zaterdag 15 november 2014

Zo begint dus een land.



Het is nog steeds de zee uiteraard maar je ziet dat er iets is veranderd, iets aan de kleur. De brede, lage golven deinen nog steeds even vriendelijk, er is nog steeds alleen maar oceaan, maar het blauw raakt gaandeweg bezoedeld met geel. En dat levert geen groen op, zoals je van de kleurentheorie nog weet, maar troebelheid. Het schitterende azuur is verdwenen. De turkooizen rimpeling onder de middagzon is weg, het peilloze kobalt waaruit de zon opsteeg, het ultramarijn van de schemering, het loodgrijs van de nacht: voorbij.
Vanaf hier is alles sop.
Gelig, roestig sop. Je bent nog honderden zeemijlen van de kust verwijderd, maar je weet: dit is het begin van land. De kracht waarmee de Congo-rivier in de Atlantische Oceaan uitmondt is zo groot dat het zeewater over vele honderden kilometers anders kleurt.
...
Op satellietbeelden zie je het duidelijk: een bruinige vlek die zich tijdens de piek van het moessonseizoen uitstrekt tot  achthonderd kilometer westwaarts. Het lijkt wel een lek van het vasteland. Oceanografen spreken van de " Congo-waaier" of de "Congo- rookpluim". Toen ik er voor het eerst luchtfoto's van zag moest ik denken aan iemand die zich de polsen had doorgesneden en ze onder water hield- maar dan eeuwig. Het water van de Congo, de op één na langste rivier van Afrika, spuit werkelijk de oceaan in. Door de rotsige ondergrond bleef de monding ervan relatief smal. Anders dan de Nijl ontstond er geen vredige delta in zee, maar wordt de enorme watermassa door een sleutelgat naar buiten geperst.
...
En al die partikeltjes aarde, al die afgeschuurde deeltjes klei en leem en zand drijven mee, stroomafwaarts, naar breder water. Soms hangen ze stil en glijden ze onmerkbaar verder, dan weer tuimelen ze in een dolle razernij die het daglicht vermengt met donkerte en schuim. Soms blijven ze haperen. Aan een rots. Aan een oever. Aan een roestig scheepswrak dat zwijgend naar de wolken brult en waaromheen een zandbank is gegroeid. Soms komen ze niets tegen, helemaal niets, behalve water, steeds maar ander water, eerst zoet, dan brak, ten slotte zout.
Zo begint dus een land: ver voor de kust, aangelengd met heel veel oceaanwater.


Uit: Congo, een geschiedenis
David Van Reybrouck
De Bezige Bij  Amsterdam

zaterdag 25 oktober 2014

Met een mes?




...( een vriendin, een geliefde ligt al jaren in een coma ín een verzorgingstehuis)...


Toen de roerloze, langzaam vergaande gruwel in het ziekenhuisbed voor zijn ogen verscheen, wreef hij met beide handen over zijn gezicht, alsof dat beeld op zijn huid kleefde. Hij nam een slok en had het gevoel dat hij in staat zou zijn eigenhandig een einde te maken aan het bestaan van die levende dode.
Maar hoe?
Met een mes? 
En waarom niet met een mes? Waarom, vroeg hij zich af, zou in de wereld een kreet van afschuw opstijgen als bleek dat in een of ander ziekenhuis terminale patiënten naar de kelder werden gebracht, waar zij door middel van een guillotine werden onthoofd? Of waar zij op een binnenplaats een nekschot kregen? Alleen door de associatie met executies? Of omdat daardoor al te duidelijk zou worden, dat doden doden was en niet "inslapen"?
Misschien was het uiteindelijk allemaal een kwestie van woorden. Endlösung hadden de duitsers de massamoord op de joden genoemd. Wat was er mooier dan de "eindoplossing" van iets, het definitieve resultaat, de beslissende uitkomst van de staartdeling op nul?
Daar zou hij met iemand willen over praten, over de taal als vermomming van de werkelijkheid.


Uit: DE ONTDEKING VAN DE HEMEL (blz 642)
Harry MULISCH
De Bezige Bij   Amsterdam 1994

donderdag 23 oktober 2014






Een goed najaar 


De vruchten zijn verkocht.
De boeren betalen de pacht aan de Heren.
De vliegen vallen dood op tafel. 


Het regent gulzig en de bieten glanzen.
De akkers verteren hun moederkoek
en stijf in de wolken nadert de winter. 


Morgen koop ik zeven kannen olie
en een nieuwe bril om in het boek te lezen.


Deze winter ga ik nog niet dood.





Paul Snoek
uit: Gedichten 1954-1968.
Brussel: Manteau 1969

woensdag 8 oktober 2014

Alle herstellingswerken




Ik kom Goeminne tegen. Het is te zeggen, hij passeerde mij in een splinternieuwe Buick. 'k Zeg :" De zaken gaan goed, Maurice.  Zo'n voiture voor een metselaar!" "Pardon," zegt hij, " Alle herstellingswerken!"
"Wij discuteren een beetje en hij vertelt over een terrasje dat hij moest repareren, het regende er door... Terwijl dat hij met zijn brander bezig was zag hij dat die mensen in hun slaapkamer drie vier schilderijen hadden hangen en Chinese poteries hadden staan, enfin dat zij veel beter bemiddeld waren dan hij had gedacht. " Ik ben op het dak gekropen," zei hij, " en ik heb daar de dakbedekking een snee of vier vijf gegeven met mijn mes. 'k Zeg tegen die Madame: "Madame, uw terras lekt, dat is juist, maar dat komt van uw goot." "Ah," zegt ze, "dan moet dat ook gerepareerd worden." "Ik heb er een paar lapjes op gelegd voor vijftig frank en zij heeft daarvoor zevenhonderdvijftig frank gelammerd. Als zij schilderijen in hun slaapkamer hebben, moeten ze ervoor bloeden."
Ik zeg: " Goeminne, er zijn mensen die de planken van hun kist niet waard zijn." Hij zegt: " Is't over mij dat ge 't hebt?" Ik zeg: " Ik spreek in het algemeen. Wie 't schoentje past."


Uit: Het verdriet van België
Hugo Claus
De Bezige Bij Amsterdam 1983

vrijdag 5 september 2014

Weet je wat ze mij hebben verteld over Europa?




Weet je wat ze mij hebben verteld over Europa? Thuis in Senegal, voordat ik op reis ging? Ze zeiden dat Europa een fort is. Dat de grenzen  zo goed worden bewaakt dat het bijna onmogelijk is om er binnen te komen. Maar dat is goed te begrijpen, want voor iedereen die binnen is, is geld gratis te verkrijgen. Je kunt naar het loket en daar wordt je inkomen geregeld dat je elke maand kunt komen afhalen zonder dat je er iets voor hoeft te doen. Iedereen in Europa loopt dan ook in dure chique pakken en draagt een gouden horloge waar ze de hele tijd op kijken, want in Europa gebeurt alles op tijd. Ze verkopen er zonnebrillen die meer kosten dan een maandsalaris in Dakar, maar iedereen draagt ze, ook al heeft niemand ze echt nodig omdat er veel minder zon is dan in Afrika. Iedereen kan zich dat gemakkelijk veroorloven. En als je wilt, kun je ook werken. Dan word je miljonair. En de banen liggen voor het oprapen en in Europa bestaan er geen zware fysieke beroepen zoals werk op het land of in de fabriek. Dat soort werk wordt door de robots gedaan. Alle mensen werken bij banken, waar ze het geld beheren dat de robots voor hen verdienen. Je hoeft alleen maar in een pak achter je bureau te zitten in een kantoor en je hoeft niets anders te doen dan naar een computerscherm te kijken waarop wordt weergegeven hoeveel geld er binnenstroomt. De banken geven ook gratis pasjes weg aan iedereen die dat maar wil waarmee je het geld van die bank uit de muur kunt trekken als je dat nodig hebt. Ook in huis wordt al het werk gedaan door computers en machines. Niemand hoeft te wassen, schoon te maken of te koken. Daar bestaan apparaten voor. Daarom heeft iedereen heel veel vrije tijd om naar voetbalwedstrijden te kijken op televisies die zo groot zijn als bioscoopschermen; En iedereen rijdt er in een Mercedes of een Jaguar, en de meeste mensen kopen al een nieuwe zodra het asbakje vol zit. De gebouwen zijn van glas en zilver. Ze hebben zelfs een speciaal soort glas uitgevonden dat is gemaakt van zilver en dat licht weerkaatst als een spiegel. Daar bedekken ze paleizen mee die zo hoog zijn als bergen. En er zoveel goud dat sommige mensen dat in hun kiezen laten stoppen, niet eens als versiering, want niemand ziet het, maar gewoon omdat het kan. En er altijd zoveel eten als je maar op kan, want ze hebben wetenschappelijke technieken ontwikkeld waarmee ze een tomaat zo groot kunnen maken als een appel, een appel zo groot als een meloen en de koeien zijn nog vetter dan nijlpaarden. De mensen in Europa eten niet alleen vlees op feestdagen, maar elke dag, zowel voor ontbijt als voor lunch als voor avondeten. Ze hebben zoveel water dat ze zich elke dag douchen. En ze douchen zich ook met parfum. Bier zit niet in flessen, maar komt gewoon uit de kraan zoals water. Wie ziek wordt, mag gratis naar het laboratorium, waar hij wordt genezen. Daar kunne ze alles. Desnoods geven ze je nieuwe lichaamsdelen als je die nodig hebt. En kunt zoveel seks hebben als je wilt, omdat alle Europese mannen kleun zijn geschapen en hun vrouwen hunkeren naar een echte pik. En je hoeft niet eens met ze te trouwen, want ze zijn geëmancipeerd, wat betekent dat het hun alleen om de seks gaat.


Uit: "La Superba"
Ilja Leonard Pfeijffer
Arbeiderspers Amsterdam Utrecht Antwerpen

zondag 31 augustus 2014

Genua, het rottend labyrint



  De oude stenen zijn doordrenkt van de geur van rottend afval, pis en iets anders, iets zurigs, wat je eerder proeft op je gehemelte dan ruikt. Het ruikt zoals je je voorstelt dat het ruikt in het riool van een bordeel. Ratten schieten weg en kruipen in de gaten. Hun geknaag klinkt als een verkeerde gedachte. De zeewind brengt zware zilte lucht, waardoor de mensen zuchten en kreunen. Het liefst zouden ze de laatste verstikkende kledingstukken nog uitdoen. Het is vochtig als in de verboden kelders van het geheime jachtslot van een perverse prins. De schimmen en schaduwen die zich dag en nacht tegen de klamme muren aanschurken laten geursporen achter. Hier hoeft niemand bang te zijn voor iets keurigs.
  Ze doen alsof dit een stad is Ze doen alsof ze over sraat wandelen. Maar daarvoor zijn hun blikken te duister, hun liezen te hoog, hun stappen te klein. Niemand gaat ergens naartoe. Niemand loopt slechts eenmaal vooorbij. Niemand loopt voorbij zonder te fonkelen als een gouden tand in de rotte grijs van een pooier.
  Ik wandel over de rondingen en tussen de kieren en spleten van deze stad, waar ik de weg ken als geen ander, waar ik doe alsof ik wandel, waar ik telkens weer trefzeker verdwaal zoals een hoerenloper op zijn ronde. Het plaveisel buigt gewillig mee met mijn stappen. Daaronder golft het moeras van pus waarin we allemaal zullen verzinken zodra we de opening hebben gevonden.
  Ze doen alsof dit een stad is. Ze doen alsof ze wandelen en kleren dragen. Maar onder die kleren zijn ze bij voortduring helemaal naakt. Ze raken zichzelf aan met hun handen terwijl ze doen alsof ze sleutels zoeken, een mobieltje of kleingeld. Hun dijen schuren zachtjes langs elkaar terwijl ze wandelen. Af en toe staat iemand zomaar ergens een tijdje stil, gelukkg, op zichzelf, als onder een hete douche.
  Ik wandel rondjes door het labyrint zols een kurkentrekker een kurk wordt ingedraaid. Als alles loskomt zal het bouquet opstijgen van een teerzwarte, zoete wijn met benen als druipende olie, gerijpt op kreunend rot eiken, met volle tonen van aarde, verval, pis en genot. We zijn al dronken bij voorbaat, terwijl wij ons steeds vaster vastdraaien in de kurk, in de geur van kurk, in de belofte van geur...


Uit: La Superba
Ilja Leonard Pfeijffer
De Arbeiderspers Utrecht, Amsterdam, Antwerpen

donderdag 21 augustus 2014

Vage bedroefdheid



Toen hij boven aan de trap kwam, kon hij weer zien waar hij liep, want de overloop werd verlicht door de halfgeopende deur van hun slaapkamer. De vloer kraakte toen hij zich over de overloop naar de slaapkamer begaf.
De kleren van Edith waren slordig op de vloer naast het bed gegooid, het beddengoed was nonchalant opzijgeworpen. Ze lag naakt en glanzend onder de lamp op het witte ongekreukte laken. Loom uitgestrekt was haar naakte lichaam ontspannen en weelderig, glimmend als bleek goud. Hij naderde het bed. Ze was diep in slaap, maar door een speling van het licht leek haar ietwat geopende mond geluidloze woorden van passie en liefde te vormen. Hij bleef lang naar haar staan kijken. Hij voelde enig medelijden, een aarzelende vriendschap en een vertrouwd respect. Ook voelde hij een vage bedroefdheid, want hij wist dat hij bij de aanblik die ze bood niet meer dezelfde kwellende begeerte kon voelen die hij eens had gekend, en hij wist dat haar aanwezigheid hem nooit meer zo zou raken als ooit was gebeurd. Zijn bedroefdheid nam af en hij dekte haar voorzichtig toe, deed het licht uit en stapte naast haar in bed.

Uit: STONER
John Williams
Lebowski Publishers, Amsterdam 2014