donderdag 28 november 2019

Doen alsof



Sommige vrouwen huilden, maar de mannen niet. De mannen vertoonden één houding, de vrouwen een andere, merkte ze op. Tussen hen door waaide een vlaag van schitterende muziek : “De mens is uit een vrouw geboren”. Ze stonden als een groep, verenigd. De familie drong wat dichter naar de rand van het graf en keek strak naar de kist die daar met haar politoer en haar koperen handvatten in de aarde lag om voorgoed te worden begraven. De kist zag er te nieuw uit om voorgoed te worden begraven. Ze staarde in het graf. Daar lag haar moeder in die kist - de vrouw van wie ze had gehouden en die ze zo had gehaat. Het duizelde haar. Ze was bang flauw te vallen, maar ze moest kijken, ze moest voelen, het was de laatste kans die ze kreeg. De kluiten aarde ploften op de kist, drie kiezeltjes kwamen op het harde glanzende oppervlak neer; en op hetzelfde moment werd ze overweldigd door het besef van iets eeuwigs, van het leven dat met de dood vermengd raakte, van de dood die het leven werd. Want terwijl ze toekeek hoorde ze de mussen allengs sneller tsjilpen, ze hoorde wielen in de verte allengs luider rollen, het leven kwam allengs dichterbij....

Ze zag haar broer en zus naast elkaar staan, hun gezichten waren wazig, hun neuzen waren rood, de tranen stroomden erlangs. En haar vader was zo stram en zo star dat ze er krampachtig naar verlangde in lachen uit te barsten. Niemand kan zich zo voelen, dacht ze. Hij overdrijft. We voelen helemaal niets, dacht ze, we doen allemaal alsof.


Uit: De Jaren

Virginia Woolf
Uitgeverijathenaeum.nl

Geen opmerkingen:

Een reactie posten