dinsdag 26 april 2016

Ongeremde liefdesbeleving




Wanneer hij op de velocipède reed, gebruikte hij een acrobatenbroek, kousen als van een doedelzakspeler en een detectiveped, maar wanneer hij te voet was droeg hij een onberispelijk linnen pak, witte schoenen, een zijden zelfbinder, een matelot en een rottinkje in zijn hand. Hij had bleke ogen die zijn zeevarende uiterlijk nog opvallender maakten en een snorretje van stug eekhoornhaar. Hij was minstens vijftien jaar ouder dan zijn vrouw, maar zijn jeugdige interesses, zijn wakkere vastbeslotenheid om haar gelukkig te maken en zijn deugden als minnaar maakten dat verschil weer goed. En inderdaad, wie deze veertiger met zijn bedachtzame optreden, zijn zijden halsband en zijn circusfiets ontmoette, had nooit kunnen denken dat hij met zij jonge vrouw verbonden was in een ongeremde liefdesbeleving en dat ze aan hun wederkerig gevoelde aandrang toegaven, wanneer de inspiratie maar in hen oprees en op de plaatsen die daarvoor het minst in aanmerking kwamen, zoals ze al gedaan hadden sinds ze elkaar leerden kennen en dat dan met een hartstocht die slechts tot groter diepte en voller rijkdom uitgroeide naarmate de tijd verstreek en de omstandigheden ongebruikelijker waren.
Gaston was niet alleen een een onstuimig minnaar, met een veelzijdigheid en een verbeeldingskracht die onuitputtelijk waren, hij was wellicht in de geschiedenis van het mensenras de eerste man die zichzelf en zijn geliefde bijna de dood injoeg toen hij met zijn klein vliegtuigje een noodlanding maakte om geen andere reden dan dat ze elkaar wilden beminnen in een veld vol viooltjes.


Uit: Honderd jaar eenzaamheid
Gabriël Garcia Marquez
Meulenhoff  

dinsdag 5 april 2016

Leger




Toen ging hij naar de deur en keek naar hen. Het waren drie regimenten en hun marstempo, gelijkgetrokken door de galeitrommen, deed de aarde dreunen. Hun snuivende ademhaling als van een veelkoppige draak vervulde de helderheid van het middaguur met een verpestende damp. Ze waren klein, gedrongen, woest. Ze zweetten het zweet van paarden en stonken naar in de zon verschrompeld aas en bezaten de zwijgende, ondoordringbare verbetenheid van de mannen van de hoogvlakte. Ofschoon het langer dan een uur duurde voordat ze allemaal voorbij waren, had men kunnen denken dat het slechts een paar pelotons waren die alsmaar rondjes liepen, want ze waren allemaal hetzelfde, zonen van dezelfde moeder, en allen droegen met dezelfde afgestomptheid het gewicht van hun ransels en veldflessen en de schande van hun geweren met de gevelde bajonetten en de last van hun blinde gehoorzaamheid en hun stompzinnig eergevoel.


Uit: Honderd jaar eenzaamheid
Gabriël Garcia Marquez
Meulenhoff Amsterdam