zondag 9 september 2012

De gedaanten van de goden

Waar de talpa caeca, de blinde mol, zijn blik
Verborgen onder blauwzwart dons, ritten en luchtkokers
Gravend zijn nagels slijpt, en waar de wijnen rijpen
En bacteriën hun voedzaamheid bewijzen, daar,
Dicht bij de wortels en wormen, in een koud
En ongemakkelijk donker...


Telkens een grote stad voor ons zijn schoot opent denk ik aan deze verzen van Leonard Nolens uit Liefdes verklaringen, Querido, Amsterdam


Opatov is het tweede station op de C lijn van het ondergrondse spoornet van Praag. Het ligt aan de zuidrand van de stad bij een netwerk van buslijnen die onafgebroken reizigers spuwen die zich dan met grote spoed naar het gapende gat begeven en er in verdwijnen als water wanneer men de stop uit de wastafel trekt. Op de trappen wordt je aangevallen door Aeolus, de god van de wind, die de gedaante heeft aangenomen van een luchtstroom met tornado allures. Heel merkwaardig hoe iedereen hier op die twintig dalende trappen zich schrap moet zetten tegen de onwelriekende wind die van uit de darmen van de stad zijn weg zoekt naar buiten. Hoeddragers proberen hun hoofddeksel tegen te houden, mijn broek flappert rond mijn benen en iedereen plooit zijn lichaam schuin tegen de wind. Dan kom je in een grote gang waar de wind plots niet meer voelbaar is maar waar de lucht nu riekt naar gebraden worst en uien. Achter een dikke wand van gewapend glas zit links van ons een gezette dame die ons door vijf gaten in de wand een dagticket hoort vragen. Ze scheurt de gevraagde bewijsjes van een rol en incasseert twee maal 110 Tsjechische Kronen. Ze scheidt de munten en werpt ze met een geoefend gebaar bij hun soortgenoten in de verschillende bakjes. Ze wenst ons met de aangeleerde vriendelijkheid van loketbedienden "dobre den", een goede dag, en wendt zich al tot de volgende klant. Ik probeer van de korte wachttijd gebruik te maken om een foto te nemen van het groezelig staatsrestaurant waar de armen van de buitenwijken een calorierijk maaltijd kunnen komen nemen, maar het flitslicht van de camera alarmeerde een forse baardman die zijn soep aan het opslurpen was en hij stormt naar buiten en jaagt me met een woeste blik van bij de refter vandaan. Ik voel me wat schuldig. Ik mocht die armoede niet blijvend willen vastleggen maar moest ze diskreet hebben opgeslagen in de hectaren van mijn geheugen.
Opatov dus. Algauw kijken we in de lichtende ogen van het metrostel dat uit de pikzwarte tunnel komt aangeschuurd en halt houdt met een gerucht van ijzer op ijzer. Iedereen instappen. Alle zitplaatsen zijn bezet. Het is druk alhoewel het spitsuur reeds een hele tijd voorbij is. De meeste mensen staren voor zich uit, enkelen hebben enorm veel werk met hun I phone, maar iedereen deint mee op het dwingend ritme van het nu sterk versnellende trein: do-des-ka-den, do-des-ka-den, do-des-ka-den tot in Chozov. Veel volk waaronder een oude sjofele dame die twee schattige whippet hondjes aan de lijn heeft. Ze schuilt met de windhondjes achter een atleet die een deel van het platform afzet met zijn montainbike en reeds gaat het alarm af dat het sluiten van de deuren aankondigt. Do-des-kaden, do-des-ka-den op weg naar Roztyly waar de hondjes de dame de deur uit trekken waarna de mountainbiker zijn fiets wat dichter tegen de wand zet. In Kacerov komt de godin Venus in de gedaante van een langbenige schoonheid het coupé binnen. Ze gunt niemand een blik en troont, zich bewust van haar schoonheid, op een apart zitje. De mannen kijken haar bewonderend aan, de vrouwen doen alsof ze haar niet hebben gezien. Do-des-ka-den naar Bujodovicka waar twee zwaar bewapende politie agenten opstappen en opzichtig plaatsnemen tegen de deurpost. Blauw in de metro : hoera !. Ze noteren dat het rustig is in de trein en stappen in Pankrac weer af. Naar Prazsheko Povstani toe, blijkbaar de langste afstand, rijdt de trein heel snel. De zwarte muren van de mollengang zijn aanraakbaar dicht en het geluid en geknars zwelt aan tot een geluisniveau waar elkaars woorden begrijpen niet meer mogelijk is. Juist voor het station van Vysehrad, reeds deel van heet oude stadsdeel van Praag, komt de mol uit de grond. Het perron kijkt uit op een plein waar een Thais restaurant gevestigd is. De gele parasolletjes geven de plaats een zuiders uitzicht en we besluiten in de terugreis dit terras met een bezoekje te vereren.( We eten er enkele uren later nems met een pikante dipsaus, inktvis en rijst en drinken huisgemaakte vruchtenlimonade uit een literkan). Daarna I.P Pavlova, heel veel volk en weer politiemensen - Praag is een veilig stad, zeggen de gidsen -.
We stappen uit in de halte Museum en twee tellen later staan we voor het standbeeld van Wenceslav, èèn van de patroonheilgen van de stad, en even verder bij de gedenksteen waar Jan Palach, de filosofiestudent die hier zichzelf in brand stak en met die daad de Praagse Lente inluidde. Helemaal in de ban van deze historische plaats zetten we ons op een terrasje en kijken naar de vrije voorbij ijlende burgers van Praag.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten