vrijdag 23 juni 2017

Verdwaald



Ik sta op, ga naar de badkamer en kijk in de spiegel. Mijn haar is ongelukkig, daar is geen beter woord voor. Ik blijf lang onder de douche staan, water spoelt van alles weg: slaap, dromen, bange gedachten, onvermogen. Ik ben vierentwintig en ik heb het gevoel dat ik al gans mijn leven een soort van slapeloos ben.
Terwijl ik een zachtgekookt eitje eet, zet ik een liedje op. Ik denk: wat een aangename muziek, misschien ook omdat het zacht uit de stereo komt die weggestopt staat in de hoek. Ik loop terug en druk de uitknop in. Een mens moet weten wat hij aankan, op die welbepaalde dag. Dan gaat de telefoon, ik zie op het schermpje van mijn nieuwe, geprogrammeerde toestel: ' thuis', zo heb ik papa en Marie samengevat. Ik moet opnemen, denk ik, en ik staar naar de telefoon. Ik moet echt opnemen, denk ik, en ik zet een stap dichterbij, strek mijn arm, dan stopt het bellen. Ik ga weer zitten. Ik drink mijn koffie zwart, zoals de echten, en ik trek mijn mondhoeken naar boven als in een glimlach. Wetenschappers  beweren dat het onmogelijk is om aan vervelende of slechte dingen te denken terwijl je fysiek glimlacht, zelfs al is het niet van harte. 
Ik woon in een appartement in een smalle straat, dat brengt het leven aan de overkant ook een beetje in het mijne. Achter het ene raam zit een man een boek te lezen, zijn dikke gevlekte kat ligt op zijn voeten. Ofwel leest hij heel traag, ofwel is hij in slaap gevallen, zo lang blijft het boek open op dezelfde bladzijden. Op het dakterras zit die man met dat zwartkrullend haar en die vrouw met die eeuwig beige kleren aan tafel met de twee kinderen. Ik kan niet zien wat zij eten, of hoeveel ze praten, maar het lijkt gezellig wel, van hieruit, een echt gezin...
Ik moet naar buiten denk ik. Het is zaterdag, lente, de zon schijnt en ze zeggen dat bewegen goed is, en de frisse lucht en zo. Ik trek dat ene jasje aan waarvan ik mij nog altijd afvraag of het wel een goed idee was om het te kopen, en ik vertrek. Ik loop langs verlaten straten, langs water met de kleuren van stenen, bomen, zon, langs  pleintjes en mensen die taterend op banken zitten. En dan, midden in die drukke winkelstraat, blijf ik stilstaan, zomaar, op de gladde kasseien, voeten naast mekaar, armen naast het lijf, zeker elf minuten. Als je stil staat kan niemand zien dat je verdwaald bent.


uit : Kom hier dat ik je kus
Griet Op De Beeck
Prometheus




























in die drukke winkelstraat, blijf ik stilstaan, zomaar, op de gladde 
kasseien, voeten naast mekaar, armen langs het lijf, zeker elf minuten. Als je stilstaat kan niemand zien dat je verdwaald bent.

Uit: Kom hier dat ik je kus
Griet Op De Beeck
Prometheus

Geen opmerkingen:

Een reactie posten