zondag 13 november 2011

Bij een zelfportret van Egon Schiele







Misverstand


Ontkleed ben ik een mager kaasgewrocht
waarin de zilte knoken ruikbaar knakken;
Pollen winters gras drinken het vocht
uit holtes die te kort waren gebakken.

Een opgebroken ton van beenderduigen,

Van zeen en zenuwen geknoopt, behangen
met gelijmd antiek en dunne, bleke slangen
waaruit het hart zijn lauwe dronk moet zuigen.

Waar is de ziel? Zwaait zij nog touw op touw

tussen bewierde dingen in mijn buik-
die juttersbuidel vol van ongebruik?
Mijn ziel was een gezichteloze vrouw.

doch vele tijden gingen aan die tijd voorbij

toen zij kon bovenkolken uit mijn longen
wanneer de schemergeuren binnendrongen
totdat ik zong alsof zij zong in mij.

Vaak, opgestoten tot mijn schedeldak,

nam zij mijn oogappels in beide handen-
om te zien , of brak tussen mijn tanden
naar buiten met haar zachte achtervlak.

Vergeefs heb ik mijn ziel zo liefdevol gehaat,

haar hoofd met as van mijn verbrande zinnen
bestrooid : Zij snikt wellicht daarbinnen
met in haar handen mijn gelaat.


Leo Vroman:  In Amerika 1946-1948


Geen opmerkingen:

Een reactie posten