zondag 19 november 2017

De lichtbruine vrouwenbil


Dit is de overeenkomst: over heel de wereld wil iedereen lichtbruin zijn.
Witte mensen gaan op vakantie naar de zon om bruin te worden, ze liggen onder machines die ze bruin moeten maken en ze smeren crèmes over hun lichamen om te zorgen dat die extra bruin worden. Voor witte mensen staat lichtbruin voor: gezond en succesvol. Als ze kijken naar zwarte mensen, bestaat er voor blanken geen verschil tussen lichtbruin of donkerbruin. Zwart is zwart.
Afrikaanse vrouwen smeren bleekmiddel op hun gezicht om lichtbruin te worden. Van de Amerika’s tot Afrika tot Europa tot India - overal waar gekleurde mensen zijn, geldt dezelfde regel: hoe lichter, hoe beter. Lichtbruine mensen zijn mooier, rijker en meer gewild. Donkerbruin of zwart betekent: lelijk of arm. Blanke mensen zien het van elkaar als ze  bruin geworden zijn in de zon. Ze zeggen dat je een lekker kleurtje hebt gekregen. Zwarte mensen zien het verschil niet. Wit is wit.

Dit is het verschil: de vrouwenbil.
Blanken vinden een dikke vrouwenbil het lelijkste wat er bestaat. Witte vrouwen gaan liever dood dan dat ze dikke billen hebben.
Zwarte mensen kunnen zich niet voorstellen hoe iemand een vrouw zonder bil aantrekkelijk kan vinden. Zwarte vrouwen gaan liever dood dan dat ze een platte bil hebben.

Nog een verschil: een zwarte vrouwenbil wordt horizontaal dik, oftewel naar achteren, een witte vrouwenbil in verticale richting, oftewel naar beneden.
Blanken gaan er vanuit dat het westerse schoonheidsideaal geldt over de hele wereld. Ze geloven niet dat er witte mensen bestaan die daar vrijwillig van afwijken. Nadat je een uur lang hebt verteld dat het echt waar is, denken ze nog steeds dat je hen voor de gek houdt. Ze zeggen: een negerin met dikke billen is makkelijk, dan heb je het rijk alleen. Ze beseffen niet dat een negerin met dikke billen honderd keer per dag wordt aangesproken. Door negers.


Uit: Alleen maar nette mensen
Robert Vuysje
Nijgh en Van Ditmar

donderdag 9 november 2017

De grote liefde

(Minchen is de moeder van de verongelukte Tonio. De vader is de schrijver...)


Ik kijk naar mijn lieve Minchen, die met de achterkant van haar ogen in onpeilbare gedachten staart. Wat ze ziet, zou ik via haar gezichtsuitdrukking willen reconstrueren, zonder ernaar te vragen. Als ze zo ver weg is, kan ze alleen bij Tonio zijn. Ik stel me voor dat ze de biologische geschiedenis van haar leven overziet. Al die voorbereidingen in den vleze... 
De veranderingen in een meisjeslichaam. De eerste keer ongesteld, en alle keren erna. De altijd maar doordraaiende klok van de ovulatie. De seksuele bloei. De onbeantwoorde verliefdheden. Het liefdesverdriet. De beantwoorde verliefdheden, en tenslotte toch het liefdesverdriet.
De grote liefde.
Al het ontvangen en door contraceptie geweerde zaad. En dan al het zaad dat niet door anticonceptie gesaboteerd wordt. De negatieve tests. Die ene positieve test.
Alle stadia van de zwangerschap, driekwart jaar lang. De bezorgdheid om een miskraam. Het inrichten van een kamer voor de boreling. Het aftellen. De weeën. De pijn. De vreugde. De angst.
En dat alles om die ene te mogen in je armen houden, later aan je hand mee te voeren en te helpen opgroeien. En dat alles om die ene weer te verliezen, voor eeuwig, zodat het hele proces van de natuur en geest alleen maar gediend heeft om een illusie te verwekken en weer te vernietigen.


uit: Tonio
A.F.Th.Van der HEYDEN
De Bezige Bij
 

donderdag 2 november 2017

Onafbreekbaar verdriet

( de ouders staan aan het bed van hun zoon op de intensive care...)

Sinds ze het mondstuk hadden weggenomen, waren Tonio’s lippen gaan wijken, en begon uiterst langzaam zijn tong naar buiten te puilen, dik en loom, als bij een slaperige mongool. Bijna had ik de verpleegster gevraagd het proces te stoppen, er collega’s bij te halen, een arts desnoods- als het obscene zwellen van die tong maar tot staan werd gebracht. Maar juist op dat moment liep ze bij het bed vandaan. Het nylon gordijn ritselde. Ze was weg.
Zo hadden wij hem nooit gekend. Tonio was al tot onherkenbaar aan het vervormen.
Mirjam richtte zich op een ander verontrustend detail. Met haar duim probeerde ze Tonio’s linker ooglid, dat bezig was omhoog te kruipen, weer op zijn plaats te drukken. Elastisch als het blijkbaar nog was, schoot het telkens opnieuw in de half geloken stand. In vroeger tijden werden er geldstukken op de oogleden van de gestorvene gelegd, om ze te beletten open te gaan. De homo duplex bracht me een boek in herinnering, van Dickens misschien, dat ik als jongen gelezen had, en waarin een of andere armoedzaaier de twee munten van het gezicht van een opgebaarde dode probeerde te stelen. Het gevolg was dat de overledene de dief met wijdopen ogen verwijtend aankeek.
We deden er beter aan hier weg te gaan voordat Tonio, die er eerst zo vredig bij gelegen had, op zijn beurt afscheid van ons zou nemen met onbegrijpelijke blik en achterlijk uitgestoken tong. We kusten hem allebei nog een keer op wang en voorhoofd, waarbij Mirjam murmelde:”Mijn arme schat...mijn lieve Tonio.”
Op de ochtend van 15 juni 1988 had ik hem, geholpen door de geschoeide handen van een verloskundige, uit zijn moeder zien komen. Hij scheurde haar open om zich toegang te verschaffen tot de wereld. Zij stond hem met een langgerekte kreet van overgave toe haar bilnaad los te tornen om zich een weg te banen. Krap tweeëntwintig jaar later was ik er getuige van hoe hij weer in zijn moeder verdween - niet in de gedaante van een dode, maar in de vorm van een donkere wolk verdriet, die onafbreekbaar in haar opgeslagen werd.


Uit: Tonio
A.F. TH. VAN DER HEIJDEN
De Bezige Bij