zondag 30 maart 2014

Langzaam creperende paarden




S

Soms moeten we zonder overgang de wacht houden. Drie dagen en nachten dat de kogels rond onze oren fluiten, dagen waarin we somberen en elk voor zich in stilte denkt: wanneer is het mijn beurt om als een beest aan mijn einde te komen. Bij afroeping van de namen roepen sommigen: Mort pour la Patrie! Of: Dood van stro te vreten!  Er wordt wrang gelachen, gemompeld, de commandanten schudden grijnzend het hoofd, maar brullen steeds minder vaak. Ik kijk in stilte naar de in fatalisme wegzinkende jongens  om me heen, de meesten jonger dan ik - kerels die gemaakt zijn om een goed beroep uit te oefenen, het hart op de rechte plaats, jongens die gestudeerd hebben en die nu een gezin zouden moeten stichten en kinderen krijgen- hier liggen ze, stinkend  en met schurft op hun lijf in de lauwe regen, zonder vooruitzicht op verandering, wegzakkend in cynisme en doodsdrift, afgestompt door de dwaze grappen van de idioten in het regiment, zich krabbend als apen en jankend wanneer de buikkrampen hen doen rillen en vrezen voor een dodelijke infectie, bang voor een verdwaalde kogel, voor een ongeval met een brekende dissel van een gammele kar, voor het nachtenlang briesen van langzaam creperende paarden.


Uit: Oorlog en Terpentijn
Stefan Hertmans
De Bezige Bij  Amsterdam