dinsdag 24 mei 2016

Weerloos



“Maar nu ligt mijn geblutste kuras als een hoop schroot onder de keukentafel. Mijn maliĆ«nkolder heb ik in de hoek geschopt. Mijn leren borststukken heb ik afgerukt en uit het raam gegooid. Het brandwerende onderhemd heb ik van mijn lijf gescheurd en in een vuilniszak gepropt. En ook mijn huid heb ik afgestroopt. Hij ligt als een verfrommeld vod tussen de lege flessen. Ik heb mijzelf met volle overgave volledig op het spel gezet. Willens en wetens ben ik weerloos tegen Stella’s woorden, haar gebaren en haar oogopslag. Een hand op mijn hand kan mij helen en een blik kan mij knakken. Het maakt mij intens gelukkig om haar blij te zien en intens verdrietig, om niet te zeggen wanhopig, als ik het idee heb dat ik per ongeluk iets verkeerds heb gezegd, zoals toen ik zei dat ze te veel had betaald voor de rozen die ze van de zwarte straatverkoopster had gekocht, of gedaan, zoals toen ik een keer in mijn slaap in haar gezicht had gehoest. En ik ben bang. Het is goed zo. Het was tijd. Het is niet zo makkelijk als je denkt om iets te voelen. Er is moed voor nodig.”


Uit: Brieven uit Genua
Ilja Leonard Pfeijffer
Arbeiderspers Amsterdam

zaterdag 14 mei 2016

Sinds jou ben ik alleen


( Brieven aan Gelya)

...
Ik begreep dat ik de laatste jaren, sinds ik serieus ben gaan schrijven, onbewust omstandigheden en verbintenissen heb vermeden die de potentie hadden om mij teveel te raken. Om aan de boom te kunnen schudden moet ik zelf stabiel zijn. Geef mij een plek om te staan en ik zal de aarde bewegen. En die plek om te staan bevindt zich noodgedwongen in de kalme zwarte leegte buiten de dampkring van verzengende emoties, onttrokken aan de zwaartekracht van verantwoordelijkheid voor anderen.
  Maar dat betekent nogal wat. Dat heeft nogal wat consequenties. Dat verklaart veel. Precies daarom heb ik mij, sinds ik schrijf, als een lafaard op kousenvoeten teruggetrokken uit iedere relatie met een vrouw die wel eens met recht van mij zou kunnen verwachten dat ik mij oprecht met haar verbonden zou voelen en mij haar stemmingswisselingen, zorgen en problemen persoonlijk zou aantrekken. Dat kan niet. Dat kan ik mij niet permitteren. Daartegen moet ik mijzelf beschermen. Ik huil wel op papier als ik moet huilen. Als ik in het echt huil, wordt mijn papier nat en vloeit de inkt uit, waardoor alles onleesbaar wordt.
  Jij bent de laatste vrouw geweest die ik heb toegelaten in de zone waar ik gekwetst kan worden. Maar jij bent wijs. Jij bent mijn kleine Boeddha. Jij maakt mij rustig omdat je niets van mij verwacht.
  En sinds jou ben ik alleen. En dat is goed. Een beetje belangeloos neuken vind ik wel mooi. Maar het hoeft ook niet. Het is niet belangrijk. Misschien liever niet eigenlijk. Dan moet je weer je sokken uittrekken en je oksels wassen. Gymnastiek doen. Misschien heb ik wel genoeg geneukt in mijn leven. Ik snap het, ik heb het begrepen, dank jullie wel, het was mooi, maar zullen we nu gewoon rustig een drankje drinken in een Italiaanse zomer en met trage gebaren elkaar olijven toedelen terwijl we lang en goed spreken over ware dingen zonder dat ik mij er zorgen moet over maken dat ik op het einde van een mooie avond nog een stukje van mijzelf in iemand moet prakken om de illusie in stand te houden dat ik in staat ben om te geven?
.... 


Uit: Brieven uit Genua
Ilja Leonard Pfeijffer
Arbeiderspers Amsterdam