donderdag 15 oktober 2020

Bloedgroep

 Ik ga regelmatig op bezoek bij mijn moeder. Soms vertelt ze me verhalen over een jonge vrouw die ee zoontje heeft gehad. Meestal hoor ik die beleefd aan, op een discrete manier mijn verveling verbergend, maar de laatste tijd betrap ik er mij op dat ik oplettend naar haar luister, ja aan haar lippen hang. Ik luister naar haar alsof ze me plotseling een geheim zal openbaren. Per slot van rekening ben ik dat kind geweest. Het kind is, zo luidt het gezegde, de vader van de volwassene. Het is alsof ik hoop dat achterbakse, zich traag maar gewillig aan de werkelijkheid aanpassende jongetje op iets te betrappen, op een uitlating of een daad die op zijn toekomstig handelen duidt, op het schrijven van een boek. Ja, zo is het thans met mij gesteld, of beter gezegd, zo diep ben ik al gezonken; ik neem overal genoegen mee: met de stand van de sterren tijdens mijn geboorte; met het beslissende codeteken van mijn DNA-molecuul en met mijn raadselachtige geheimen verbergende bloedgroep; met alles, zeg ik, met alles waarop ik ja kan knikken of waarin ik bij gebrek aan een andere mogelijkheid moet berusten. Zo moest het gebeuren, hiertoe ben ik geboren - alsof ik niet weet dat we nergens toe geboren worden maar- als we er in slagen lang genoeg in leven te blijven- vanzelf iets worden, of we willen of niet.


Uit: Het Fiasco

Imre Kertész

Van Gennep/ Van Halewyck 1999