vrijdag 18 december 2015

De blijde begrafenis



"De boom is omgevallen," meldde Kwame ten slotte aan het volk. Tijdens de lijkwassing hielp hij zijn moeder, die met een grote spons zijn vaders lendenen besprenkelde en reinigde, zoals ze gedaan had in de nacht dat Adusa Kra hem bij haar verwekte. De slaven en het personeel van de overledene werden bijeengedreven en met èèn slag van het zwaard werden zij hem als begeleiders meegegeven. De voorouders moesten ondertussen verwittigd worden van de intocht van een nieuwe ziel. Het zware ritme van de stokken tegen de olifantsoren, die over de sprekende trommels waren gespannen, de mannelijke en vrouwelijke atumpan, zweepte de vrouwen en de meisjes op : blij dat de dode zo goed geleefd had, blij dat de dode zijn leven met hen gedeeld had, blij dat hij zijn nieuwe reis begon, blij dat hij werd opgewacht, blij dat hij er later zou zijn om hen op hun beurt op te wachten. Blij, blij, blij. 

Die nacht rolde ik me tegen Kwame aan en hield hem stevig in mijn armen tot het snikken ophield. Hij vertelde mij zijn vaders laatste woorden, waarin hij hem het geheim der onoverwinnelijkheid verklapt had : achter iedere falanx aanvallende Ashanti- krijgers loopt een horde afonasoto, zwaarddragers. Zij doden van hun eigen strijders ieder die bij de aanval even aarzelt of wil vluchten.
Niet om hem te zeggen dat hij van hem hield, had Kwames vader zijn laatste adem gebruikt, maar om zijn zoon de Ashanti-strijdkreet in te prenten: " Als ik verderga, sterf ik. Als ik terugga, sterf ik. Dan maar liever verdergaan en sterven tussen de kaken van de strijd."

Het lijk van Adusei Kra werd in een huis geborgen, waar het volgens gebruik bewaard werd tot alle vlees van de botten was gevallen. Pas daarna zou het - in stilte - worden begraven bij de voorouders. In deze periode ging ik met Kwame nog èèn maal een bezoek aan de overledene, wat geen geringe opdracht was. Toen wij de deur openden zag de dode zwart van de vliegen. Met veel armengezwaai verjoegen wij die. Daaronder kwam toen het lichaam, dat alle pigment al had verloren, volledig wit te voorschijn. Wit was voor ons de kleur van de dood, van de geesten, de kleur van wat niet leeft.


Uit: De zwarte met het witte hart
Arthur Japin
De Arbeiderspers Amsterdam

maandag 30 november 2015

Magisch denken



Magisch denken is het denken waarmee je meent een onverdraaglijke werkelijkheid te kunnen beïnvloeden en veranderen. Magisch denken is in bed de plek naast jou vrijhouden, zodat de gestorvene zich daar weer op het kussen kan neervlijen als hij terugkomt, is zijn schoenen bewaren omdat hij ze zal nodig hebben als hij weer thuis is, is zijn mobiele telefoon opladen. Magisch denken is een autopsie toestaan met de verwachting dat de doktoren twee losgeraakte draadjes zullen vinden die ze alleen maar aan elkaar hoeven vastmaken om hem weer te laten leven, zo simpel is dat. 
Magisch denken is elke minuut van de voorbije tijd terughalen om erachter te komen welke signalen hij gaf over een voorvoelde dood, opdat je ze nu wel opvangt en hem alsnog tijdig weg kan trekken van de rand van het ravijn.


Uit: Logboek van een onbarmhartig jaar.
Connie Palmen
Prometheus

dinsdag 24 november 2015

Dronken



Ik heb veel gedronken en fiets naar huis. Het fietsen gaat goed, het is geen enkel probleem om mij door het sporadische nachtverkeer te loodsen en volgens mij rij ik in een kaarsrechte lijn, maar dat denken alle dronken mensen, daar gaat het ook niet om. Het gaat om het moment dat ik erin slaag om bij mijn huis te geraken, mijn vertrouwde straat indraai, rijd tot op de plek waar ik gewoonlijk mijn fiets zet en mij laat uitdrijven. Ik ben opeens doodmoe. De fiets komt tot stilstand. Ik herinner mij vaag dat, als ik dit karwei goed wil afmaken, ik nog een belangrijke handeling moet verrichten, maar ik weet niet meer welke. Het komt domweg niet in mij op en het laat mij eigenlijk ook koud. Als de fiets helemaal stil staat val ik om, omdat ik niet meer weet wat ik moet doen.
Door de pijn schiet het me weer te binnen dat je, als je eenmaal op een fiets geklommen bent, er op een bepaald moment ook weer moet van af stappen.

Uit: De Vriendschap
Connie Palmen
Prometheus

zaterdag 21 november 2015

Bloeden




Onze huisarts moest een beetje lachen toen ik hem vroeg of hij mij een verwijskaart kon geven voor het ziekenhuis, want dat ik mijn baarmoeder wilde laten weghalen omdat ik er toch niets aan had. Ik wist zeker, zei ik tegen hem, dat ik nooit kinderen wilde krijgen, en omdat ik dat zo zeker wist, had het helemaal geen zin om iedere maand zo'n pijn te lijden. Het was helemaal niet erg om pijn te lijden als je wist waarvoor je het moest hebben, maar als je toch zo pertinent zeker wist dat je die baarmoeder nergens voor nodig had, ook niet voor later, dan kon je toch veel beter alles in een keer laten weghalen. Dan schiep je ook wat meer duidelijkheid voor jezelf omdat het dan weer beter klopte tussen iets wat je met je verstand wilde en hoe je lichaam zich gedroeg. Nu was ik iedere maand evenwel uit mijn gewone doen en minstens twee dagen helemaal uit de roulatie, omdat ik niet kon zitten, lopen of fietsen van de pijn en dat allen maar omdat mijn lichaam zonodig een ijzeren wet moest gehoorzamen, door zich steeds maar weer voor te bereiden op een gebeurtenis waarvan ik nooit wilde dat die zou plaatsvinden, nooit.
Het had geen enkel nut, zei ik. Bloeden was bij mij een farce.
" De menselijke natuur is egoïstisch," zei de dokter kalm. " Het bloed gaat zijn eigen weg."
Ik zei hem dat je je ook tegen de natuur kon verzetten en geen gehoor hoefde te geven aan de wetten van het bloed en dat je er dan beter aan doet om de zorg op te nemen van zo'n kind dat toch eenmaal bestond en dat door de ouders verlaten was, dat je dan tenminste geen schuld had aan dat bestaan zelf en dat je vanaf dat moment het leven van zo'n kind alleen maar kon verrijken en dat, als het erom ging zelf voort te leven er nog wel andere manieren te verzinnen waren om jezelf ergens in op te slaan.
"Welke dan?" Vroeg de dokter rustig.
" Kunst bijvoorbeeld," antwoordde ik.
" Boeken en schilderijen zijn wel even iets anders dan levende wezens."
" Juist daarom. Die kan je dus ook niet ongelukkig maken."
" Hoe oud ben je nu?"
" Achttien."
De dokter schoof met de papieren die voor hem lagen. Het gevoel dat ik mijn eerste rechtszaak verloren had bekroop mij, en ik kon nauwelijks de concentratie opbrengen om naar zijn slotpleidooi te luisteren. Er was geen arts in Nederland te vinden die, zonder medische urgentie, een kerngezonde achttienjarige zou steriliseren. Het leven zou er voor mij binnen een paar jaar anders uitzien en hij gunde het me dat ik er nog een paar keer in mijn leven zou kunnen over twijfelen.
Enkele uren na het bezoek voelde ik pas enige opluchting, omdat ik geen operatie hoefde te ondergaan, maar pas in de namiddag ebde mijn woede helemaal weg, toen ik gebogen over mijn schrift de troost vond van een mooie formule en mijn baarmoeder omdoopte tot het orgaan van mijn twijfel.


Uit: De Vriendschap
Connie Palmen
Prometheus

zondag 8 november 2015

Menopauze



Ik zeg het u, de menopauze is een fabel, bedacht door vrouwen die het beu zijn om met hun vent te neuken, met zijn rimpelige oude lul, en daarom maar doen alsof het medisch niet meer gaat. Vraag het aan een arts met haar op zijn tanden, en hij zal van ja knikken. Zet eender welk dametje van zeventig buiten het bereik van haar wettige echtgenoot in een sfeervol café vol aardige mannen, giet er twee glazen sherry in, en binnen het halfuur wordt er van bil gegaan, desnoods op de koer. Een kameraad van mij, de voormalige uitbater van een dancing voor ouden van dagen, waar veel weduwen en weduwnaars kwamen, heeft mij dat in geuren en kleuren bevestigd - elke avond moesten ze daar de kakhokjes met de tuinslang uitspuiten, of men bleef aan de bril plakken van al dat oude geil. Dat oude gebroed neukt zich scheel als het er de kans toe ziet, geloof mij vrij.
Onthutsend is het hoe de ouder geworden echtgenoot in dat verzinsel trapt : eerst zijn ze met geen tank te stoppen als het op volgeknald worden aankomt, om vervolgens als dichtgelaste ijskasten door het leven te gaan. Wie gelooft nu zoiets?
Nee, wijven, dat liegt maar raak.


Uit: Natte dozen
Marnix Peeters
De bezige bij

Samen



Samen bestaat niet, man. Ge hebt veel van die triestige koppels die zogezegd samen door het leven gaan, maar dat zit de godganse dag wat naar elkaar te loeren en zich te ergeren aan wat de ander doet, zijn adem piept en haar tieten ruiken muf en hij rinkelt te lang met zijn lepeltje in zijn koffie en zij laat gifwinden als zij in slaap gevallen is voor de televisie; ge zoudt verschieten als ge het aan de mensen gaat vragen, hoe groot de ergernis is tegenover de ander. Maar samen, hè, holala! Dat is het toverwoord : samen zijn ze vijftig jaar gelukkig, samen beleven ze hun oude dag, samen samen samen. Ik krijg daar kotsneigingen van.
Nee, man, dat proberen samen te zijn van mensen, dat is gewoon omdat ze het leven op zichzelf niet kunnen verdragen; omdat ze niet sterk genoeg zijn om hun schouders daaronder te zetten en dan maar denken : ik zet me naast deze of gene, dan gaat het gemakkelijker. Ze beseffen niet dat ze op die manier hun bestaan voor de ratten gooien. Reeds cirkelen de gieren en andere aaseters krijsend door de hoge lucht, als men een jongeling stralend van opluchting en anticipatie de kerkpoort door ziet komen met een jong wijf aan de arm. "Ik wil!" Schetteren ze zonder te begrijpen wat ze eigenlijk zeggen, ze schuiven de ringen over elkaars vingers als waren het ketens, en ze tekenen het register, niet beseffend dat ze daar hun eigen doodvonnis mee onderschrijven.
Is er ooit al eens iemand op het idee gekomen om op de kaft van dat boek te kijken? Staat daar niet op : "Terdoodveroordelingen", in plaats van "Huwelijken"? " Executies - derde graad : langzaam / tergend"?

Uit: Natte dozen
Marnix Peeters
De bezige bij

vrijdag 6 november 2015

Soaps



En zo zetten zij hun lege leven voort. Kijkend naar de prentjes, elke avond, en dan controlerend of hun mistroostige huishouden erop lijkt. Die kereltjes van de tv, dat zijn lepe mannen. Die gaan eerst rondkijken, om hun nonsens zo goed mogelijk op de werkelijkheid te doen lijken, waarna degenen in het kamp van de werkelijkheid op hun beurt zitten de loeren naar het hersenspinsel, waar ze echter van geloven dat het bij hen om de hoek gebeurt. Ge neemt een foto, en ge maakt daar een tekening van die zo waarheidsgetrouw is dat iedereen die daar naar kijkt, denkt dat het een foto is. Zo komt men nergens natuurlijk, of het moet zijn dat de Schepper het zo bedoeld heeft : houd u maar wat bezig, daar beneden, verzin maar wat flauwiteiten, maak het niet tè bont, houd elkaar wat voor het lapje, en vooral uzelf ook. Ik zal geregeld wat onheil over u heen strooien zodat ik ook eens kan lachen, en net als ge denkt dat ge het een beetje verstaat, laat ik u doodgaan en het is voorbij. Wat een feest.
Dat mensen dat niet verstaan, en niet een klein beetje hun best doen om daaraan te ontsnappen, ik begrijp dat niet. Dat ge niet stijf staat van wantrouwen tegenover alles wat ze op uw bord scheppen, radend van " wat zal hier weer achter zitten?" in plaats van alles gedachteloos binnen te schrokken - ik kan er met mijn verstand niet bij.


Uit : Natte dozen
Marnix  Peeters
De bezige bij. Antwerpen 

dinsdag 3 november 2015

Tinnen soldaatjes



Ik zat met mijn vriend, tolk en filatelist, na een dag werken een biertje te drinken. In een vlaag van openhartigheid had ik hem net verteld, zonder details of namen te noemen, dat ik al jaren verliefd was op een vrouw die als een dwaallicht in mijn leven opdook en weer verdween, waarbij ze het voor korte tijd deed ontbranden van geluk en het vervolgens dor en steriel achterliet, ingeënt tegen elke andere vorm van geestdrift of liefde.
"Verliefd worden is een vergissing", oordeelde hij.
"Een vrouw moet je bij haar haren pakken, meesleuren en op bed smijten. En toen ik hem zei dat ik niet kon geloven dat hij nooit verliefd was geweest, gaf hij toe dat hij èèn keer in zijn leven in die toestand had verkeerd, toen hij studeerde aan de universiteit van Berlijn. Op een Pools meisje dat zo katholiek,was dat ze elke keer na het vrijen in huilen uitbarstte van gewetenswroeging. Hij had haar ten huwelijk gevraagd maar midden de voorbereidingen van het feest was zijn toekomstige bruid er plotseling vandoor gegaan met een Amerikaanse officier die zijn dienstplicht vervulde in Berlijn. Toen, gek van verbittering, voerde hij een merkwaardig kettergericht uit: hij verbrandde zijn schitterende postzegelverzameling en hij besloot dat hij nooit meer verliefd zou worden. In de toekomst zou hij zich enkel nog overgeven aan de betaalde liefde.
Hij heeft woord gehouden. Sindsdien bezoekt hij uitsluitend prostituees, en in plaats van postzegels verzamelt hij nu tinnen soldaatjes.


Uit: Het ongrijpbare meisje
Mario Vargas LLOSA
Literatura Latina. Meulenhoff 

zaterdag 24 oktober 2015

Kanker

( Na de bestraling)

" De blaren zijn bijna weg."
   Carmen staat zichzelf voor de spiegel in de slaapkamer te bekijken. Ze tilt haar borst op, duwt hem een beetje naar links en rechts en onderzoekt hem van alle kanten. Ik lig op bed en kijk mee. De ergste verbrandingen zijn over, de huid op de borst begint zich te herstellen. Ze kijkt nog een keer goed, doet haar bh aan en stapt, verder naakt, naast mij in bed. Morgen moet ze zich melden in het Lucas- ziekenhuis. Daar wordt haar borst geamputeerd.
     Het is de laatste avond dat ik naast mijn vrouw slaap terwijl ze nog doublebreasted is. We weten allebei niet zo goed als we er willen over praten of juist niet. In ieder geval ontbreekt aan beide kanten de drang om dit met een goeie pot seks als een afscheidsavond van haar borst te vieren. Carmen ligt met haar hoofd op mijn schouder. Even later doorbreekt ze de stilte door haar neus op te halen. Het duurt niet lang voor ik haar tranen, voor de zoveelste keer sinds de kanker zijn intrede in ons leven heeft gedaan, over mijn schouder lopen. Ik hou haar nog steviger vast en we zwijgen.
   Er valt niets te zeggen. Dit is liefde in tijden van kanker.

Uit: " Komt een vrouw bij de dokter"
Kluun
Uitgeverij Podium Amsterdam

De wonde




Dokter Jonkman vraagt of Carmen en ik samen het verband van de wond willen halen, in een kamertje in het ziekenhuis. Ik zeg dat ik dat wel wil.
Of ik er klaar voor ben, vraagt Carmen, voor ze haar bh uitdoet.
"Toe maar," zeg ik geruststellend. Ik durf bijna niet te kijken. Zo meteen gaat het gebeuren. Dan zie ik mijn vrouw met èèn borst.
Ze maakt de sluiting van haar bh los en laat de bandjes van haar schouders glijden. Ik haal zo onopvallend mogelijk heel diep adem.
Daar is het dan.
Het is verschrikkelijk. Naast haar ene vertrouwde, grote, o zo mooie borst is een plat vlak ontstaan met een groot stuk verband er op. Het is zoals ik dacht dat een plat vlak er zou uitzien, maar ik schrik er van om het op de borstkas van mijn vrouw te zien. Grote borsten zijn prachtig, een vrouwenlichaam met èèn grote borst lijkt een sadistisch grapje van de Schepper. Ik kijk vrij lang, enerzijds omdat ik Carmen niet de indruk wil geven dat ik niet durf kijken, anderzijds omdat ik blij ben dat ik haar zodoende niet in de ogen hoef te kijken.
Ik sta naast haar terwijl ze de plakband aan de randen van het verband losmaakt. Langzaam komt het verband los.
Wat eronder vandaan komt is vrouwonterend lelijk. Het is de grootste verminking die ik ooit live heb gezien. Een grote ritssluiting loopt van links naar rechts over haar borst. Wel tien, twaalf centimeter lang. Bij de hechtingen wordt de huid strak getrokken, waardoor er op sommige plaatsen plooien ontstaan, als het eerste borduurwerkje op de kleuterschool...


Uit: Komt een vrouw bij de dokter
Kluun
uitgeverij Podium Amsterdam
 

donderdag 15 oktober 2015

Gemakkelijk voorspelbaar

Wat me ergert aan de gangbare psychologie en sociologie is de miskenning van de kennis die van oudsher ligt opgeslagen in mythen, volksverhalen, fabels en in de poëtische, voorwetenschappelijke waarop die is weergegeven.
 Er bestaat niet zoiets als de nieuwe mens. Hij zal altijd een lichaam hebben en een geest, en zijn psyche is net zo beperkt uitgerust als het lichaam met een hoofd, romp, armen, benen, water, bloed en ingewanden. Wat zich voordoet als een modern inzicht over de mens en de wereld is al duizenden jaren hetzelfde verhaal, bezet door dezelfde karakters, alleen is het telkens in een andere vorm gegoten. Wie de mythen kent ziet ze in alle gedaanten terugkeren, de helden en lafaards, de meesters en knechten, de goden en gevallen engelen, het verraad, de wrede dood en de wederopstanding, fragmentatie en herstel van eenheid, de dubbelganger, de grappen en grollen van bedriegers en schelmen, de veroordeling, straf en verlossing van de zondaar, de verboden liefde tussen tussen een man en vrouw van vijandige stammen, de vrouw als maagd, moeder en heks, de queeste naar de ultieme kennis, naar het echte zelf, de opstand tegen de vader, de wet, de eigen natuur.
Het is gezien, geduid en beschreven in een beeldende, rijkere taal dan die van de wetenschap. Om voorspellingen te doen hoef je maar de de draad te volgen van een bekend lot, de onontkoombare plot van een oud verhaal, de tragiek van een archetype.
Als je een Icarus tegenkomt weet je dat hij op een dag moet vallen, als je naast een Dr. Jekyll slaapt weet je dat je de volgende ochtend naast Mr. Hyde wakker kunt worden. En als je een Elektra ontmoet weet je dat ze haar moeder zal vermoorden, of de moeder in zichzelf.

Uit: " Jij zegt het "
Connie Palmen
Prometheus Amsterdam 2015

woensdag 14 oktober 2015

Bijtende vrouw.



In de zeven jaar, die we samen doorbrachten heb ik haar nooit bij iemand - ook bij onze kinderen niet - gezien zoals ze was, zoals ik haar kende, de vrouw met wie ik leefde, de vrouw die me stampend als een tochtige merrie tot bloedens toe in mijn wang beet bij onze eerste ontmoeting.
We omhelsden elkaar niet, we vielen elkaar aan.
Briesend -van genot, van vreugde- rukte ik de rode haarband van haar hoofd, trok de zilveren oorbellen van haar lellen, het liefst had ik haar jurk in flarden gescheurd, haar ontbloot van alle parafernalia van fatsoen, volgzaamheid en beschaving, van onechtheid.
Het was wreed. Het deed pijn.
Het was echt.
We maakten elkaar buit.
Nog geen vier maanden later ben ik met haar getrouwd.
Van een vrouw die je bijt in plaats van kust, had ik moeten weten dat ik met het stelen van de sieraden alleen haar opsmuk had weggerukt en als trofeeën bij me had gestoken. Wie zo een liefde begint, weet dat er in het hart van die liefde geweld en vernietiging schuil gaat. Tot de dood er op volgt. Van meet af aan was het gedaan met ons.
Het was zij of ik.
In het verslindende geweld dat liefde heet, had ik mijn gelijke gevonden.


Uit: Jij zegt het
Connie Palmen
Prometheus Amsterdam

Een diepe, authentieke relatie



Je gaat jarenlang met mensen om, tientallen jaren lang, en leert beetje bij beetje persoonlijke vragen en werkelijk belangrijke onderwerpen te vermijden. Maar je blijft de hoop koesteren dat je later, in gunstiger omstandigheden, juist dié vragen, dié onderwerpen aan de orde zult kunnen stellen. Het eindeloos naar voren geschoven vooruitzicht van een menselijkere, completere omgang vervaagt nooit helemaal, eenvoudigweg omdat dat onmogelijk is, omdat geen enkele menselijke relatie genoegen neemt met een kader dat altijd even nauw en verstard zal blijven. 
Het vooruitzicht van een "authentieke, diepe" relatie blijft dus altijd bestaan; het blijft jarenlang, soms decennia lang bestaan, totdat een plotselinge, onherroepelijke gebeurtenis      ( doorgaans in de orde van grootte van het overlijden) je voor eens en altijd doet beseffen dat het te laat is, dat die " authentieke, diepe " relatie, waarvan je het beeld hebt gekoesterd, er niet zal komen, ook deze niet, net zo min als alle andere.



Uit: Elementaire deeltjes
Michel Houellebecq
Arbeiderspers Amsterdam Antwerpen

vrijdag 9 oktober 2015

Feministes


"Ik heb feministes nooit kunnen uitstaan" zei ze, "die wijven bleven het maar hebben over afwas en taakverdeling, ze werden letterlijk geobsedeerd door de afwas. Soms zeiden ze weleens wat over koken of stofzuigen, maar hun grote gespreksonderwerp was de afwas. In een paar jaar slaagden ze erin de mannen in hun omgeving te veranderen in impotente, chagrijnige neuroten. Vanaf dat moment - je kon er de klok op gelijk zetten - begonnen ze terug te verlangen naar mannelijkheid. Het einde van het liedje was dat ze hun vent dumpten om zich te laten naaien door van die lullige macho- Latino's. Ik heb me altijd verbaasd over de aantrekkingskracht die schoften, bruten en klootzakken op intellectuele vrouwen uitoefenen. Kortom ze trakteerden zichzelf op twee of drie van die lui, als ze lekker waren om mee te neuken soms meer, en daarna namen ze een kind en gingen zelf jam bereiden met de receptkaarten uit de Marie-Claire. Ik heb hetzelfde patroon zich tientallen keren zien herhalen".


Uit: Elementaire deeltjes
Michel Houellebecq
De Arbeiderspers Amsterdam Antwerpen

woensdag 7 oktober 2015

Zulke mensen hebben bestaan



Het was een kamer op de intensive care, zijn grootmoeder lag alleen. Het spierwitte laken liet haar armen en schouders onbedekt. Hij kon nauwelijks zijn blik afhouden van die blote, gerimpelde, wittige, vreselijk oude huid. Haar armen, die aan het infuus lagen waren met banden aan het bed vastgemaakt. Er stak een geribbelde slang in haar keel. Vanonder het laken kwamen draden te voorschijn die met registratieapparatuur verbonden waren. Ze hadden haar nachthemd uitgetrokken, en ze hadden haar niet eens de gelegenheid gegeven haar haar op een knotje te doen zoals ze al jaren lang elke ochtend deed. Met haar lange, loshangende grijze haar was het niet helemaal meer zijn grootmoeder; het was een arm schepsel van vlees, tegelijk heel jong en heel oud, dat nu aan de genade van de geneeskunde was overgeleverd.
Michel pakte haar hand vast; alleen haar hand zou hij helemaal kunnen herkennen. Hij pakte vaak haar hand vast, ook kortgeleden nog toen hij al zeventien was. Haar ogen gingen niet meer open, maar misschien herkende ze toch zijn aanraking. Hij kneep niet heel hard, hield haar hand gewoon in de zijne, zoals hij vroeger had gedaan. Hij hoopte vurig dat ze zijn aanraking zou herkennen.
Die vrouw had een afschuwelijke jeugd gehad, met van af haar zevende het zware boerderijwerk in een omgeving van alcoholistische halve wilden. Haar jeugd was zo kort geweest dat ze er zich nauwelijks wat van herinnerde. Na de dood van haar man had ze in een fabriek gewerkt en ondertussen haar vier kinderen opgevoed; midden in de winter ging ze op de binnenplaats water halen zodat het gezin zich kon wassen. Na haar zestigste, toen ze net met pensioen was, had ze erin toegestemd zich opnieuw te bekommeren om een jong kind - de zoon van haar zoon - . Ook hem had het aan niets ontbroken, niet aan schone kleren, niet aan lekker eten zondagsmiddags en niet aan liefde. Dat had ze allemaal gedaan in haar leven.
Een onderzoek van de mensheid dat een béétje volledig wil zijn, zal noodzakelijkerwijs rekening moeten houden met dat soort verschijnselen. Zulke mensen hebben bestaan, historisch  gesproken. Mensen die hun hele leven werkten, hard werkten, louter uit toewijding en liefde. Mensen die vol toewijding en liefde leterlijk hun leven aan anderen gaven en die helemaal niet het gevoel hadden dat ze zich opofferden. Mensen die zich in feite geen andere levenswijze konden voorstellen dan vol toewijding en liefde hun leven aan anderen te geven.
In de praktijk waren die mensen over het algemeen vrouwen.
Michel bleef ongeveer een kwartier in de kamer, met de hand van zijn grootmoeder in de zijne. Toen kwam een co-assistent hem waarschuwen dat zijn aanwezigheid mogelijk weldra ongewenst zou zijn. Er kon misschien nog iets worden gedaan - geen operatie, nee, dat was onmogelijk, maar misschien nog iets, er was kortom nog niets verloren.

uit: Elementaire deeltjes
Michel Houellebecq
Arbeiderspers Amsterdam Antwerpen

dinsdag 15 september 2015

Zeg aan de kinderen dat wij niet deugen




Zeg aan de kinderen dat wij niet deugen
Zeg dat wij kinderen maken 's nachts
Om ze 's morgens zachtmoedig te kraken, zeg
Aan de zoon als hij dwarsligt aan tafel en zingt
Om met liedjes zijn honger te stillen, zeg

Dat wij de muziek uit zijn mond zullen nemen

Dat wij hem klein zullen krijgen met melk
En slaag, met zuurverdiend brood en examens
Zeg dat zijn dorst de manieren moet leren
Van ons, een dwergvolk van vaders en moeders.
Wij hebben geen noten op onze zang.


Leonard Nolens
Uit: Zeg aan de kinderen

zaterdag 12 september 2015

Hoog spel met de dood.



De dood in je leven halen, over hem nadenken, hem vrezen of hoog spel met hem spelen, het is allemaal een keuze. Je kunt je er een voorstelling van maken of niet. Je kunt hem een gezicht geven of alleen een contour, schimmen of schaduwen zijn ook populair, vooral als ze lang en ver worden vooruitgeworpen. Zo'n beeld kan een mens zich er al vroeg van maken, of laat, of helemaal nooit.
In sommigen komt de gedachte aan de dood een leven lang niet op, zoals ze ook nooit denken aan de boer die de tarwe oogst waarmee hun brood gebakken wordt. Hun leven valt volledig samen met henzelf en hun ervaringen. Wat daarbuiten is, al komt het elke dag wat nader, ze willen of ze kunnen het zich niet voorstellen. Als ze hun einde krijgen aangekondigd herkennen ze het niet en maken dat grote moment niet bewust mee, zoals ze ook hun eerste, hun geboorte, hebben gemist.

Uit: De man van je leven
Arthur Japin
Arbeiderspers. Utrecht 

maandag 7 september 2015

Vuile was



" Overspel bestaat voor 99 procent uit wachten," zegt ze. " Honger hebben en toch niet even naar de nachtwinkel durven rennen omdat hij misschien in de tussentijd kan aanbellen. En omdat jij klaar moet zitten, lekker ruikend, beter gekapt, ondergoed net iets frisser, net iets vrolijker zitten wezen dan die ander."
" En oudejaarsavond," ging ze verder, " ook al heeft hij gezegd dat het hem niet zou lukken, zit je te wachten of hij niet toch, tussen het hoofdgerecht en het dessert, even kan wegglippen voor een geheim, gehaast, gefluisterd telefoontje. Hij had gezegd van niet, maar zou hij misschien niet toch? God weet hoe vaak ik dat gedacht heb: hij zit nu bij háár, maar zou hij op dit moment toch niet even aan mij denken? Ik heb mezelf heel lang kunnen wijsmaken dat het eigenlijk ook best prettig was, omdat ik mijn vrijheid hield. Totdat hij voor zijn gezin koos. Uiteindelijk kiezen ze allemaal voor hun gezin. En dan ben je woedend en eerst verwens je hem, maar dat is niet terecht. Het is niet alleen die man zijn schuld, het is evengoed je eigen schuld. Want dat was precies wat jou zo in hem aantrok! Dat hij dat geluk al ergens had gevonden. Dat hij niet helemaal van jou afhankelijk hoefde te zijn. Dat hij vastzat en dat jij vrij was. Nou, tel uit je winst!"
" Eindelijk ontmoet je je andere helft en dan blijkt hij al op een andere te passen."
" Daarna kun je kiezen tussen je eigen ongeluk en dat van iemand anders."
" Dat is de allerzwaarste keuze die een mens kan maken."
" Maîtresse zijn is een fulltimebaan, vergis je niet, je bent constant bezig je verdriet een weekje voor je uit te schuiven. Aan de andere kant, het bespaart je een heleboel strijkwerk. Strijken dat doet zij."
" Sokken stoppen."
" Knopen aannaaien.."
" Onderbroeken wassen."
" Wil je geloven... Wil je wel van mij geloven dat een mens zelfs dáárop jaloers kan worden?"  Ze moest er zelf om lachen. " Ja, uiteindelijk ben je zover heen: waarom zij wel, denk je, en ik niet! Het is echt waar, dat heb ik gedacht: ik heb ook recht op zijn vuile was!"


Uit: De man van je leven
Arthur Japin
Arbeiderspers Utrecht

zondag 30 augustus 2015

Hartverscheurende eenzaamheid




"Je kunt ook stellen dat je mensen een kans moet gunnen te ontdekken wie je werkelijk bent," zegt Lea. " Zodat ze zelf kunnen beslissen of ze bij je blijven of niet."
Hij kijkt haar aan. Een studente heeft wel eens tegen hem gezegd: " Ik zou u graag beter willen leren kennen." Het was geen flirt, het was, als het al iets was, eenzaamheid geweest, vermoedde hij. Diepe, hartverscheurende eenzaamheid, die hem veel tijd zou kosten, en wat hij ook deed, minder eenzaam zou hij haar toch niet maken. Hij had geglimlacht. Meer niet. Hij had vriendelijk geglimlacht. Zijn ijdelheid was gestreeld, maar hij had besloten het erbij te laten. Zijn boeken en papieren had hij in een plastic tas gedaan - van leren en linnen tassen moet hij niets hebben - en toen had hij gemompeld: "Tot volgende week".



Uit: Huid en haar
Arnon Grünberg
Nijgh en Van Ditmar

woensdag 26 augustus 2015

Dagdroom





Ze staat in de keuken. Als hoofdgerecht heeft ze penne met zelfgemaakte pesto in gedachten, als voorgerecht een salade met tonijn en als nagerecht het pièce de résistance: zelfgemaakt kokosijs.
Lea heeft een eenvoudige zwarte jurk aangetrokken die haar goed staat en die toch niet te uitdagend is.
De kinderen spelen in de woonkamer en terwijl ze alles klaarzet om de pasta te kunnen koken - de pesto had ze al gemaakt - overvalt haar een allesoverweldigende melancholie.
Ze had in de keuken naar de stemmen van haar kinderen 
geluisterd en even had ze zich verloren in die oude dagdroom, 
dat ze met haar kinderen ging wandelen in het park, dat ze de 
zwanen gingen voeren, dat de kinderen langzaam de vijver in liepen tot ze niet meer zichtbaar waren en dat zij met de kinderwagen en het zakje oud brood terug naar huis zou lopen en verder zou gaan met haar werk tot haar man zou thuiskomen, tot hij zou vragen: " Waar zijn de kinderen eigenlijk?" En zij zou opkijken van haar boek en zeggen: "Zijn ze er niet dan?"



Uit: Huid en haar
Arnon Grünberg
Nijgh en Van Ditmar

maandag 17 augustus 2015

Ongelukkig



Lea heeft dik, bruin haar. Af en toe verwijdert ze een grijs haartje met een nagelschaar. Verder is ze tenger en ze kijkt ongelukkig. Mensen zeggen vaak dat ze ongelukkig kijkt, terwijl ze zich van geen kwaad bewust is. Er zijn ook mensen die zeggen dat ze een genie is. Misschien behoren geniën ongelukkig te kijken.
Toch zou ze anders willen overkomen. In ieder geval niet zó dat als mensen haar zien ze denken: wat kijkt die vrouw somber. Sinds kort slikt ze tabletten tegen somberheid. Er zijn middagen dat ze aan het werk is, dat ze opstaat om koffie te zetten en dat ze denkt: ik kijk niet alleen ongelukkig, ik ben het.


Uit: Huid en haar
Arnon Grünberg

zaterdag 15 augustus 2015

Onderbroek




Eenmaal in de maand nam mijn vader me mee naar het schitzbad, waar hij, geholpen door de stoom en een massage en een lange, diepe slaap, probeert de piramide van ergernis af te breken die hij de afgelopen weken op zijn werk eigenhandig opgetrokken heeft.
We bergen onze kleren weg in de slaapzaal op de bovenste verdieping. Op rijen ijzeren ledikanten die haaks op de kastjes staan liggen de mannen die beneden al door de mangel gehaald zijn als slachtoffers van een vreselijke ramp, uitgestrekt onder witte lakens. Als er niet af en toe een donderende scheet opklonk of sporadische snurken oprakelden als mitrailleurschoten, zou ik geloven dat dit een lijkenhuis is en dat we ons om de een of andere merkwaardige reden staan uit te kleden in aanwezigheid van doden. Ik kijk niet naar de lijken, maar wip als een razende muis op mijn tenen op en neer om mijn voeten te bevrijden van mijn onderbroek voordat iemand de binnenkant kan zien waar ik tot mijn sjagrijn, tot mijn verbijstering, tot mijn ergernis in de onderste naad altijd weer een bleke, schrale penseelstreek poep ontwaar.
O dokter, ik veeg en ik veeg en ik veeg, ik veeg net zo lang als ik schijt, misschien nog wel langer. Ik gedraag me alsof w.c.-papier niets kost,  - zegt mijn jaloerse vader - ik veeg tot dat kleine gaatje van me framboosrood is; maar hoezeer ik er ook naar verlang mijn moeder gelukkig te maken door elke avond een onderbroek in haar wasmand te deponeren die het gat van een engel omspand had kunnen hebben, ik kom altijd weer aandragen ( expres, Herr Doktor? - of gewoon onvermijdelijk?) met de stinkende onderbroek van een gewoon kind.


Uit: Portnoy's klacht
Philip Roth
Meulenhoff editie