zondag 29 september 2013

Ontwaken




De werkelijk mooie vrouw is op haar mooist bij het ontwaken, wanneer haar blik verwonderd staat in de uitgeruste ogen, het lichaam een en al warmte is en het haar een kunstig nest.



Uit: Paravion
Hafid Bouazza  

zaterdag 14 september 2013

De Picos de Europa en het verleidlelijke vlees




De tuin van het Palacio de Elorriaga ligt verdoken in de mist. De citroenboom ziet de hibiscus niet meer staan in dit subtropisch paradijsje, maar terwijl we even later onze weg zoeken door de buitenwijken van Vitoria Gasteiz, volgebouwd met kleurrijke appartementsblokken, beschaafde concentratiekampen voor de minderbedeelden, komt de zon al weer piepen.
De autostrade op richting Bilbao, Bilbo voor de Basken om een beetje moeilijk te doen. We verlaten Navarra en rijden Cantabria binnen. Nog steeds heuvels afgewisseld met bergen, maar  overal alle tinten groen. De Costa Verde doet haar naam alle eer aan. Langs de autostrade bemerken we veel benzinestations en hotels die er gesloten en verlaten bijstaan, rijp voor een snel oprukkend verval. We zien een hotel waarvan alle deuren en vensters zorgvuldig zijn dichtgemetseld om te vermijden dat het zou ten prooi vallen aan krakers.
Richting Satander en via een niet te vermijden tolweg door een achttal tunnels richting Oviedo en nu algauw de eerste richtingaanwijzing naar de Picos de Europa, ons initiële reisdoel. Aan het einde van een lange donkere tunnel, wanneer een nieuw landschap wordt geboren, zien we opeens de besneeuwde toppen van het betonnen massief.
We rijden de grote weg af richting Potes en duiken de vallei van de rio Deva in. We flirten nu voortdurend met de grenzen van Asturia, omdat de Deva de grens vormt met Cantabria. De dertig kilometer lange vallei heeft een smalle kronkelende tweevaksweg, soms uitgehouwen uit de rotsen, soms doorlopend onder een bladerdak van oude platanen die het zonlicht filtert tot een groen gekleurde pastellucht. We rijden door enkele, meestal leegstaande vervallen gehuchtjes, waar een achtergebleven inboorling nog een bordje voor zijn afgebladderde voordeur heeft gezet : Hay habitationes, er zijn kamers te huur. Hij is natuurlijk geen bedreiging en zelfs geen concurrent voor het aan het einde van de vallei gelegen bloeiend toeristisch stadje Potes, bulkend van de hotels, restaurants en winkels. We huren er een kamer in het hotel Valdecoro, net buiten het toeristisch centrum. Bij het hotel is er gelukkig genoeg plaats om ons stuk oud ijzer op een veilige manier gratis te parkeren. Een parkeerplaats vinden, zelfs nu, buiten het hoogseizoen, is niet altijd evident.
Het stadsplein wordt omzoomd door een schaduwrijke galerij met winkel en bars. Aan de andere kant wordt het begrensd door de rio  Deva. Het plein staat vol met stoelen en tafels en drie verschillende restaurants proberen klanten te lokken. Er lijkt geen plaats meer over te zijn, maar we kunnen er net nog bij, zegt de ober. Hij overziet met een arendsoog het terras, scharrelt vliegensvlug twee onbezette stoelen bijeen en komt direct daarna aandraven met een plastieken tafeltje. Hij poot alles voor ons neer aan de oever van de forellenrivier en  tovert in een zelfde beweging vers brood, een karaf rode wijn en twee glazen voor onze neus.
Drie minuten later kunnen we al aan onze plato del dia beginnen, paella de marisco en met quenelles van vis gevulde paprika voor mij. B kiest Russische sla en een een forel.
We houden, net als de Spanjaarden, een deugddoende siësta en rijden daarna opgemonterd naar het einde van de wereld, naar Fuente Dé.  " Het einde van de wereld? " zult ge vragen. Nee natuurlijk niet, maar wel het einde van de weg, die ons eerst door de vallei en de verlaten gehuchtjes voerde en daarna door het druk bezette Potes tot in Fuente Dé brengt. De weg loopt hier dood op een rond punt aan de voet van een enorm rotsmassief, de Picos de Europa. Zij bieden een indrukwekkend schouwspel dat nog indrukwekkender moet zijn wanneer je geen hoogtevrees kent en  de kabelbaan durft nemen die je naar een van de hoogste toppen brengt. Zo ver je kan zien steunen de kabels niet op pylonen, maar zweven los in de lucht tot waar je ze niet meer met het blote oog kan waarnemen. De gesloten gondel en de gehele installatie is eigendom van de Spaanse staat.
De weg er heen is de weg terug.
Net als de Spanjaarden namen we een siësta en net als de Spanjaarden trekken we even na 21 u. de stad in op zoek naar versnaperingen. Niet ver  van ons hotel is een asador, een grillhuis. in een oud pand gevestigd. Op het eerste verdiep is er een mooie bar en de barman die ons ziet voorbij komen huppelt ons voor op de monumentale trap naar de gelagzaal op het tweede.  Daar worden we begroet door twee atletisch gebouwde jonge mannen. In de open keuken staan nog twee Adonissen met een witte voorschoot om en een muts op het fraaie hoofd. Geen dienstmeisje te zien.
In keurig Engels krijgen we uitleg bij de kaart. De tafels zijn mooi gedekt en er klinkt zachte muziek. Een pianoconcerto van Mozart. Wij bestellen en na een proefsessie wijn en een met balsamico afgewerkt hapje met kaas, presenteert de mooie jonge ober de geroosterde kip voor haar en de entrecote voor mij. De kip ruikt heerlijk en kleurt goudbruin. De tussenrib is korstig aangezet, vetdooraderd en bestrooid met grofkorrelig zeezout. Ik schat deze jongen op zowat 400 gram. Ik proef en "miljarde nondedju!", (dit was er uit zonder dat ik het wist) ik heb nog zelden zo een lekker stuk vlees gegeten. Gerijpt, perfect bleu chaud zoals gevraagd en mals als boter. De jonge god had mijn reactie opgemerkt, kwam bevallig aangedanst en vroeg alleen aan mij of alles ok was.  Ik antwoordde in mijn keurigste Spaans : "Muy, muy bien y pollo tambien" - ik had al gans de dag zin om eens "tambien " te zeggen-.  Hij knikte tevreden en elegant en negeerde mijn tafelgenote en de toestand van de kip.
De desertjes waren keurig afgewerkt en werden met zwier opgediend.
Ik liet hem de rekening aan mijn Liefste geven. Hij hield de nota losjes tussen wijs- en middenvinger, de pink licht omhoog geheven.
Hij overhandigt haar de rekening zonder haar aan te kijken en glimlacht naar mij.
Bij het afscheid flikkert hij me een knipoog.

dinsdag 10 september 2013

Ventjes met een scheve muts


De hemel heeft geen water meer maar de zon durft zich nog niet tonen. De Pyreneeënreuzen steken hun koppen in de mist.  Het is pas 8 uur en zondag maar de toog van hotel Turmo hangt reeds vol druk pratende Spanjaarden. Het ontbijt is prima. Schrek heeft een snipperdag en wordt bij het afrekenen vervangen door een mooie jonge señorita waarmee we gebarentaal moeten spreken.
Mijn elektronische dame rekent dat we iets meer dan 300 kilometer voor de boeg hebben indien we zonder tolwegen Vitoria Gasteiz willen bereiken.
De route loopt over de zuidflank van de Pyreneeën, eerst in de vallei maar uiteindelijk moeten we nog één "Puerto", één bergpas over. Deze biedt serieus weerstand door zijn bochten steil en kort te maken, door nu en dan wat rotsen op de weg te smijten en de modder van de waterstromen van daags voordien niet op te kuisen. Bovendien laat hij toe dat koeien de weg dwarsen of  dat er zich eentje, dom kijkend en met haar rug gekromd, vlak na een bocht staat te ontlasten. Je zou denken dat het beest zich een hoedje zal schrikken wanneer je haar in die promiscue pose betrapt en luid toeterend tot wat spoed aanzet, maar ze verpinkt nog niet en doet rustig voort met wat ze bezig was. Wat verder op staat haar zus een kalf te zogen.
Na de col slingert de weg zich verder tussen heuvels, die zich geen berg meer mogen noemen. Met hun stoppelvelden na de oogst lijken ze op hoge duinen met littekens van tractorsporen. Ook hier weer uitgestrekte velden met zonnebloemen met hangende bloemhoofden en de stelen bedekt met verslensend blad.  
We rijden nu Navarra binnen en naderen Pamplona. In het Baskisch wordt dit Iruna, het is maar dat je het weet. Wil je naar San Sebastian zoek dan de weg naar Donostia. Hier en daar merk je, in teer gebrand of in kalk geschilderd, onverstaanbare slogans die vermoedelijk nog verwijzen naar de vroegere hevige Baskische strijd voor onafhankelijk bestuur, weg van het gehate Madrid.  Het fanatieke ETA, de verboden en ondertussen ontbonden militaire vleugel van de Baskische nationalistische partij heeft veel doden op haar geweten.
Nationalistische waanzin van ventjes met een scheve muts.
Weverkens. 
Via Pamplona rijden we op de autopista naar Vitoria Gasteiz. We vinden bij het binnenkomen van deze Baskische stad het Hotel Palacio de Elorriaga. We krijgen er een rustieke kamer in de tuin en een fantastische maaltijd van korstig aangebakken ganzenlever met artisjok en kaviaar, afgewerkt met fleur de sel en azijn uit Modena. Daarna lamsbout met een sterk gereduceerde, licht gelookte saus met rosemarijn. We proeven een onvergetelijke Rioja Zuazo Gaston, crianza 2009, Baskisch, donkerrood en vol noot en pit.
Vitoria Gasteiz heeft niet zo veel om het lijf. We wandelen over de oude stadsmuren en bekijken wat katholiek erfgoed. Mooie torens, dat wel, maar we zijn geen kenners. Voor 4 euro mogen we  meerijden met het toeristisch treintje. Ik probeer nog wat korting te krijgen voor de derde leeftijd, maar ik spreek geen Spaans en de neringdoener spreekt geen enkele andere taal dan de zijne. Hij begrijpt me niet, - maar even goede vrienden-, en even later dokkeren we in de laatste wagon over de kasseien, langs de musea, in de winkelstraten en door een park waar een orkestje speelt op de kiosk waarrond de Basken dansen. 


maandag 9 september 2013

Oude wijven

Labuerda,  Aragon, Spanje
Begin september.
Het huisorkest van de Goden weet van geen ophouden.
Het regent oude wijven.
Het gutst.
De hemelsluizen staan open.
Blazen op de plassen.
Riolen gorgelen.
Spuien spuwen.
De hemelsluizen staan open.
Schrek kijkt triest en maakt met zijn armen een beweging die machteloosheid suggereert. " Morgen wordt het beter " zegt hij. "In Spanje schijnt steeds de zon" zegt hij en je kan zien aan zijn aangezicht dat hij het zelf niet gelooft.
Ons devies: er het beste van maken.
Even tussen de vlagen in spurten we naar de wagen. We rijden naar een door Schrek aangeprezen onherbergzame, ongekende, in schoonheid onderschatte, afgelegen vallei in een godvergeten Pyreneeëngat. 
Eénrichtingsbaan vol putten en losgekomen stenen uit de rotswand. De weg is zo smal dat we vanuit de auto de rotsen én de krakkemikkige stootband die ons behoedt voor het ravijn kunnen aanraken. Wildgroei van planten, de brousse in de bergen. Naast ons een woest kolkende rivier die de lucht bezwangert met zijn oorverdovend geraas en bruin kleurt van het meegespoelde slib.
Ik, die enkel bid wanneer ik tandpijn heb, aanroep de Goden, smekend dat geen bliksem een boomstam knakt en ons de weg verspert.
Zij blijft rustig. " Gij zijt toch bij mij", zegt ze. Ik groei.
Hectisch. 
Donder rolt door de kloof.
We voelen dat we leven maar we blijven verder sprakeloos. We voelen ons zo vreselijk klein bij dit losgeslagen natuurgeweld.
Na een  oneindig lijkend circuit van 30 kilometer komen we terug in hotel Turmo. We verlaten de auto en spurten naar de gelagzaal.
Het regent pijpenstelen.
14 u 30. Spaanse etenstijd. Zij neemt de aanbieding van de dag, een goedgevuld bord met gefrituurde inktvisringen, knapperig gebakken worst, kaas uit de streek en gedroogde gerookte dun gesneden beenham. Ze krijgt er brood bij dat werd belegd met look en tomaatjes. Ik krijg heerlijk zachte sepia met een geklaarde botersaus met look en peterselie. We bespoelen het geheel met een koele Rioja, die Schrek met moeite kan ontkurken.  Daarna alle tijd voor een lekkere  koffie. Ik vraag een Izarra, de Pyreneeën likeur bij uitstek, maar Schrek heeft die niet in zijn barkast staan en ik vraag, om hem wat te jennen, een wel voor handen zijnde Chartreuse, uitstekende kruidenlikeur uit de Alpen.
De regen trommelt op onze plastieken terrasstoelen en maakt van de vloer een kleine vijver.
We hebben geen avondmaal meer nodig maar verlangen naar een gezamenlijke roekeloeze duik in Morpheus' armen.



zondag 8 september 2013

Schrek

De manager van het Hotel Deltour is een genie. Uit zijn personeelsbestand selecteert hij voor de avonddienst een vriendelijke jonge dame die hij met de zorg voor de nieuwe cliënten belast en hen de indruk geeft dat alles pico bello is en dat la France entière de toerist, de voorbijganger, vereert. Voor de gehate ochtendstond voorziet hij twee Franse furieën die je zo vlug mogelijk naar de uitgang doen verlangen en daarmee het afscheid ( partir c'est mourir un peu) heel draagbaar maken. Hij geeft hen nog de opdracht de croissants van de dag tevoren eerst te serveren en daarna pas de verse exemplaren mondjesmaat op het ontbijtbuffet te dresseren.  Ze krijgen de strikte richtlijn je zo neutraal en ongeïnteresseerd mogelijk "bonne route" te wensen terwijl je hen voorbij gaat wanneer ze de lucht staan te verpesten door te staan roken aan de voordeur.
Maar dat zal hem de pet niet drukken!
De electronische dame zegt dat we nog 317 km moeten rijden tot Hotel Turmo in Labuerda. Op het terras van de Macdo (zo heten die hamburgertenten in Frankrijk ) hebben we dit hotel geboekt via het onvergelijkbare en onmisbare booking.com.
De route is stijgend. Van uit de vallei van de Lot, in wiens oksel Cahors nog ligt te slapen, klimmen we door het departement van de Gers naar de Pyreneeën.
Dit zijn de namen: Montauban, Auch, Lannemezan, Arrau, Luz Saint Sauveur... en waar nog niet zo heel lang geleden deze departementale weg doodliep op de onoverbrugbare Cirque de Gavarnie heeft het menselijk vernuft een mollengang gegraven. De tunnel de Bielsa is met gele lampen hel verlicht en verbindt in dalende lijn het departement van de Hautes Pyreneés met de Spaanse provincie Aragon. We rijden drie kilometer onder de grond met achter ons een vrachtwagen, bestuurd door een volslagen gek, die bumperkleeft en ons in de afzink van de col, op een kronkelende smalle weg voorbijsteekt in een wolk van stof en met moordende snelheid. Waar is de Guardia Civil wanneer je ze nodig hebt?.  In het eerste dorp na de tunnel staat de vrachtwagen stil voor het rode licht en hebben we hem weer bijgehaald. Waarom waagt die cowboy zijn en ons leven? Wat is zijn winst?
Precies voor de deur van Hotel Turmo zegt mijn electronische dame dat we onze bestemming hebben bereikt.
Achter de incheckbalie zit een witte Schrek, een forse, kale, bleke man met grote uitstaande oren, een platte neus en een mond zo breed als de nabij gelegen rivier. Vriendelijk, Engels sprekend. " Pas de Français" zegt hij, en hij toont ons op de kaart van de omgeving waarmee we ons kunnen vermaken tijdens ons verblijf, dat hij ons zo aangenaam mogelijk wenst. Hij geeft ons nog een ouderwetse sleutel voor kamer 111 (cien y once !). De kamer is ruim, luchtig en heeft een balkon met uitzicht op de bergen. Perfect.
Op aanraden van Schrek bezoeken we 4 km verder het middeleeuwse stadje Ainsa. We klimmen met de wagen tot aan de hoog gelegen oude versterkte stad. Het uitzicht op de bergen en een stuwmeer is fantastisch. De boeren van de streek zijn op het Arabische hoogommuurde vestingsplein een landbouw tentoonstelling aan het opzetten in reusachtige witte tenten met stands voor de promotie en verkoop van de regionale producten. Beschermd voor de brandende zon worden de markantste dieren uit de veestapel te kijk gezet, forse Pyreneeënkoeien met hun kalfjes,  angora geiten en pluimvee van de betere komaf.
Door een historische poort bereiken we het uitgestrekte, met oude kasseien geplaveide Romaanse plein met een chique hotel, cafè's, restaurants, schitterende bebloemde patriciërswoningen en een kerk. Op een terras vragen we dos tapas mediévales y vino tinto ( de aanbieding van dag)  en even daarna zetten zich zonder enige waarschuwing de hemelsluizen open. De ober verontschuldigt zich en zegt zo iets dat Zij vertaalt als "septemberregens". Hij sluit de twintig parasols en inviteert iedereen met hebben en houden naar binnen.
Tussen de vlagen in keren we terug naar hotel Turmo waar Schrek, met een glimlach van hier tot ginder, ons uitnodigt voor het avondmaal en glunderend diept hij uit zijn printer een Nederlandse vertaling van de plato del dia op.  Lamsbout wordt vertaald als lamspoot maar mijn Engels is niet goed genoeg om hem deze culinaire barbaarsheid  te ' expliqueren'.
Op de tafel staat een glazen kan met ijskoud water en een literfles huiswijn , vers brood en olijven.
Zij bestelt een millefeuilles met kabeljauw met de 'lamspoot' als tweede gerecht. Ik krijg een plateau verse doperwtjes met snippers gedroogde hesp en gekookte aardappeltjes en daarna een ossenstaart, langzaam gegaard,  om vingers en duimen van af te likken. Schrek hengelt naar een compliment wanneer hij onze lege borden ziet, en dat geven we hem met het Franse 'magnifique' en de algemeen gekende duim omhoog.
Schrek trakteert met koffie en likeur.
We verlengen ons verblijf met een nacht.
Wij tevreden, Schrek tevreden.
Gans de nacht speelt het orkest van de Goden met de cimbalen en pauken van donder en bliksem. Het schrikwekkend geluid rolt door de vallei en wordt door de bergen weerkaatst. Uit angst voor verdrinking sluiten we noodgedwongen de terrasdeuren.

zaterdag 7 september 2013

Dit zijn de namen

Het is niet de wind maar de adem van de zomernacht die zacht de wingerdbladeren beroert, wanneer we in het daags voordien met zorg en ervaring geladen rode Berlingo'tje stappen.  Ik laat Haar kiezen aan het einde van de oprit : wordt het links of rechts ? Gaan we via Parijs Europa in of wordt het Brussel en dan een willekeurige richting.
In Brussel besluit Ze dat we naar Spanje gaan.
Charleroi dus, Rethel, dwars door les Ardennes Françaises, de Champagnestreek met de eindeloze stoppelvelden en het opgestapeld stro, de slagvelden van de Marne in het ontwakend zonnelicht en daarna in zomerse nevels de Bourgognestreek en al haar rijkdommen. Zonnebloemvelden tot aan de einder, sommige nog met gouden bloemen naar de zonnegod gericht, op andere velden hangen de koppen zwaarbeladen met zaad reeds naar beneden en ze lijken op treurende gebogen en geknielde mensenkinderen. ( Ze doen me denken aan de beelden van Käthe Kollwitz, het treurend ouderpaar op de Duitse begraafplaats van Vladslo.)
We rijden van stad tot stad.
Dit zijn de namen* :  Chalons en Champagne,  Bar  le Duc, Tonnerre,  Nevers, Chablis, Montluçon,  Clermont Ferrand ,  Tulle, Brive la Gaillarde...
Ze voedt me belegde boterhammetjes met salami en kaas en schilt de rijpe peren. Ze reikt me op simpel verzoek koele drank uit het koelkastje. Om 11 uur doet ze de bar open, maakt zicht zonder morsen een whisky cola, die ze met profijtige slokjes nuttigt.  Ze weet het genot een uur lang te rekken. 
 Sanitaire stops worden in de natuur gehouden. Wouden zat met beschermde geheime pleisterplaatsen, plasplaatsen.
Mijn elektronische dame vermijdt péages en gidst me feilloos zuidwaarts.
Ik hou het uit tot aan het rond punt bij het inrijden van Cahors, een mooi oud stadje beschermd door een meander van de Lot. Er staan duizend kilometer op de teller. We eten bij een beminnelijke Chinees die naar hij beweert nog in Lille woonde, in ons gebuurte dus, en vrienden heeft in Brussel. Hij geeft ons bij het afrekenen een stylo cadeau. Op het terras van de Mac Donalds  reserveer ik via booking.com een kamer in het hotel dat even verder in de straat ligt. Van op deze plaats zien we de lichtreclame. De dame aan de balie van het Deltour hotel is super vriendelijk, de kamer voldoet aan wat we verwachten.
Ik ben zo moe als een hond, bijna ontredderd, en val in een bodemloze slaap en droom dat ik Haar geur verloren ben, Haar spoor bijster.


* "Dit zijn de namen" is de aanhef van het boek Exodus uit de Bijbel.