dinsdag 5 april 2016

Leger




Toen ging hij naar de deur en keek naar hen. Het waren drie regimenten en hun marstempo, gelijkgetrokken door de galeitrommen, deed de aarde dreunen. Hun snuivende ademhaling als van een veelkoppige draak vervulde de helderheid van het middaguur met een verpestende damp. Ze waren klein, gedrongen, woest. Ze zweetten het zweet van paarden en stonken naar in de zon verschrompeld aas en bezaten de zwijgende, ondoordringbare verbetenheid van de mannen van de hoogvlakte. Ofschoon het langer dan een uur duurde voordat ze allemaal voorbij waren, had men kunnen denken dat het slechts een paar pelotons waren die alsmaar rondjes liepen, want ze waren allemaal hetzelfde, zonen van dezelfde moeder, en allen droegen met dezelfde afgestomptheid het gewicht van hun ransels en veldflessen en de schande van hun geweren met de gevelde bajonetten en de last van hun blinde gehoorzaamheid en hun stompzinnig eergevoel.


Uit: Honderd jaar eenzaamheid
Gabriƫl Garcia Marquez
Meulenhoff Amsterdam

Geen opmerkingen:

Een reactie posten