zondag 3 januari 2016

Gekwelde begeerte



's Nachts in zijn bed kroop hij altijd onder de deken en deed het licht uit, en dan zag hij de reflectie van de bliksem op de muur tegenover hem en hoorde hij de vuisten van de regen en de rollende donder als het ware met ijzeren kettingen op het pannendak slaan.
De nabijheid van kou, regen en wind bracht hem doorgaans in een diepe slaap, maar na een halfuur of een uur werd hij dan wakker doordat hij meende van beneden het geknars van een deur te horen of het geluid van stappen in de tuin. Meteen sprong hij naar het raam, wakker als een rover, en gluurde door de spleetjes van het luik om haar misschien de nacht 
in te zien verdwijnen, of omgekeerd, haar te zien thuiskomen en de deur achter zich op slot te doen. Alleen? Of niet alleen?
Deze mogelijkheid wekte bij hem een golf van blinde woede op, vermengd met zelfmedelijden en een soort bittere wrok jegens haar : Zij met haar geheimen. Zij met haar geheimzinnige 
spelletjes. Zij met de vreemde mannen die hier misschien rondliepen, kwamen en gingen in regenachtige, winderige nachten. Of niet kwamen en niet rondliepen, maar naar wie zij stiekem vertrok?
Maar wat is ze ze je eigenlijk verschuldigd? Omdat jij haar allerlei zielige verhalen hebt verteld over je teleurstellingen en over dat je in de steek werd gelaten, is zij dan verplicht in ruil daarvoor haar levensgeschiedenis of details over haar relaties te vertellen? Waarom eigenlijk? Wat heb je haar te bieden en welk recht heb je om van haar iets anders te verwachten dan je afgesproken salaris en de regelingen wat betreft de keuken en de was die jullie overeengekomen zijn op de dag dat jij hier bent aangekomen?
Daarmee kroop hij weer in bed, luisterde naar de regen of naar de diepe stilte tussen twee regenbuien in, viel even in slaap, werd wanhopig en woedend wakker, deed zijn bedlampje aan, las een paar pagina's zonder te begrijpen wat er stond, deed het licht uit, draaide zich om, vocht om zijn smartelijke begeerte te smoren onder de deken in het donker, deed het licht aan, ging zitten, hoorde het geknetter van een bromfiets door de lege straatjes, werd volledig overspoeld door een golf van razernij jegens haar, stond op, liep heen en weer door de kamer, ging aan het krakkemikkige bureau zitten of op de diepe vensterbank, alsof hij pal voor zijn ogen haar gestalte zag terwijl ze langzaam haar laarzen en haar kousen uittrok, haar jurk een beetje opgetrokken, de contouren van haar kuiten wit oplichtend naar hem in de duisternis haar ogen sarcastisch naar hem lachend : Ja? Pardon? Wilde je iets van me? Waar ontbreekt het je nu weer aan of wat heb je nu weer nodig? Bedrukt de eenzaamheid je een beetje? Of het berouw? En weer rende hij naar het raam, naar de deur, naar zijn keukenhoekje, schonk zichzelf een half glas goedkope wodka en slokte die in èèn teug naar binnen, alsof het een bittere medicijn was, ging terug naar bed, vervloekte zijn begeerte en haar ironische glimlach, haatte de pestigere groenige vonk in haar bruine ogen, die zich volkomen bewust waren van 
hun kracht, en haar donkere haar dat over haar linker borst golfde, haatte haar blote voeten en haar knieën, die precies tegenover hem knie aan knie wit oplichtten nadat ze haar kousen had uitgetrokken. Weer beukte de regen op de dakpannen, precies boven zijn opgewonden lichaam, en de wind geselde de toppen van de cipressen voor zijn raam en hij moest zijn begeerte lozen tussen zijn vingers en werd meteen overspoeld door een troebele golf van schaamte en weerzin en zwoer dit huis te verlaten dat hem medogenloos kwelde.


Uit: JUDAS
Amos  Oz
De Bezige Bij

Geen opmerkingen:

Een reactie posten