maandag 19 maart 2018

Haar gezicht



Met het verstrijken van de tijd vergat hij soms hoe zijn moeder er uit zag. Even verdrietig als haar afwezigheid was haar gezicht dat vervaagde; hij kon haar doorschijnend portret slechts twee of drie uitdrukkingen laten aannemen, een grove vereenvoudiging die hem zeer deed.
In de herfstvakantie van het eerste jaar van haar afwezigheid had ze beloofd hem te zullen meenemen naar een Waddeneiland. Vergeefs wachtte hij die dag op haar komst.
Ze kwam niet toen hij tien werd. Op 20 juli 1978 wordt hij elf. Groot en zwaar doemt de dag voor hem op, een gletsjerwand. Het wordt een dag als alle andere. Hij leest de scepter van Ottokar, fietst naar de textielfabriek om te kijken of er nog iets interessants  in de afvalcontainers zit en gooit de ramen van een oude varkensstal in. Als zijn vader thuiskomt staan de aardappels onder water in de pan.
“Elf,” zegt zijn vader, en houdt hem bij zijn bovenarmen vast. “Elf al weer.”
In het doosje van de banketbakker zitten twee tompouces.
Om halftien gaat hij naar bed. Door de kieren van de gordijnen glipt het laatste daglicht binnen. Hij begraaft zijn hoofd in het kussen en roept om zijn moeder zoals een man in het uur van zijn dood om zijn moeder roept.

Uit: De Heilige Rita
Tommy Wieringa
De Bezige Bij

Geen opmerkingen:

Een reactie posten