zaterdag 24 juni 2017

Bloot vel en veel nabijheid.



Ik moet denken aan Louis. Aan hoe hij aan mijn deur stond, gisteren. Alsof hij in een onweer had gestaan, in open veld, uren aan een stuk, kletsnat geregend, omgewaaid, zo stond hij daar in mijn deuropening. Hij met al zijn woorden altijd, hij had er niet èèn. Ik heb hem niets gevraagd, ik heb hem meegenomen naar binnen, ik heb hem laten stamelen, ik heb zijn jas uitgedaan, ik heb hem mijn armen gegeven en een groot glas bier. Ik heb hem getroost zoals hij het liefst wordt getroost, met bloot vel en veel nabijheid. Ik heb gedacht : ik ben graag een schuiloord, en ik heb hem nog een keer gekust. We hebben in bed de niet zo lekkere pizza gegeten die ik nog in het vriesvak vond, de kruimels van elkaars lijven gehapt. Hij heeft gezegd : " ik zou u zo graag gelukkig maken." Ik heb me niet gestoord aan de voorwaardelijke wijs, omdat ik blij was dat ik iemand dat hoorde menen. Als ik daaraan denk krijg ik zin om hem van alles te geven. Koninkrijken, wereldwonderen, eindeloosheid. Ik wil hem beloven dat ik hem bijeen zal rapen als hij in stukjes uiteen is gevallen. En dat ik samen met hem onvindbaar zal zijn, als dat hem zou helpen. Dat ik mijn vermoedens niet zomaar zal geloven. Dat ik mij over hem zal blijven verbazen. Dat ik voor hem op mijn knieën zal vallen, maar dan alleen maar om te lachen. Dat ik met hem over zeeën zal lopen, en over oceanen, omdat ik wil geloven dat wij samen alles kunnen. Dat ik met hem zal schuilen voor de tornado's en hem zal leren om niet bang te zijn, als ik dat mag van hem.


Uit: Kom hier dat ik u kus
Griet Op De Beeck
Prometheus 

vrijdag 23 juni 2017

Bach




Weinig mensen werken zo op mijn gemoed als mijn vader. Hij hoeft niets te zeggen, niks te doen, het is die richtingloze droefenis in zijn zwijgend kijken, denk ik. Zou dat allemaal door mijn dode moeder komen? Door die ene radeloze nacht? Soms denk ik dat hij voordien al die halve man was die ik nu ken, toen al aangevreten door somberheid, tristesse en god weet welke soorten van oud zeer. Ik herinner mij ruzies tussen hem en mijn moeder. Ik herinner mij hoe vaak hij zich in zijn praktijk verstopte, achter zogenaamd veel werk. Ik herinner mij hoe hij naar Bach kon luisteren, met zijn ogen dicht, en hoe dat hem kon doen glimlachen, alsof hij alleen maar blij was in een wereld zonder ons.
Ik zou het hem graag vragen, allemaal, ik doe het niet. Ik laat hem in zijn burcht, daar waar hij al jaren zijn dode hart bewaart.


Uit: Kom hier dat ik U kus
Griet Op De Beeck
Prometheus 

Verdwaald



Ik sta op, ga naar de badkamer en kijk in de spiegel. Mijn haar is ongelukkig, daar is geen beter woord voor. Ik blijf lang onder de douche staan, water spoelt van alles weg: slaap, dromen, bange gedachten, onvermogen. Ik ben vierentwintig en ik heb het gevoel dat ik al gans mijn leven een soort van slapeloos ben.
Terwijl ik een zachtgekookt eitje eet, zet ik een liedje op. Ik denk: wat een aangename muziek, misschien ook omdat het zacht uit de stereo komt die weggestopt staat in de hoek. Ik loop terug en druk de uitknop in. Een mens moet weten wat hij aankan, op die welbepaalde dag. Dan gaat de telefoon, ik zie op het schermpje van mijn nieuwe, geprogrammeerde toestel: ' thuis', zo heb ik papa en Marie samengevat. Ik moet opnemen, denk ik, en ik staar naar de telefoon. Ik moet echt opnemen, denk ik, en ik zet een stap dichterbij, strek mijn arm, dan stopt het bellen. Ik ga weer zitten. Ik drink mijn koffie zwart, zoals de echten, en ik trek mijn mondhoeken naar boven als in een glimlach. Wetenschappers  beweren dat het onmogelijk is om aan vervelende of slechte dingen te denken terwijl je fysiek glimlacht, zelfs al is het niet van harte. 
Ik woon in een appartement in een smalle straat, dat brengt het leven aan de overkant ook een beetje in het mijne. Achter het ene raam zit een man een boek te lezen, zijn dikke gevlekte kat ligt op zijn voeten. Ofwel leest hij heel traag, ofwel is hij in slaap gevallen, zo lang blijft het boek open op dezelfde bladzijden. Op het dakterras zit die man met dat zwartkrullend haar en die vrouw met die eeuwig beige kleren aan tafel met de twee kinderen. Ik kan niet zien wat zij eten, of hoeveel ze praten, maar het lijkt gezellig wel, van hieruit, een echt gezin...
Ik moet naar buiten denk ik. Het is zaterdag, lente, de zon schijnt en ze zeggen dat bewegen goed is, en de frisse lucht en zo. Ik trek dat ene jasje aan waarvan ik mij nog altijd afvraag of het wel een goed idee was om het te kopen, en ik vertrek. Ik loop langs verlaten straten, langs water met de kleuren van stenen, bomen, zon, langs  pleintjes en mensen die taterend op banken zitten. En dan, midden in die drukke winkelstraat, blijf ik stilstaan, zomaar, op de gladde kasseien, voeten naast mekaar, armen naast het lijf, zeker elf minuten. Als je stil staat kan niemand zien dat je verdwaald bent.


uit : Kom hier dat ik je kus
Griet Op De Beeck
Prometheus




























in die drukke winkelstraat, blijf ik stilstaan, zomaar, op de gladde 
kasseien, voeten naast mekaar, armen langs het lijf, zeker elf minuten. Als je stilstaat kan niemand zien dat je verdwaald bent.

Uit: Kom hier dat ik je kus
Griet Op De Beeck
Prometheus

maandag 12 juni 2017

Hemeltergend zwijgen

(Moeder wordt op het einde van haar leven verzorgd in het rustoord)


Ik maak haar boeien los en help haar, ondersteun haar, draag haar bijna, haar ene arm over mijn schouder, naar haar badkamertje. Daar bevrijd ik haar van haar onderkledij en haar ondergescheten luier en ik begin haar, terwijl ik haar eerst rechtop probeer te houden en haar daarna op de toiletpot plaats te doen nemen, schoon te maken met wc-papier. Simpel is dat niet. Ze heeft de neiging om ook hier weer onderuit te zakken als een ledenpop. Muiterij heeft er niets mee te maken. Ze is moe, ze is weerloos. Ik adem door mijn mond, de geur is niet te harden. De blik waarmee ze me aankijkt kan ik niet duiden. Bevat ze nog wat er gebeurt? Zo ja, wat denkt ze er dan van? Zij die altijd op smetvrees af gesteld was op zindelijkheid, en ook op flair en schone stijl. Zij die zo vaak te preuts voor woorden was, en naaktheid onnodig vond, zelfs kwetsend, in moderne kunst en op tv. Het is de eerste keer dat ik haar zonder kleren zie. Een van de beroemdste schilderijen werd gemaakt door Gustave Courbet en toont een liggende naakte vrouw met gespreide dijen. Haar gezicht is niet te zien, haar fel behaarde geslachtsdeel staat centraal. De titel is veelzeggend. L'origine du monde.
Wat ik schoonwas is het einde van een wereld. Met al zijn onherroepelijke rimpels, zijn rullig vlees, zijn aandoenlijk schamel toefje grijs en uitgedunde haar. Ik spoel het washandje om en om in de wasbak, in  lauw water. Na afloop - ik weet niet of ze het beseft - ben ik kwistig met de talk, waarvan ze zo dikwijls de zegeningen heeft bezongen. Dan plak ik om haar verontrustend magere billen een nieuwe luier vast. En al die tijd, zoals dat gaat, verdrijf ik mijn schroom en mijn deernis door honderduit te praten tegen haar.  Wat mij daarbij het meest door het hart snijdt, is dat en nu helemaal geen antwoord meer komt. Ik verlang zelfs naar haar diabolisch dialect terug. Alles is beter dan dit hemeltergend zwijgen dat mijn ziel opeet.

Uit:  Sprakeloos
Tom Lanoye
Prometheus Amsterdam