dinsdag 28 mei 2013

Het paar




Het paar. Wie geen liefde meer kan geven is de sterkste van beiden. Hij of zij leeft niet langer in die lastige en prachtige afhankelijkheid, is dan niet langer de magnifieke gevangene van de ander en van zijn (haar) eigen hart. Wie geen liefde meer kan geven is de sterkste van het paar.
De sterkste, vrij en dood. 



Leonard Nolens
Uit: Dagboek van een dichter
Querido Amsterdam



Wie overblijft is het eerste in de hel.



Celui des deux qui reste se trouve en enfer

Jacques Brel
Les Vieux 

zaterdag 25 mei 2013

Vergroeid





Je strekt je 's avonds in de donkere kamer naast haar uit, je weet dat zij al half is weggedoezeld.  Toch druk je zacht je koude linkerhand in haar lauwe linkerlies. Zij zal niet schrikken. Na een minuut of zo verlegt zij zich en drukt haar linkerbeen tegen je rechterdij. Zo dommelen jullie in, vierbenig gevangen in dezelfde slaap en vrij.
Na meer dan twintig jaar heeft zich jouw lichaam haar reflexen eigen gemaakt, heeft zij jou opgenomen in de bewusteloze motoriek van haar dromende bloed. Twee lichamen, zo met elkaar vertrouwd dat zij in dat kalm kantelende moment vlak voor het inslapen, met elkaar vergroeien tot een compacte, vederlichte, adembenemende duik in het donker.



Uit: Dagboek van een dichter
Leonard Nolens
Querido Amsterdam

zondag 12 mei 2013

De moeder



Ik ben niet, ik ben niet dan in uw aarde.
Toen gij schreeuwde en uw vel beefde
Vatten mijn beenderen vuur.

(Mijn moeder, gevangen in haar vel,
Verandert naar de maat der jaren.

Haar oog is licht, ontsnapt aan de drift
Der jaren door mij aan te zien en mij
Haar blijde zoon te noemen.

Zij was geen stenen bed, geen dierenkoorts
Haar gewrichten waren jonge katten,

Maar onvergeeflijk blijft mijn huid voor haar
En onbeweeglijk zijn de krekels in mijn stem.

‘Je bent mij ontgroeid’, zegt zij traag mijn
Vaders voeten wassend, en zij zwijgt
Als een vrouw zonder mond.)

Toen uw vel schreeuwde vatten mijn beenderen vuur.
Gij legde mij neder, nooit kan ik dit beeld herdragen,
Ik was de genode maar de dodende gast.

En nu, later, mannelijk word ik u vreemd.
Gij ziet mij naar u komen, gij denkt: ‘Hij is
De zomer, hij maakt mijn vlees en houdt
De honden in mij wakker.’

Terwijl gij elke dag te sterven staat, niet met mij
Samen, ben ik niet, ben ik niet dan in uw aarde.
In mij vergaat uw leven wentelend, gij keert
Niet naar mij terug, van u herstel ik niet.


Hugo Claus
uit:  De Oostakkerse gedichten

De Moeder, gezegd door de Meester zelf
http://www.youtube.com/watch?v=m3m8piCE2LA

donderdag 2 mei 2013

Een dag als geen ander








Zo is het hier elke dag: de bloemen
gaan de perken te buiten, bomen
waaien in het honderd, en van overal
stroomt klaarte toe
als volk voor een voetbalwedstrijd.
Reeds komt de zon het terrein op-
gelopen , stralend van zelfvertrouwen. 

En even  sterk zijn hier de minnaars
hun speelse kussen bewerken de realiteit
als boeren het land,
een hele werkelijkheid kunnen zij
in hun armen dragen.

Ik hou van deze tuin.
Als ik ooit uitwijk neem ik hem mee.
Ik zal zijn naam noemen
en hij zal me volgen.


Naar "Een dag als geen ander"
uit " De lenige liefde"
Herman de Coninck