vrijdag 2 november 2012

Het koperen keteltje






Als dan het koperen keteltje vol as
van wat ik was wordt leeggeschud
over het geduldig gras,
mijn lief sta daar niet voor schut

en veeg de rimmel van je wangen.
Denk aan de vingers die deze regels schreven
in onze tijd van verlangen
en die je streelden tijdens hun leven.

En lach om wat ik was, ondermeer
het gesnurk in de bioscoop
de onderbroek die steeds afzakte,

de debiele grap en de logge loop
naar jou keer op keer
toen ik je nu warme weelde pakte.


Uit ‘Sonnetten’ (1986).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten