maandag 8 oktober 2018

Bordeel



Het bordeel was deze middag nog maar net open, er waren niet veel meisjes, en zij die er waren behoorden tot de lelijksten, de wanhopigsten, de meest verslaafden, vol wonden en met een verwoeste huid. Gaten waar geen gaten hoorden te zitten. Dood haar. Gestorven geslachtsdelen. Maar hij, die voor de illusie van de schoonheid en de jeugd gaarne honderd dollar of meer overhad, kon ook zonder die illusie. Vooral in het halfdonker van de kleine, smerige kamertjes, waar in de schemering de ergste wonden en zwellingen verborgen bleven, daar maakte het niets meer uit, daar kon je je illusieloze lust kwijt, daar kon je strelingen verrrichten met de tederheid van schuurpapier, daar kon je lieve woordjes fluisteren die niemand zou onthouden en eigenlijk ook voor niemand anders bestemd waren dan voor de grote afwezige. Daar kon je je verzekeren van de geruststellende zekerheid dat jij niet voor de anderen bestond, en de anderen niet voor jou. En er zaten meer voordelen aan vast, hoe dorrer het haar en hoe doder het geslachtsdeel, hoe liever ze waren, de onbekenden, de meisjes, de anderen.

Uit: De asielzoeker
Arnon Grünberg
Nijgh en Van Ditmar

zaterdag 6 oktober 2018

Verdwenen genot


Hij probeerde zich te herinneren hoe het eraan toe ging toen hij nog met zijn vrouw sliep, maar het lukt niet. Alleen wat losse beelden zijn ervan over, verdwenen genot, onsamenhangende woorden, een avond dat zijn vrouw laat thuis kwam, hij sliep al, hem plotseling besprong, gretig en angstig tegelijkertijd. De verbazing waarmee hij dit onderging, die herinnert hij zich nog. Seks is uit hun leven verdwenen zoals anderen geld verliezen, of een kind. Ze hebben het verloren en er wordt niet of nauwelijks meer over gepraat, het zou avonden openscheuren die juist dicht moeten gaan. Ze leven in het tussentijdse, daar waar het leven is opgehouden, maar de dood niet wil beginnen. Hij zei:” Daar leeft iedereen.” Maar ze wilde er niets over horen. Tot ze hem op een dag aankeek en zei:” Ik heb al vier jaar geen man gehad.”
Een feit en een oordeel ineen.


Uit: De asielzoeker
Arnon Grünberg 
Nijgh en Van Ditmar