woensdag 4 juni 2014

Levercirrhose




De andere stamgast was een pimpelaar die de mascotte is van elke kroeg in elke stad in elk werelddeel en wellicht daarbuiten: een voorovergebogen drankslurper die met droeve ogen de wanhoop nooit opgaf ooit de gehallucineerde runen in het hout van de toog te ontcijferen en die met zijn hangende neus  verontrustend veel op de tap begon te lijken. Zijn oogleden overhuifden zijn bleke ogen, zo ver dat de onderste leden enkele wallen naar beneden waren gestapt om nog iets van levenslicht op te vangen: de moeite die zij zich getroostten was te zien in de rode randen en aders die alarm sloegen maar niet gehoord werden. Voorhoofdrimpels hingen er ook bij. Zijn buik hing ook. Zijn geest hing in zijn mondhoeken. Geen halitose kwam uit zijn neusgaten en mond - er was geen gehenna van bacteriĆ«n daar. Gelukzaligheid tolde in zijn hoofd.
Maar zijn lever -ah! zijn lever was een waar meesterwerk. De geheimen die alcohol daarin verborg! Langzaam stikte de drank zijn dode leverweefsel dicht met littekens om de geheimen  en cryptogrammen van begeerte en wijsheden erin te bewaren en verbergen. Met ware kunstnijverheid moesten de gave cellen vernietigd worden om dit secure maar noodzakelijke werk vol te houden en te voltooien. Gal en andere sappen moesten via omwegen een doorgang vinden omdat deze werkplek verboden terrein was geworden - een  waar heiligdom. De alvleesklier was buiten werking gesteld, deze gaf enkel narigheid.


Uit " Meriswin"
Hafid Bouazza
Prometheus Amsterdam

Geen opmerkingen:

Een reactie posten