zaterdag 18 februari 2017

Witte frakken



Een mens probeert zo lang mogelijk uit handen te blijven van al die witte frakken. Het is een soort wedloop op krukken tegen de tijd, met uw eigen lijf als inzet en trofee. Nooit moogt ge aan die gasten toegeven, nooit u door hen laten beoordelen, tenzij helaas bij geval van heirkracht of vanwege een  val zoals ik die heb gemaakt. Zodra ze hun klauwen in u hebben geslagen is uw lijf het hunne. Ze stellen uw dood uit zonder u hierin te erkennen. Voor ge het beseft druppelen er maanden vagevuur via een infuus bij u binnen. Voor ge het weet wordt ge, zelf op de rand van de dood zijnde en daar naar verlangende, een soortement van chemisch vat in dit ondermaanse.  En dat is wat me zo woest kan maken, dat ge uzelf de illusie van vrijheid hebt opgelepeld om dan, helemaal op het einde, alsnog uw lijf en leden aan de onvrijheid over te leveren. Op het einde is dan zelfs het uitzicht op de dood geen troost, maar wordt de door anderen ingefluisterde hoop op beterschap ingezet als een balletje stuiterend op de roulettetafel, uw lijf wordt de uitkomst van een spel tegen de eeuwige bank met een minder eeuwige spaarrekening, tegen een onvermijdelijkheid waar zelfs de volledige chemie van heel de haven niets tegen vermag. En hoe lang het dan ook nog mag duren, ge gaat bankroet op uw en ieders kosten met een paar witte frakken die er beter van worden, die samen met een hele wereld van pillendraaiers en chemoreuzen het geld uit de kassa grabbelen. Daarbij worden de zegeningen van de wetenschap geroemd, daar worden zinnen geijld zoals: " Kijk hoe ver onze kennis al staat."  Daarvoor laten ze u strompelen naar de dood als een uitgeputte galeislaaf. Schuifelend in uw pyama door de gang een hunner hospitalen, uwe kop suf, vastgeketend aan een bakster, prijzen ze uw moed en vechtlust, alsof het gevecht nog maar pas is begonnen. Moed? Dat heet moed? Ge zijt er godmiljaar vet mee. Bankroet, finaal verloren, helemaal op eind dan toch onvrij. Dat mag nooit gebeuren. Liever sterf ik als een hond op straat. Dat is moed.


Uit: Wil
Jeroen Olyslaegers
De Bezige Bij

Geen opmerkingen:

Een reactie posten