zaterdag 20 april 2013

Parabel van de haan




Haan, als de krop in je keel
Is gesprongen, je strot heeft gebloed
Van het roepen, als langzaam de deur
Opengaat en je liefde daar staat
En zich aanbiedt, daar staat en zich prijsgeeft
Als verte, met schreeuwend het rood
Van haar mond die een dood is , met flemend
De klauw van haar stem die zo bloot is,

Kijk uit, kijk dan uit, dat het nat
Van haar blik je niet sleurt in zijn diepte,
En pak haar van achteren, wring
Je vingers vlug tussen haar tanden,
Dat liefde niet spreke, niet breke,
Ach haan, zich niet wreke voorgoed.

En verzink nu je hoofd in haar lenden.
Bedek je gezichten met afstand.



Leonard Nolens
uit " Dagboek van een dichter"  blz 499


Missenburg woensdag 17 november 1993
Als mijn leven schrijven is, dan is dit gedicht een deel van mijn leven en dus mijn hele leven. Als ik de ontstaansgeschiedenis van  "Haan" wil schrijven, moet ik mijn leven overdoen, dus ook de levens van iedereen met wie ik direct en indirect mijn leven heb gedeeld en deel.
Elk woord staat  voor een ander woord, zoals ik sta voor een ander.  "Haan" is het unicaat van mijn inwisselbaarheid.

Uit: "Dagboek van een dichter" blz 500

zondag 14 april 2013

De marginale stad



De jonge dokter formuleerde zijn gedachten over de ouderdom en verklaarde dat hij meende dat de wereld vlugger zou vooruitgaan zonder de last van de bejaarden. Hij zei: "De mensheid gaat, net als legers op veldtocht, vooruit met de snelheid van de langzaamste." Hij voorzag een menselijker en daarom ook beschaafdere toekomst, waarin de oude menselijke wezens in marginale steden apart werden gezet vanaf de leeftijd dat ze niet meer voor zichzelf konden zorgen, om hen te behoeden voor de schande, de ontberingen en de ontstellende eenzaamheid van de oude dag.
Van uit medisch oogpunt, volgens hem, kon de leeftijdgrens op zestig jaar worden getrokken. Maar voordat men zulke graad van naastenliefde kon bereiken was de enige oplossing tehuizen te voorzien waar de bejaarden elkaar troostten, elkaar vonden in hun voorkeuren en afkeuren, in hun verkeerde gewoontes en hun droefheden, veilig voor de natuurlijke tweespalt met de volgende generaties.
Hij zei: " Oude mensen zijn bij andere oude mensen minder oud.'


Uit : Liefde in tijden van cholera
Gabriël Garcia Marquez 

woensdag 10 april 2013

Laat alle deuren op een kier




Laat dit niet alles zijn, dit leven stil en donker
Als het maandelijkse bloeden van de vrouwen.
Laat mij van iemand zijn, maar ook niet zo volstrekt
Dat ik verdwijn, in haar, in hem, of weg moet gaan
Omdat geen mens mijn menselijk gewicht kan tillen.
Uit schrik voor mijn gezicht schrijf ik dit op.

Altijd ben ik onderweg. Ik vind geen rust
Bij mij, ben bang als jij mijn trage stap hoort branden
Op de koude tegels in de gang naar jou.
De deur gaat open. En zoenend en stom onderzoeken je lippen
De sombere man die jou zwijgend staat aan te blaffen
Met liefdesgedichten. Geef hem je bed. Laat alle deuren 

Op een kier 



uit: Liefdes verklaringen
Leonard Nolens
Querido

zaterdag 30 maart 2013

Weduwe met fantoompijn.



Nu haar man dood was wilde ze weer zichzelf zijn en alles terug krijgen wat ze had moeten laten lopen in een halve eeuw van  dienstbaarheid, die haar gelukkig had gemaakt, dat leed geen twijfel, maar die haar, nu als weduwe, geen spoor meer van haar eigen identiteit naliet.  Ze was een spook in andermans huis, dat van de ene dag op de andere immens en eenzaam was geworden en waarin ze stuurloos ronddreef zich angstig afvragend wie méér dood was: hij, die dood was, of zij, die was overgebleven.
Ze kon niet aan een verborgen gevoel van rancune jegens haar man ontkomen omdat hij haar alleen had achtergelaten midden deze duistere oceaan.
Alles van hem maakte haar aan het huilen: zijn pyama onder het kussen, zijn pantoffels, die haar altijd aan een zieke deden denken, de herinnering aan zijn beeld als hij zich uitkleedde en dat zij in de spiegel zag, terwijl zij haar haar kamde voor het slapengaan. Zij rook de geur van zijn huid, die op de hare zou blijven tot lang na zijn dood. 
Zij hield halverwege op bij alles wat ze aan het doen was en sloeg zichzelf zachtjes tegen het voorhoofd, omdat ze zich opeens iets herinnerde wat ze hem vergeten was te zeggen. Ieder ogenblik van de dag kwamen vragen in haar op die hij alleen had kunnen beantwoorden.
Ooit had hij iets tegen haar gezegd dat ze niet kon bevatten. Hij zei : geamputeerden voelen pijn, kramp en kriebel aan het been dat ze niet meer hebben.
Zo voelde zij zich zonder hem, omdat ze het gevoel had dat hij was waar hij niet meer was.
Toen ze op haar eerste ochtend als weduwe wakker werd draaide ze zich om in bed om een prettiger houding te zoeken om nog wat door te slapen, en dat was het eerste moment waarop hij, in haar belevenis,  echt was gestorven. Voor het eerst had hij als het ware een nacht buitenshuis doorgebracht. Een tweede moment kwam er aan de ontbijttafel, niet omdat ze zich eenzaam voelde, maar door de vreemde zekerheid dat ze met iemand zat te eten die er niet meer was...



Uit: Liefde in tijden van cholera
Gabriël Garcia Marquez

Tussen droom en daad



Het huwelijk


Toen hij bespeurde hoe de nevel van den tijd

in d'ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven,

haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven

toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.


Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij den baard

en mat haar met den blik, maar kon niet meer begeren,

hij zag de grootse zonde in duivelsplicht verkeren

en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard.


Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond

het merg uit haar gebeente, dat haar tóch bleef dragen.

Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen,

en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.


Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand.

Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen

en rennen door het vuur en door het water plassen

tot bij een ander lief in enig ander land.


Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad

staan wetten in den weg en praktische bezwaren,

en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,

en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.


Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot

en zagen dat de man dien zij hun vader heetten,

bewegingloos en zwijgend bij het vuur gezeten,

een godvergeten en vervaarlijke aanblik bood.



Willem Elsschot
de dichter schreef dit monument neer in 1910. Hij was toen 28 jaar oud...


Voor wie het gedicht voorgedragen wil horen..http://vimeo.com/12205399


vrijdag 8 maart 2013

Vriendin




Zij zei: "Ik zou nooit doden.
            Ook niet als een man op één meter van mij
            mijn zoontje wurgde.
            Alles wat leeft is heilig."

En ik zag haar in natriumlicht,
de sibylle met haar schandelijke wet,
krols van zelfmoord en gebed

Hoe de klei hongert naar het gebeente
en de aarde naar de mest
en de dweil naar het bloed!

En hoe ik dans in mijn dierlijk zweet
en doden zou en hoe!


Hugo Claus
uit " Van horen zeggen"
De Bezige Bij

dinsdag 12 februari 2013

Voor B op 14 februari


roos photo Roos.jpg
Zal ik niet kunnen zwijgen over
je benen die mij ontvangen
met open armen?

Of zal ik je vertellen hoe de gedachte van een
verre koning aan jou door een tovenaar
is veranderd in de maan?

En zullen mijn handen zo zacht gaan liggen
op je borsten als sneeuw op de
mooiste bergen die ik ooit heb gezien?

Ja



uit: Met de vedel
Herman de Coninck   De Arbeiderspers Amsterdam- Antwerpen