dinsdag 2 december 2014

Zand in je schoenen.




Trouw en ontrouw zijn begrippen die er op een gegeven moment niet meer toe doen, of beter gezegd, het zijn begrippen die van betekenis veranderen. Wat je aan iemand bindt is niet langer zoiets dubieus als trouw. Wat je uiteindelijk aan elkaar bindt, is de negatieve vorm van liefde, dat je genoeg hebt van iemand, dat de ander weg moet, op moet rotten, dood moet, en dat die ander niet oprot en niet doodgaat. Een strafschop die je blijft nemen en die je blijft missen- en dat je daar wel om kunt lachen, om dat missen, dat is een voorwaarde om van de negatieve vorm van liefde te kunnen genieten.
Genoeg van elkaar hebben, is iets waar je jaren mee door kunt gaan, een heel leven lang als het moet.
Misschien moet je om echt te kunnen leven de controle opgeven. Maar ik kon de controle niet opgeven. Dat is de kern van het spel, ervoor zorgen dat niet jij maar de ander de controle verliest. Dat de ander opeens merkt dat de grond waarop hij staat drijfzand is.
Zoals je met een lens de achtergrond onscherp kunt draaien, zo kun je ervoor zorgen dat de realiteit van de ander langzaam onscherp wordt, korreliger, steeds korreliger, tot die korrels beloftes worden. Volg mij, dan lopen we samen naar het beloofde land. Je zult zand in je schoenen krijgen, maar ik zal je schoenen borstelen en je voeten schoonlikken.



Uit: Fantoompijn
Arnon Grünberg
Nijgh & Van Ditmar Amsterdam


maandag 24 november 2014

Ongeneeslijk



Mijn vader werkte aan zijn magnum opus, mijn moeder was verbonden aan een dagverblijf voor psychiatrische patiënten. Haar beroemdste patiënt was een man die tegen een muur praatte in de veronderstelling dat dat de geheime dienst hem kon verstaan. Toen de geheime dienst niet op zijn berichten inging werd hij destructief. Zo belandde hij bij mijn moeder. Op deze man is ze gepromoveerd. Dank zij mijn moeder kwam hij erachter dat hij twintig jaar voor niets tegen een muur had gepraat. Deze wetenschap was te veel voor hem en hij stortte zich in een liftschacht. Dat wierp een smet op het promotiefeestje van mijn moeder want het was de bedoeling dat die patiënt daar de eregast zou zijn. 
Na dit incident heeft ze een paar artikelen geschreven waarin ze zich afvroeg of het wel verstandig is mensen volledig te genezen van hun waanideeën.
Mijn vader heeft zich altijd verre gehouden van de psychiatrie. Wel is hij jarenlang drie keer per week naar een therapeut gegaan, naar eigen zeggen met geen enkel ander doel dan de therapeut aan het lachen te brengen. Had de therapeut mistens één keer gelachen dan was de sessie geslaagd. Toen hij kort na zijn scheiding de therapeut tijdens een sessie niet aan het lachen kreeg, stopte hij abrupt met de therapie en raakte in een diepe depressie.
Volgens mijn moeder stond de psychiatrie machteloos als het om mijn vader ging.  Ieder mens zou dit waarschijnlijk als een belediging hebben opgevat, maar mijn vader dacht dat het een compliment was. "De eerste therapeut die mij kan genezen, neem ik op in mijn testament," heb ik hem ooit horen zeggen. En dan trommelde hij met zijn vingers op tafel.



Uit: Fantoompijn
Arnon Grünberg
Nijgh &Van Ditmar  Amsterdam.

donderdag 20 november 2014

De rat op het hobbelpaard





 Lieve Rebecca,

 Ik wil niet beweren dat ik van jou heb gehouden; misschien was dat feitelijk het enige wat ons bond, dat we er slecht in waren van anderen te houden. Dat we dachten dat we van elkaar hielden en dat we die illusie  wel prettig vonden, voor een tijdje, aan de rand van het zwembad, terwijl eigenlijk de wereld om ons draaide, en we de ander nauwelijks zagen.
 Begeerd willen worden door een nog begeerlijker prins die je pad kruist, dat is waarschijnlijk de waarheid achter al het verdriet, getob, gesnotter, de waarheid achter al dat verlangen naar de prins op het witte paard.
Ik ben de prins op het witte paard niet, ik ben de rat op het hobbelpaard. Het Theater van de Valse Hoop sluit zijn deuren.
 Ik zal je missen, en omdat ik je zal missen zal ik je haten, maar tijd heelt.
 Hopelijk dient een nieuwe grote liefde zich snel aan, heeft zich misschien al aangediend, en hopelijk brengt diegene in jouw hoofd iets van geluk teweeg. Nog mooier en beter en groter geluk.
 Dat ik geen getuige wil zijn van je toekomstige geluk kun je mij niet kwalijk nemen.

Kusjes,

Robert.



Uit: Fantoompijn
Arnon Grunberg
Nujgh & Va&n Dirmar  Amsterdam

zaterdag 15 november 2014

Zo begint dus een land.



Het is nog steeds de zee uiteraard maar je ziet dat er iets is veranderd, iets aan de kleur. De brede, lage golven deinen nog steeds even vriendelijk, er is nog steeds alleen maar oceaan, maar het blauw raakt gaandeweg bezoedeld met geel. En dat levert geen groen op, zoals je van de kleurentheorie nog weet, maar troebelheid. Het schitterende azuur is verdwenen. De turkooizen rimpeling onder de middagzon is weg, het peilloze kobalt waaruit de zon opsteeg, het ultramarijn van de schemering, het loodgrijs van de nacht: voorbij.
Vanaf hier is alles sop.
Gelig, roestig sop. Je bent nog honderden zeemijlen van de kust verwijderd, maar je weet: dit is het begin van land. De kracht waarmee de Congo-rivier in de Atlantische Oceaan uitmondt is zo groot dat het zeewater over vele honderden kilometers anders kleurt.
...
Op satellietbeelden zie je het duidelijk: een bruinige vlek die zich tijdens de piek van het moessonseizoen uitstrekt tot  achthonderd kilometer westwaarts. Het lijkt wel een lek van het vasteland. Oceanografen spreken van de " Congo-waaier" of de "Congo- rookpluim". Toen ik er voor het eerst luchtfoto's van zag moest ik denken aan iemand die zich de polsen had doorgesneden en ze onder water hield- maar dan eeuwig. Het water van de Congo, de op één na langste rivier van Afrika, spuit werkelijk de oceaan in. Door de rotsige ondergrond bleef de monding ervan relatief smal. Anders dan de Nijl ontstond er geen vredige delta in zee, maar wordt de enorme watermassa door een sleutelgat naar buiten geperst.
...
En al die partikeltjes aarde, al die afgeschuurde deeltjes klei en leem en zand drijven mee, stroomafwaarts, naar breder water. Soms hangen ze stil en glijden ze onmerkbaar verder, dan weer tuimelen ze in een dolle razernij die het daglicht vermengt met donkerte en schuim. Soms blijven ze haperen. Aan een rots. Aan een oever. Aan een roestig scheepswrak dat zwijgend naar de wolken brult en waaromheen een zandbank is gegroeid. Soms komen ze niets tegen, helemaal niets, behalve water, steeds maar ander water, eerst zoet, dan brak, ten slotte zout.
Zo begint dus een land: ver voor de kust, aangelengd met heel veel oceaanwater.


Uit: Congo, een geschiedenis
David Van Reybrouck
De Bezige Bij  Amsterdam

zaterdag 25 oktober 2014

Met een mes?




...( een vriendin, een geliefde ligt al jaren in een coma ín een verzorgingstehuis)...


Toen de roerloze, langzaam vergaande gruwel in het ziekenhuisbed voor zijn ogen verscheen, wreef hij met beide handen over zijn gezicht, alsof dat beeld op zijn huid kleefde. Hij nam een slok en had het gevoel dat hij in staat zou zijn eigenhandig een einde te maken aan het bestaan van die levende dode.
Maar hoe?
Met een mes? 
En waarom niet met een mes? Waarom, vroeg hij zich af, zou in de wereld een kreet van afschuw opstijgen als bleek dat in een of ander ziekenhuis terminale patiënten naar de kelder werden gebracht, waar zij door middel van een guillotine werden onthoofd? Of waar zij op een binnenplaats een nekschot kregen? Alleen door de associatie met executies? Of omdat daardoor al te duidelijk zou worden, dat doden doden was en niet "inslapen"?
Misschien was het uiteindelijk allemaal een kwestie van woorden. Endlösung hadden de duitsers de massamoord op de joden genoemd. Wat was er mooier dan de "eindoplossing" van iets, het definitieve resultaat, de beslissende uitkomst van de staartdeling op nul?
Daar zou hij met iemand willen over praten, over de taal als vermomming van de werkelijkheid.


Uit: DE ONTDEKING VAN DE HEMEL (blz 642)
Harry MULISCH
De Bezige Bij   Amsterdam 1994

donderdag 23 oktober 2014






Een goed najaar 


De vruchten zijn verkocht.
De boeren betalen de pacht aan de Heren.
De vliegen vallen dood op tafel. 


Het regent gulzig en de bieten glanzen.
De akkers verteren hun moederkoek
en stijf in de wolken nadert de winter. 


Morgen koop ik zeven kannen olie
en een nieuwe bril om in het boek te lezen.


Deze winter ga ik nog niet dood.





Paul Snoek
uit: Gedichten 1954-1968.
Brussel: Manteau 1969

woensdag 8 oktober 2014

Alle herstellingswerken




Ik kom Goeminne tegen. Het is te zeggen, hij passeerde mij in een splinternieuwe Buick. 'k Zeg :" De zaken gaan goed, Maurice.  Zo'n voiture voor een metselaar!" "Pardon," zegt hij, " Alle herstellingswerken!"
"Wij discuteren een beetje en hij vertelt over een terrasje dat hij moest repareren, het regende er door... Terwijl dat hij met zijn brander bezig was zag hij dat die mensen in hun slaapkamer drie vier schilderijen hadden hangen en Chinese poteries hadden staan, enfin dat zij veel beter bemiddeld waren dan hij had gedacht. " Ik ben op het dak gekropen," zei hij, " en ik heb daar de dakbedekking een snee of vier vijf gegeven met mijn mes. 'k Zeg tegen die Madame: "Madame, uw terras lekt, dat is juist, maar dat komt van uw goot." "Ah," zegt ze, "dan moet dat ook gerepareerd worden." "Ik heb er een paar lapjes op gelegd voor vijftig frank en zij heeft daarvoor zevenhonderdvijftig frank gelammerd. Als zij schilderijen in hun slaapkamer hebben, moeten ze ervoor bloeden."
Ik zeg: " Goeminne, er zijn mensen die de planken van hun kist niet waard zijn." Hij zegt: " Is't over mij dat ge 't hebt?" Ik zeg: " Ik spreek in het algemeen. Wie 't schoentje past."


Uit: Het verdriet van België
Hugo Claus
De Bezige Bij Amsterdam 1983