dinsdag 15 april 2014

De paradox


























Zo was deze paradox de constante van zijn leven: heen en weer te worden geslingerd tussen de militair die hij noodgedwongen was geweest en de kunstenaar die hij had willen zijn.
Oorlog en terpentijn.
De vrede van zijn laatste jaren heeft hem langzaam afscheid laten nemen van zijn trauma's. Biddend voor Onze-Lieve Vrouw van Zeven Smarten kwam hij tot rust. Op de avond voor zijn sterven, ging hij naar bed met de woorden: Ik ben zo gelukkig geweest vandaag. Zijn dochter had geknikt en hem een nachtkus gegeven. Hij was naar zijn opkamertje gegaan.
Daar heeft hij zijn borsalino op het tafeltje bij het raam gelegd zoals hij elke avond deed. Hij heeft zich ontdaan van zijn stofjas, hij heeft zijn zwartzijden strik losgeknoopt en zorgvuldig over de leuning van de stoel naast zijn bed gehangen. Hij heeft zijn witte onderhemd uitgetrokken, en dan zijn onderlijfje. In zijn rug waren de blauwe putten te zien, de littekens van de zware jaren in de ijzergieterij en wanneer hij zijn lange onderbroek uittrok kon men nog een blauwige put zien in zijn week geworden onderbuik, net naast zijn lies, en een op zijn magere dij. De eretekens van zijn heldendaden ingeschreven in zijn lijf. Hij heeft zijn lange flanellen nachthemd aangetrokken, is gaan liggen en moet in de vroege ochtend onwel zijn geworden. Hij heeft moeten braken, in de grote witte geĆ«mailleerde emmer naast zijn bed, een beetje gal eigenlijk, zelfs geen voedsel, gewoon een soort vloeistof die door een kwade droom leek te zijn aangemaakt. Toen is hij weer gaan liggen. Een beetje pruilend, een beetje amechtig. 
In zijn droom is hij ergens verstrikt geraakt in een grote heester, een heel fijn vertakte, een haast wegwaaiende struik met doornen. Als aangeschoten wild is hij erin blijven hangen, de armen en benen gespreid als een opengespalkt dier aan een ladder, en hij is opgehouden met ademen



Uit: Oorlog en Terpentijn
Stefan Hertmans
De Bezige Bij   Amsterdam