dinsdag 28 mei 2019

Hartstocht



Zodra de knecht weg was, legde de bakker zijn hand weer op de hare. Hij stond tegenover haar en schoof de afgewerkte stukken marsepein naar haar toe die zij met chocola moest opsieren, en toen ze er naar greep legde hij zijn hand op haar hand, en zij liet die hand daar liggen. Anders had ze haar hand altijd teruggetrokken, gelachen en gezegd: “Schei toch uit, het geeft toch niets.” Maar nu had ze hem laten begaan en ze schrok van de gevolgen van die kleine gunst. Het bleke gezicht van de bakker werd donker door het meelstof heen: er kwam een vreemde korte flikkering in zijn ogen, plotseling straalden die grijze ogen en ze werd bang, ze wilde nu haar hand terugtrekken, maar de bakker hield haar vast. Nog nooit had ze een menselijk oog plotseling werkelijk zien gloeien: groenig vuur scheen op te vlammen in de anders zo matte pupillen, en het gezicht van de bakker werd donker als cacao.
Ze had het woord “hartstocht” altijd belachelijk gevonden, maar nu wist ze wat het was, en ze wist dat het te laat was.


Uit: Huizen zonder vaders
Heinrich Böll

zondag 19 mei 2019

Aardappelen



Wat hij werkelijk lustte kreeg hij haast nooit : aardappelen, pas gekookte aardappelen : dampend en geel, met boter en zout. Daar hield hij werkelijk van en niemand wist hoe dol hij er op was, zelfs oom Albert en oom Will niet. Soms kon hij Bolda zo ver krijgen dat ze voor hem kookte: een bord vol, met in het midden een klomp boter die langzaam smolt en fijn, droog zout, zo wit als sneeuw, dat hij er met zijn hand over strooide. Andere mensen aten elke dag aardappelen en daar benijdde hij ze om :  Brielach mocht er elke dag een paar voor het middageten koken en soms mocht hij Brielach helpen en als beloning verse aardappelen eten. Bij andere mensen - dat had hij goed gezien - ging het anders : daar werd op regelmatige tijden voor iedereen hetzelfde gekookt : groente, aardappelen en jus. Die aten allemaal hetzelfde : grootmoeders, moeders, vaders en ooms. Daar waren geen ijskasten waarin ieder zijn potje kon bewaren en geen grote keuken waarin iedereen kon gaan klaarmaken waar hij zin in had. Daar stond ‘s morgens een grote pot koffie op tafel, margarine en brood en jam en ze aten allemaal bij elkaar en kregen boterhammen mee naar school of kantoor. Eieren waren er zelden, enkel af en toe voor vaders en ooms. Dát was het kenteken van de meeste ooms en vaders en het enige dat hen onderscheidde van de andere gezinsleden : een ei bij het ontbijt.


Uit: Huizen zonder vaders
Heinrich Böll

dinsdag 14 mei 2019

Trouwen



“Trouwen,” zei ze langzaam, “trouwen wil ik niet meer. Daar loop ik niet meer in. Als je wilt wordt ik meteen nog je minnares, dat weet je, en als minnares zal ik je trouwer zijn dan ik het als vrouw zou kunnen zijn, maar trouwen doe ik niet meer. Sinds ik heb beseft dat Rai gesneuveld was heb ik vaak gedacht dat het veel beter is helemaal nooit te trouwen. Waarom al die nonsens, al dat gedoe, die dodelijke ernst over het huwelijk - en de schrik dat je weduwe wordt - een burgerlijk, een kerkelijk huwelijk en de een of andere kleine stommeling komt op het toneel en laat je man neerknallen. Drie, vier miljoen van die verbintenissen worden door één oorlog te niet gedaan: weduwen - ik ben er domweg het type niet voor om een weduwe te zijn, en ik zou van geen andere man dan van Rai de vrouw willen wezen, en ik zou zou geen kinderen meer willen hebben - dat zijn mijn voorwaarden.”


Uit: Huizen zonder vaders
Heinrich Böll




zondag 12 mei 2019

Hoeren



Het was prettig alleen door de nacht te rijden, de straten waren leeg, tuinen lagen in een diepe duisternis, en hij keek naar het toverachtige schijnsel dat zijn koplampen opriepen, naar de springerige en pikzwarte schaduwen en het gelig groene licht van de straatlantarens. Tuinen en parken waren overgoten met dit gelig groene licht en lagen er, zelfs als er bomen in bloeiden, star, kil en levensloos bij. Dikwijls reed hij ook een paar kilometer de stad uit, door slapende dorpen tot waar de autoweg begon, reed dan een stukje met grote snelheid en nam de eerste zijweg naar de stad terug en telkens weer was het opwindend als iemand in zijn koplampen opdook, meestal waren het hoeren die precies waren gaan staan waar het licht van de koplampen viel wanneer een automobilist in de bocht groot licht gaf: eenzame, levenloze bontgekleurde poppen die niet eens glimlachten als er iemand voorbij kwam; lichte benen tegen een donkere achtergrond, bestraald door fel licht. Ze deden hem denken aan schegbeelden, het was alsof ze tegen een boeg waren genageld van verzonken schepen, telkens weer pikte een koplamp hen uit de duisternis, en hij bewonderde de feilloze keuze van hun standplaats, maar hij had nog nooit een auto zien stoppen en één der meisjes zien instappen.

Uit: Huizen zonder vaders
Heinrich Böll

zaterdag 4 mei 2019

Verboden boek



Zijn moeder had hem gebaard terwijl er bommen op de stad vielen, in hun straat en tenslotte op hun huis waarin zij in de kelder haar weeën had. Ze lag op een smoezelig veldbed, vol met vuile vlekken van de schoensmeer waarop het leger zijn soldaten trakteerde. Ze had met haar hoofd op de plaats gelegen waar een soldaat zijn laars had gelegd: de traanlucht had haar misselijker gemaakt dan haar toestand - en toen iemand een gebruikte handdoek onder haar hoofd legde kreeg ze de lucht van oorlogszeep in haar neus, en ze voelde zich door die surrogaatreuk zo opgelucht dat ze moest huilen: het vleugje namaak-zoet van de geur in die handdoek leek haar iets buitengewoon kostbaars.
Toen de weeën begonnen hielp men haar: ze braakte over de schoenen van de omstaanders en de beste en koelbloedigste helpster was een veertienjarig meisje, dat op een spiritusbrander water aan de kook bracht, er een schaar in steriliseerde en daarmee de navelstreng doorknipte. Ze deed het precies zoals ze had gelezen in een boek dat ze niet had mogen lezen - koelbloedig en toch zachtmoedig - met een bewonderenswaardige doortastendheid bracht dit meisje in de praktijk wat ze ‘s nachts, als haar ouders al lang sliepen, allemaal had gelezen in het boek met de roze en gelige plaatjes. Ze knipte de navelstreng door met het gesteriliseerde schaartje van haar moeder die wantrouwend en toch bewonderen stond vast te stellen wat haar dochter presteerde.


Uit: Huizen zonder vaders
Heinrich Böll