onrust. Ik wil de nuchterheid en de roes. Ik wil het absolute evenwicht van het compromis tussen chaos en discipline.
Is het ooit anders geweest? Ben ik ooit anders geweest? Over enkele maanden word ik zestig, een leeftijd die ik zelfs in mijn stoutste dromen nooit zou halen, en vandaag schuift mijn verlangen het cijfer op naar zeventig, een monsterlijk hoge leeftijd voor de zieltogende twintiger die ik was."



Uit: "Dagboek van een dichter" pag 1051
Leonard Nolens
Querido 

dinsdag 2 juli 2013

De onbestaanbare God.





Wat doen de golven met het regenboogvlies van  geliefden?
Wat hebben jouw blikken in de branding aangericht?
Antwoorden op dat soort vragen maakt de zee interessant.  De zee in se is flauwekul van fenomenologen, kouwe kak van dichters die verlegen zitten om inspiratie.
...
Een zee zonder de mensen is een middernachtelijk spook dat zich niet verstaanbaar kan maken, een fantasma van een onbestaanbare God. 


Uit: Dagboek van een dichter ( pag. 1010)
Leonard Nolens
Querido

Vergelijk: " De zee is koude soep"
Kamagurka

maandag 17 juni 2013

Vermoeidheid





Als wij, de grote mensen, moe zijn
Van het praten met elkaar,
Als wij moe zijn van het slapen
Met elkaar, het wandelen
En handeldrijven met elkaar,
Het tafelen en oorlog voeren

Met elkaar, als wij zo moe zijn
Van elkaar, van het elkaren
Van elkaar, dan zetten wij de kat
Op onze schouder, gaan de tuin in
En zoeken de kinderstemmen achter
De hoge hagen en in de boomhut.

En zwijgend leggen wij onze vermoeidheid
In het gras, en de jaren die zwaar
En donker sliepen in de zoom
Van onze jas ontbloten zich daarboven
In een jongenskeel en dansen op
En neer in een vochtige meisjesmond.

Als wij, de grote mensen, moe zijn
Van het praten,
Van het praten,
Van het praten met elkaar,
Gaan wij de tuin in en verzwijgen ons
In de kat, in het gras, in het kind



Leonard Nolens

zondag 16 juni 2013

Op verzoek







Dat ik van je hou, dat wil ik dan
ook wel eens schrijven, nu je dat
zo vraagt. Want ik hou van je en
niet eens zo zelden, gezien de 
vierduizend dagen en nachten.

Dat het lijkt of je nauwelijks 
ouder geworden bent, dat
je soms nog ver weg kijkt als
was je verliefd, dat
je handen nog mooi zijn, verder
zou ik toch niet willen gaan.

Dat ik je wang soms zoek en niet
je mond. 




Anton Korteweg
uit: Tussen twee stilten
Meulenhoff,  Amsterdam

zondag 9 juni 2013

Roeien




Roeien met de riemen die je hebt?
En als je door zoveel stormen je riemen bent kwijtgespeeld?
Dan maak je de boot wat kleiner en roeit met de planken die overblijven .
En als ook die planken?
Dan maak je de boot opnieuw wat kleiner. En als. Enzovoort.
Tot je je drijvende houdt op een enkele spant en roeiend met twee spaanders aan de horizon verdwijnt. 



Leonard Nolens
Uit: Dagboek van een dichter
Querido Amsterdam.

dinsdag 28 mei 2013

Het paar




Het paar. Wie geen liefde meer kan geven is de sterkste van beiden. Hij of zij leeft niet langer in die lastige en prachtige afhankelijkheid, is dan niet langer de magnifieke gevangene van de ander en van zijn (haar) eigen hart. Wie geen liefde meer kan geven is de sterkste van het paar.
De sterkste, vrij en dood. 



Leonard Nolens
Uit: Dagboek van een dichter
Querido Amsterdam



Wie overblijft is het eerste in de hel.



Celui des deux qui reste se trouve en enfer

Jacques Brel
Les Vieux 

zaterdag 25 mei 2013

Vergroeid





Je strekt je 's avonds in de donkere kamer naast haar uit, je weet dat zij al half is weggedoezeld.  Toch druk je zacht je koude linkerhand in haar lauwe linkerlies. Zij zal niet schrikken. Na een minuut of zo verlegt zij zich en drukt haar linkerbeen tegen je rechterdij. Zo dommelen jullie in, vierbenig gevangen in dezelfde slaap en vrij.
Na meer dan twintig jaar heeft zich jouw lichaam haar reflexen eigen gemaakt, heeft zij jou opgenomen in de bewusteloze motoriek van haar dromende bloed. Twee lichamen, zo met elkaar vertrouwd dat zij in dat kalm kantelende moment vlak voor het inslapen, met elkaar vergroeien tot een compacte, vederlichte, adembenemende duik in het donker.



Uit: Dagboek van een dichter
Leonard Nolens
Querido Amsterdam

zondag 12 mei 2013

De moeder



Ik ben niet, ik ben niet dan in uw aarde.
Toen gij schreeuwde en uw vel beefde
Vatten mijn beenderen vuur.

(Mijn moeder, gevangen in haar vel,
Verandert naar de maat der jaren.

Haar oog is licht, ontsnapt aan de drift
Der jaren door mij aan te zien en mij
Haar blijde zoon te noemen.

Zij was geen stenen bed, geen dierenkoorts
Haar gewrichten waren jonge katten,

Maar onvergeeflijk blijft mijn huid voor haar
En onbeweeglijk zijn de krekels in mijn stem.

‘Je bent mij ontgroeid’, zegt zij traag mijn
Vaders voeten wassend, en zij zwijgt
Als een vrouw zonder mond.)

Toen uw vel schreeuwde vatten mijn beenderen vuur.
Gij legde mij neder, nooit kan ik dit beeld herdragen,
Ik was de genode maar de dodende gast.

En nu, later, mannelijk word ik u vreemd.
Gij ziet mij naar u komen, gij denkt: ‘Hij is
De zomer, hij maakt mijn vlees en houdt
De honden in mij wakker.’

Terwijl gij elke dag te sterven staat, niet met mij
Samen, ben ik niet, ben ik niet dan in uw aarde.
In mij vergaat uw leven wentelend, gij keert
Niet naar mij terug, van u herstel ik niet.


Hugo Claus
uit:  De Oostakkerse gedichten

De Moeder, gezegd door de Meester zelf
http://www.youtube.com/watch?v=m3m8piCE2LA

donderdag 2 mei 2013

Een dag als geen ander








Zo is het hier elke dag: de bloemen
gaan de perken te buiten, bomen
waaien in het honderd, en van overal
stroomt klaarte toe
als volk voor een voetbalwedstrijd.
Reeds komt de zon het terrein op-
gelopen , stralend van zelfvertrouwen. 

En even  sterk zijn hier de minnaars
hun speelse kussen bewerken de realiteit
als boeren het land,
een hele werkelijkheid kunnen zij
in hun armen dragen.

Ik hou van deze tuin.
Als ik ooit uitwijk neem ik hem mee.
Ik zal zijn naam noemen
en hij zal me volgen.


Naar "Een dag als geen ander"
uit " De lenige liefde"
Herman de Coninck

zaterdag 20 april 2013

Parabel van de haan




Haan, als de krop in je keel
Is gesprongen, je strot heeft gebloed
Van het roepen, als langzaam de deur
Opengaat en je liefde daar staat
En zich aanbiedt, daar staat en zich prijsgeeft
Als verte, met schreeuwend het rood
Van haar mond die een dood is , met flemend
De klauw van haar stem die zo bloot is,

Kijk uit, kijk dan uit, dat het nat
Van haar blik je niet sleurt in zijn diepte,
En pak haar van achteren, wring
Je vingers vlug tussen haar tanden,
Dat liefde niet spreke, niet breke,
Ach haan, zich niet wreke voorgoed.

En verzink nu je hoofd in haar lenden.
Bedek je gezichten met afstand.



Leonard Nolens
uit " Dagboek van een dichter"  blz 499


Missenburg woensdag 17 november 1993
Als mijn leven schrijven is, dan is dit gedicht een deel van mijn leven en dus mijn hele leven. Als ik de ontstaansgeschiedenis van  "Haan" wil schrijven, moet ik mijn leven overdoen, dus ook de levens van iedereen met wie ik direct en indirect mijn leven heb gedeeld en deel.
Elk woord staat  voor een ander woord, zoals ik sta voor een ander.  "Haan" is het unicaat van mijn inwisselbaarheid.

Uit: "Dagboek van een dichter" blz 500

zondag 14 april 2013

De marginale stad



De jonge dokter formuleerde zijn gedachten over de ouderdom en verklaarde dat hij meende dat de wereld vlugger zou vooruitgaan zonder de last van de bejaarden. Hij zei: "De mensheid gaat, net als legers op veldtocht, vooruit met de snelheid van de langzaamste." Hij voorzag een menselijker en daarom ook beschaafdere toekomst, waarin de oude menselijke wezens in marginale steden apart werden gezet vanaf de leeftijd dat ze niet meer voor zichzelf konden zorgen, om hen te behoeden voor de schande, de ontberingen en de ontstellende eenzaamheid van de oude dag.
Van uit medisch oogpunt, volgens hem, kon de leeftijdgrens op zestig jaar worden getrokken. Maar voordat men zulke graad van naastenliefde kon bereiken was de enige oplossing tehuizen te voorzien waar de bejaarden elkaar troostten, elkaar vonden in hun voorkeuren en afkeuren, in hun verkeerde gewoontes en hun droefheden, veilig voor de natuurlijke tweespalt met de volgende generaties.
Hij zei: " Oude mensen zijn bij andere oude mensen minder oud.'


Uit : Liefde in tijden van cholera
Gabriël Garcia Marquez 

woensdag 10 april 2013

Laat alle deuren op een kier




Laat dit niet alles zijn, dit leven stil en donker
Als het maandelijkse bloeden van de vrouwen.
Laat mij van iemand zijn, maar ook niet zo volstrekt
Dat ik verdwijn, in haar, in hem, of weg moet gaan
Omdat geen mens mijn menselijk gewicht kan tillen.
Uit schrik voor mijn gezicht schrijf ik dit op.

Altijd ben ik onderweg. Ik vind geen rust
Bij mij, ben bang als jij mijn trage stap hoort branden
Op de koude tegels in de gang naar jou.
De deur gaat open. En zoenend en stom onderzoeken je lippen
De sombere man die jou zwijgend staat aan te blaffen
Met liefdesgedichten. Geef hem je bed. Laat alle deuren 

Op een kier 



uit: Liefdes verklaringen
Leonard Nolens
Querido

zaterdag 30 maart 2013

Weduwe met fantoompijn.



Nu haar man dood was wilde ze weer zichzelf zijn en alles terug krijgen wat ze had moeten laten lopen in een halve eeuw van  dienstbaarheid, die haar gelukkig had gemaakt, dat leed geen twijfel, maar die haar, nu als weduwe, geen spoor meer van haar eigen identiteit naliet.  Ze was een spook in andermans huis, dat van de ene dag op de andere immens en eenzaam was geworden en waarin ze stuurloos ronddreef zich angstig afvragend wie méér dood was: hij, die dood was, of zij, die was overgebleven.
Ze kon niet aan een verborgen gevoel van rancune jegens haar man ontkomen omdat hij haar alleen had achtergelaten midden deze duistere oceaan.
Alles van hem maakte haar aan het huilen: zijn pyama onder het kussen, zijn pantoffels, die haar altijd aan een zieke deden denken, de herinnering aan zijn beeld als hij zich uitkleedde en dat zij in de spiegel zag, terwijl zij haar haar kamde voor het slapengaan. Zij rook de geur van zijn huid, die op de hare zou blijven tot lang na zijn dood. 
Zij hield halverwege op bij alles wat ze aan het doen was en sloeg zichzelf zachtjes tegen het voorhoofd, omdat ze zich opeens iets herinnerde wat ze hem vergeten was te zeggen. Ieder ogenblik van de dag kwamen vragen in haar op die hij alleen had kunnen beantwoorden.
Ooit had hij iets tegen haar gezegd dat ze niet kon bevatten. Hij zei : geamputeerden voelen pijn, kramp en kriebel aan het been dat ze niet meer hebben.
Zo voelde zij zich zonder hem, omdat ze het gevoel had dat hij was waar hij niet meer was.
Toen ze op haar eerste ochtend als weduwe wakker werd draaide ze zich om in bed om een prettiger houding te zoeken om nog wat door te slapen, en dat was het eerste moment waarop hij, in haar belevenis,  echt was gestorven. Voor het eerst had hij als het ware een nacht buitenshuis doorgebracht. Een tweede moment kwam er aan de ontbijttafel, niet omdat ze zich eenzaam voelde, maar door de vreemde zekerheid dat ze met iemand zat te eten die er niet meer was...



Uit: Liefde in tijden van cholera
Gabriël Garcia Marquez

Tussen droom en daad



Het huwelijk


Toen hij bespeurde hoe de nevel van den tijd

in d'ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven,

haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven

toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.


Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij den baard

en mat haar met den blik, maar kon niet meer begeren,

hij zag de grootse zonde in duivelsplicht verkeren

en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard.


Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond

het merg uit haar gebeente, dat haar tóch bleef dragen.

Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen,

en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.


Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand.

Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen

en rennen door het vuur en door het water plassen

tot bij een ander lief in enig ander land.


Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad

staan wetten in den weg en praktische bezwaren,

en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,

en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.


Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot

en zagen dat de man dien zij hun vader heetten,

bewegingloos en zwijgend bij het vuur gezeten,

een godvergeten en vervaarlijke aanblik bood.



Willem Elsschot
de dichter schreef dit monument neer in 1910. Hij was toen 28 jaar oud...


Voor wie het gedicht voorgedragen wil horen..http://vimeo.com/12205399


vrijdag 8 maart 2013

Vriendin




Zij zei: "Ik zou nooit doden.
            Ook niet als een man op één meter van mij
            mijn zoontje wurgde.
            Alles wat leeft is heilig."

En ik zag haar in natriumlicht,
de sibylle met haar schandelijke wet,
krols van zelfmoord en gebed

Hoe de klei hongert naar het gebeente
en de aarde naar de mest
en de dweil naar het bloed!

En hoe ik dans in mijn dierlijk zweet
en doden zou en hoe!


Hugo Claus
uit " Van horen zeggen"
De Bezige Bij

dinsdag 12 februari 2013

Voor B op 14 februari


roos photo Roos.jpg
Zal ik niet kunnen zwijgen over
je benen die mij ontvangen
met open armen?

Of zal ik je vertellen hoe de gedachte van een
verre koning aan jou door een tovenaar
is veranderd in de maan?

En zullen mijn handen zo zacht gaan liggen
op je borsten als sneeuw op de
mooiste bergen die ik ooit heb gezien?

Ja



uit: Met de vedel
Herman de Coninck   De Arbeiderspers Amsterdam- Antwerpen

maandag 11 februari 2013

De schreeuw en het gebed



Taxi Ali 326 haalt het beste uit zijn karretje wanneer we de heuvel oprijden waarop het Musee de Guellala gebouwd werd. Ali laat ons uitstappen aan de monumentale witte trappen en vindt dan zonder moeite een schaduwrijk plaatsje op de grote maar lege parking van het museum. Weer tijd om een uiltje te vangen.
Het museum is splinternieuw. Het prachtig monumentaal gebouw pronkt op zijn eigen heuvel en vanop de verschillende terrassen hebben we een mooi panorama op de omringende woestenij. Er is een souvenir standje en een heel stemmig café zonder bier, maar het vers geperst sinaasappelsap is er goedkoop en smaakt heerlijk.
Het museum geeft aan de hand van levensgrote en echt lijkende poppen een overzicht van het leven op Djerba. De meeste aandacht gaat naar het familiale leven en vooral naar het voor- tijdens- en na
van het huwelijk. In de verschillende vitrinekamers van het museum voltrekken zich de rituelen die aan de bruiloft voorafgaan onder meer de afzondering en zuivering die de bruid moet ondergaan. De bedoeling van die behandeling is de bruid zo aantrekkelijk mogelijk aan te bieden aan de wachtende en op droog zaad zittende bruidegom. Over wat die onverlaat de laatste dagen voor de bruiloft uitvreet wordt met geen woord of beeld gerept.

De bruid wordt geschrobd, gewassen, met geurige oliën ingewreven en, de hoofdhuid uitgezonderd, volledig onthaard door compressen met was of hars op de huid te laten vastkleven, waarna de sadistische en jaloerse behandelaarster met een ruk de embalage én het haar verwijdert. De pop huilt van de pijn en het hoofd van de vrouw in het museum gelijkt op dat beroemde, in een schreeuw veranderend hoofd op het schilderij van Edvard Munch. Tot slot moet de bruid nog zeven keer over een met vis gevulde mand springen om de gunst van de vruchtbaarheid te bekomen. Daarna kan ze met een baby- zachte huid en het van alle tekenen van de ouderdom ontdane geslacht haar man ter wille zijn en een onderdanig onderdeel vormen van zijn harem. De bruiloftstaferelen eindigen zoals het past met de uitbeelding van het grote feest met veel eten, drinken, dans en gezang.
Door de zuilengangen van het museum klinken de helle tonen
Schilderij Musee de Guellala (eigen foto)
van de schalmeiën en het heldhaftig tromgeroffel terwijl we in dat deel van het museum komen waar de mannelijke aktiviteiten worden uitgebeeld.  Zou het, beste lezer, iemand verwonderen dat de heren der schepping in groepjes zitten te praten en thee te drinken rond grote waterpijpen?. De stoerste onder hen houden zich ook nog onledig door de degens te kruisen of door op gespierde witte volbloeden in een zandbak op de vijand af te stormen.  

Schilderijen Musée de Guellala (eigen foto's)

Dan wandel je over met cactussen en bougainvilleas versierde zonnige patio's naar het tweede deel van het museum waar meer aandacht wordt geschonken aan de dagelijkse aktiviteiten die zaad in het bakje en brood op de plank brengen. Een olijfpers wordt in één van de kelders van het museum aangedreven door een gemuilkorfde luie dromedaris, die wel gewillig stilstaat voor de foto die aan zijn eigenaar een dinar fooi oplevert. Buiten in het zonnetje ligt de reserve dromedaris, die dadelijk de namiddag shift zal doen, rustig een hap hooi te herkauwen. Wat verder toont een zielloos nagemaakt exemplaar hoe vroeger met zijn hulp het water uit de putten werd opgepompt.
Merkwaardig nog is het vijvertje waarop een bootje dobbert. In het bootje staat een visser die een touw vasthoudt waaraan op enkele afstand van elkaar aarden kruiken zijn vastgemaakt. De inktvissen die op de bodem van de zee een schuilplaats zoeken verstoppen zich in die kruiken die dan door de visser voorzichtig in de boot worden gehesen en uitgeschud. 
Ali rijdt freewheelend de heuvel af en parkeert zijn taxi aan het terras van een restaurant.  Ali wil in de auto blijven zitten in de schaduw van een boom en wil niet ingaan  op ons verzoek om samen met ons te eten. De kok verwelkomt ons buiten bij de roestige barbecue. Hij toont ons een mand met allerhande vissen en we vragen hem zelf een keuze te maken en ons middagmaal samen te stellen. Terwijl hij een assortimentje vis roostert brengt hij ons brood, olijven, een schaaltje met harissa pasta in olie en een aarden schoteltje hete vissoep. Daarna presenteert hij perfekt geroosterde loup de mer, een dorade en wat inktvisjes. Bij dit godenmaal ontbreekt enkel een glas koele witte wijn. Wij drinken noodgedwongen water. Een bede tot Allah om dat water in wijn te veranderen krijgt geen gehoor van de nochthans Almachtige.
Ali stuurt nu behendig zijn gele taxi door het ordeloze en drukke verkeer van Houmed Souk, de hoofdstad van Djerba. Na wat getoeter en drukdoenerij bereiken we de haven en de oude Spaanse versterkte burcht die in vroeger tijden de stad beschermde. Hij parkeert zijn renaultje aan de Turkse Moskee, de oudste van het eiland, en stuurt ons de souks binnen. Wij kuieren wat door de nauwe handelsstraatjes en maken hernieuwd kennis met de verschillende verkoopstechnieken van soms opdringerige verkopers. Kleurrijke klederen, lederwaren, keramiek, specerijen en juwelen vormen de voornaamste koopwaar. We trotseren elke verleiding en alle opdringerigheid en een half uurtje later genieten we weer van de bedaarde rijstijl van rustige Ali, die onze tocht verder zet langs de noordelijke kustlijn van het eiland waar hij ons de troepen Flamingo's aanwijst, die in de verte in de ondiepe zandmeren hun voedsel zoeken.  Wat verder begint de "route touristique" met zijn lintbebouwing van ommuurde en dus veilige mastodonthotels.  Ali maakt zijn beklag dat er zo weinig toeristen zijn en dat de broodwinning van zoveel Tunesiërs hierdoor op de helling staat. We vertellen hem dat we toen we onze reis boekten op de website van Buitenlandse Zaken konden lezen dat het reizen naar Tunesië werd afgeraden. We kunnen enkel vaststellen dat we hier op Djerba niets gewaar worden van de uit balans gerakende politieke toestand. Mensen zoals Ali hopen dat er nog wat zal veranderen, Inch Allah, als God het wil, en je bespeurt toch weinig optimisme in zijn woorden. Anderen, zoals een taxichauffeur die ons de dag nadien naar de Jazeera winkel bracht, zijn cynisch en zeggen niets van de revolutie te zien uitgenomen dat sommige mensen democratie beschouwen als de totale vrijgeleide om te doen waar ze zin in hebben. Ze hopen op een hervorming waarbij vooral de mensen die geen werk hebben niet van honger zouden omkomen. Wie nu geen werk heeft lijdt honger, maar er zijn geen jobs en de toeristen blijven weg. Een straatje zonder einde. ( Enkele dagen na onze thuiskomst wordt een oppositieleider vermoord, zijn er relletjes in Tunis, dreigt de president ermee zijn regering te ontbinden en schorst Tunisair al zijn vluchten naar Tunesië )
Ik bid enkel tot de Heer wanneer ik tandpijn heb en gebruik dan nog totaal eigen woorden, maar moest het helpen dan zou in nu in het stof gaan liggen en Allah o Akbar prevelen en hem bescherming afsmeken voor het Tunesische volk en wijsheid voor zijn leiders.


woensdag 6 februari 2013

Maison Leila, Midoun Djerba





Fadlooun moskee rechtover Maison leila




Amira










Alessandra, la patronne


Samira