dinsdag 11 februari 2020

Gevangenis




In dat kleine appartement werd haar wereld kleiner en kleiner, en zij verwarder en verwarder. Ik kon niets meer uit een fles of pak voor haar inschenken zonder dat ze vroeg of het nog geldig was, ze kreeg last van wanen en zag overal mannen die haar angst aanjoegen. Ze verschuilden zich op haar kamer in hoeken die ze vanaf haar stoel niet kon zien. Ze vond het leuk als ik kwam, maar ze vond het verschrikkelijk als ik weer wegging. Ze wilde niet alleen zijn en probeerde daar van alles aan te doen. Wanneer de tijd van afscheid nemen naderde, sloeg ze geforceerd opgewekt haar handen ineen, zoals ze dat vroeger kon doen op de zeldzame keren dat ze zelf met een plan kwam ook al wist ze van  tevoren dat de rest van het gezin het wel weer niks zou vinden. Weet je wat ik doe? Zei ze dan terwijl ze me strak en stralend aankeek, ik ga gewoon met je mee. En de week daarop zei ze het weer, klappend in haar handen. Ik ga straks gewoon met jou mee. Het klonk ook zo logisch. Een zoon die zijn oude niet meer zo goed ter been zijnde, licht verwarde en eenzame moeder in huis neemt.
Ik had er het huis niet voor, ik had er het leven niet voor, ik had er ook de moeder niet voor. Elke week liep ze met mij mee tot aan het trappenhuis, verder kwam ze niet. Daar zwaaide ze me achter haar rollator met een beverige hand uit terwijl ik naar beneden liep. Zodra ik vertrokken was moest ze weer die lange gang door, terug naar haar appartementje met de onzichtbare mannen. Elke keer als ik door de schuifdeuren van het verzorgingscentrum de straat opstapte had ik de idee dat ik een gevangenis verliet waar ik een bezoek had gebracht aan iemand die onschuldig was veroordeeld en niet begreep waarom niemand zich inspande om dat vonnis ongedaan te krijgen.


Uit: De goede zoon
Rob Van Essen
Atlas contact

Geen opmerkingen:

Een reactie posten