zondag 2 december 2018

Overblijfsel



Hij is terug in de stad waar hij geboren is, waar hij zijn vrouw heeft leren kennen, waar hij is wegggegaan, zoals hij overal is weggegaan. Het is een onrustig gevoel hier terug te zijn, meer dan onrustig, onbehaaglijk. Hij loopt door de straten alsof hij ieder moment kan staande gehouden worden.  Hij weet dat dit een waanidee is, maar dat helpt niet. Je moet terug keren naar plaatsen waar je gewoond hebt. Wegblijven, dat is wat je moet doen.
Hier heeft hij dus jaren gewoond, en er is niemand meer die hij zou willen opzoeken, niemand meer die door hem opgezocht wil worden. Er circuleren wat losse namen door zijn hoofd, mensen van wie hij zich opeens afvraagt hoe het verder met ze is gegaan, nu hij langs de plaatsen komt waar hij hen heeft ontmoet. Maar van zijn nieuwsgierigheid is alleen een sluimerend gevoel van melancholie over, dat je niet weet hoe het met ze is afgelopen, en dat ook nooit zult weten. Verliefdheden, vriendschappen, drama’s van lang geleden, een anekdote nauwelijks genoeg voor een halve bijzin. 
Dat is wat er overblijf van al die drama’s, al het wachten, dat moeizaam bevochten en achteraf bekeken altijd belachelijke geluk.


Uit: De asielzoeker
Arnon Grünberg
Nijgh en Van Ditmar