maandag 5 september 2016

De eerste keer



" De eerste keer was zomer," zei ze. "Hoogzomer. Ik droeg een blauw linnen rokje en een witte blouse met kant en een geel vestje met lange mouwen. Ik was serveerster. Ik zoende hem op zijn oor en hij zei dat het oor een afbeelding is van de mens als embryo en toen voelde ik zijn tong in mijn oor en mijn buik vulde zich en het enige wat ik op dat moment dacht was : laat alles gaan, alles, niet meer denken, niets meer, alles. En daar was hij, zijn hand op mijn borst, zijn lippen in mijn hals. Ik voelde de kom van zijn rug, waar de rug overgaat in de billen, daar, en ik voelde de warmte van zijn lichaam en ik zei : ja, en hij groeide in mijn hand en groeide, en ik opende mijn benen en daar was hij en ik duizelde, ik duizelde van die tong in mijn oor en zijn lippen in mijn hals en op mijn borst, ja, zei ik, ja, ik voelde hem en weer niet en toen weer wel, hij was een dier en zijn mond ging tussen mijn borsten, over mijn buik, mijn dijen, het was alsof ik in zee zwom. Het was alsof ik uitvloeide. Ik zag allerlei dingen : een huis, kamers, een bos, weiden, een dood paard. Daar was hij en ik voelde hem in mij en ik zei : ik wil het nu, ik wil je. En daarna fietsten we naar de stad, ik zat achterop, en we gingen door de boslaan en ik neuriede en ik dacht : waarom zeggen ze dat de eerste keer niet mooi is, dit was het mooiste. Het rook naar kamperfoelie."


Uit: Het grote verlangen
Marcel Möring
Ulysses
De Bezige Bij Amsterdam