Er komt een vrouw naar mij toe. Ze zegt
'wij zijn evenwijdig, raken elkaar in het
oneindige, laten we rennen'.
Zullen we wachten? Zullen we wachten
tot de kinderen groot zijn en de aardbeien
rood, ze zijn te bleek nog, te klein, te hard.
Zullen we wachten tot de avond valt
en de nacht waarover wij nog een keer
willen slapen.
tot de kinderen groot zijn en de aardbeien
rood, ze zijn te bleek nog, te klein, te hard.
Zullen we wachten tot de avond valt
en de nacht waarover wij nog een keer
willen slapen.
Ze haakt haar arm in de mijne tot een lemniscaat.
Zullen we wachten op een eerste stap
zo reusachtig dat je makkelijk een tent
tussen onze benen spant
waarin nieuwe kinderen kamperen,
aardbeien rijpen en niemand nog buiten
de zomer kan_
zo reusachtig dat je makkelijk een tent
tussen onze benen spant
waarin nieuwe kinderen kamperen,
aardbeien rijpen en niemand nog buiten
de zomer kan_
En we rennen. Met onze armen
zwaaien wij een maat die bij ons past_
Uit: Wij zijn evenwijdig
Maud Vanhauwaert
zwaaien wij een maat die bij ons past_
Uit: Wij zijn evenwijdig
Maud Vanhauwaert