zaterdag 21 juni 2014

Cloaca




Eigenlijk had ik al meteen toen ik  er was komen  wonen aan deze stad een hekel gekregen, vooral op zonnige dagen, wanneer toeristen en koopvee en lanterfanters en lotuseters me overal in de weg liepen en me dwongen mijn tred aan te  passen aan hun dommelige tempo. De ijsjes of wafels of broodjes die ik ze zag eten, de drankjes die ik ze zag drinken, deden mijn gedachten onweerstaanbaar uitgaan naar de riolen die gevuld waren met het afval dat ze produceerden. Hoe voller de straten en terrasjes, hoe sterker ik moest denken aan de cloaca onder onze voeten. Ik liep ogenschijnlijk over de stoep, maar in het diepst van mijn gedachten waadde ik door de stront. Gaandeweg raakte ik gewend aan de drukte en nam dit dwangbeeld in kracht af. Maar nu kwam het weer naar boven, opdringeriger dan ooit. En in het walgelijke ondergrondse dat het me voorspiegelde, en dat me soms bijna werkelijk deed kokhalzen, zo concreet was de voorstelling, zag ik het ware lichaam van de stad, meer dan in haar eindeloos opgelapte bovenbouw en de schone schijn en het opgekropte geweld van haar krioelende zielen.



Uit: De maagd Marino
Yves Petry
De Bezige Bij Amsterdam

Geen opmerkingen:

Een reactie posten