zondag 19 mei 2019

Aardappelen



Wat hij werkelijk lustte kreeg hij haast nooit : aardappelen, pas gekookte aardappelen : dampend en geel, met boter en zout. Daar hield hij werkelijk van en niemand wist hoe dol hij er op was, zelfs oom Albert en oom Will niet. Soms kon hij Bolda zo ver krijgen dat ze voor hem kookte: een bord vol, met in het midden een klomp boter die langzaam smolt en fijn, droog zout, zo wit als sneeuw, dat hij er met zijn hand over strooide. Andere mensen aten elke dag aardappelen en daar benijdde hij ze om :  Brielach mocht er elke dag een paar voor het middageten koken en soms mocht hij Brielach helpen en als beloning verse aardappelen eten. Bij andere mensen - dat had hij goed gezien - ging het anders : daar werd op regelmatige tijden voor iedereen hetzelfde gekookt : groente, aardappelen en jus. Die aten allemaal hetzelfde : grootmoeders, moeders, vaders en ooms. Daar waren geen ijskasten waarin ieder zijn potje kon bewaren en geen grote keuken waarin iedereen kon gaan klaarmaken waar hij zin in had. Daar stond ‘s morgens een grote pot koffie op tafel, margarine en brood en jam en ze aten allemaal bij elkaar en kregen boterhammen mee naar school of kantoor. Eieren waren er zelden, enkel af en toe voor vaders en ooms. Dát was het kenteken van de meeste ooms en vaders en het enige dat hen onderscheidde van de andere gezinsleden : een ei bij het ontbijt.


Uit: Huizen zonder vaders
Heinrich Böll

Geen opmerkingen:

Een reactie posten