zondag 14 april 2013
De marginale stad
De jonge dokter formuleerde zijn gedachten over de ouderdom en verklaarde dat hij meende dat de wereld vlugger zou vooruitgaan zonder de last van de bejaarden. Hij zei: "De mensheid gaat, net als legers op veldtocht, vooruit met de snelheid van de langzaamste." Hij voorzag een menselijker en daarom ook beschaafdere toekomst, waarin de oude menselijke wezens in marginale steden apart werden gezet vanaf de leeftijd dat ze niet meer voor zichzelf konden zorgen, om hen te behoeden voor de schande, de ontberingen en de ontstellende eenzaamheid van de oude dag.
Van uit medisch oogpunt, volgens hem, kon de leeftijdgrens op zestig jaar worden getrokken. Maar voordat men zulke graad van naastenliefde kon bereiken was de enige oplossing tehuizen te voorzien waar de bejaarden elkaar troostten, elkaar vonden in hun voorkeuren en afkeuren, in hun verkeerde gewoontes en hun droefheden, veilig voor de natuurlijke tweespalt met de volgende generaties.
Hij zei: " Oude mensen zijn bij andere oude mensen minder oud.'
Uit : Liefde in tijden van cholera
Gabriël Garcia Marquez
woensdag 10 april 2013
Laat alle deuren op een kier
Laat dit niet alles zijn, dit leven stil en donker
Als het maandelijkse bloeden van de vrouwen.
Laat mij van iemand zijn, maar ook niet zo volstrekt
Dat ik verdwijn, in haar, in hem, of weg moet gaan
Omdat geen mens mijn menselijk gewicht kan tillen.
Uit schrik voor mijn gezicht schrijf ik dit op.
Altijd ben ik onderweg. Ik vind geen rust
Bij mij, ben bang als jij mijn trage stap hoort branden
Op de koude tegels in de gang naar jou.
De deur gaat open. En zoenend en stom onderzoeken je lippen
De sombere man die jou zwijgend staat aan te blaffen
Met liefdesgedichten. Geef hem je bed. Laat alle deuren
Op een kier
uit: Liefdes verklaringen
Leonard Nolens
Querido
zaterdag 30 maart 2013
Weduwe met fantoompijn.
Nu haar man dood was wilde ze weer zichzelf zijn en alles terug krijgen wat ze had moeten laten lopen in een halve eeuw van dienstbaarheid, die haar gelukkig had gemaakt, dat leed geen twijfel, maar die haar, nu als weduwe, geen spoor meer van haar eigen identiteit naliet. Ze was een spook in andermans huis, dat van de ene dag op de andere immens en eenzaam was geworden en waarin ze stuurloos ronddreef zich angstig afvragend wie méér dood was: hij, die dood was, of zij, die was overgebleven.
Ze kon niet aan een verborgen gevoel van rancune jegens haar man ontkomen omdat hij haar alleen had achtergelaten midden deze duistere oceaan.
Alles van hem maakte haar aan het huilen: zijn pyama onder het kussen, zijn pantoffels, die haar altijd aan een zieke deden denken, de herinnering aan zijn beeld als hij zich uitkleedde en dat zij in de spiegel zag, terwijl zij haar haar kamde voor het slapengaan. Zij rook de geur van zijn huid, die op de hare zou blijven tot lang na zijn dood.
Zij hield halverwege op bij alles wat ze aan het doen was en sloeg zichzelf zachtjes tegen het voorhoofd, omdat ze zich opeens iets herinnerde wat ze hem vergeten was te zeggen. Ieder ogenblik van de dag kwamen vragen in haar op die hij alleen had kunnen beantwoorden.
Ooit had hij iets tegen haar gezegd dat ze niet kon bevatten. Hij zei : geamputeerden voelen pijn, kramp en kriebel aan het been dat ze niet meer hebben.
Zo voelde zij zich zonder hem, omdat ze het gevoel had dat hij was waar hij niet meer was.
Toen ze op haar eerste ochtend als weduwe wakker werd draaide ze zich om in bed om een prettiger houding te zoeken om nog wat door te slapen, en dat was het eerste moment waarop hij, in haar belevenis, echt was gestorven. Voor het eerst had hij als het ware een nacht buitenshuis doorgebracht. Een tweede moment kwam er aan de ontbijttafel, niet omdat ze zich eenzaam voelde, maar door de vreemde zekerheid dat ze met iemand zat te eten die er niet meer was...
Uit: Liefde in tijden van cholera
Gabriël Garcia Marquez
Tussen droom en daad
Het huwelijk
Toen hij bespeurde hoe de nevel van den tijd
in d'ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven,
haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven
toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.
Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij den baard
en mat haar met den blik, maar kon niet meer begeren,
hij zag de grootse zonde in duivelsplicht verkeren
en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard.
Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond
het merg uit haar gebeente, dat haar tóch bleef dragen.
Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen,
en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.
Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand.
Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen
en rennen door het vuur en door het water plassen
tot bij een ander lief in enig ander land.
Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad
staan wetten in den weg en praktische bezwaren,
en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.
Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot
en zagen dat de man dien zij hun vader heetten,
bewegingloos en zwijgend bij het vuur gezeten,
een godvergeten en vervaarlijke aanblik bood.
Willem Elsschot
de dichter schreef dit monument neer in 1910. Hij was toen 28 jaar oud...
Voor wie het gedicht voorgedragen wil horen..http://vimeo.com/12205399
vrijdag 8 maart 2013
Vriendin
Zij zei: "Ik zou nooit doden.
Ook niet als een man op één meter van mij
mijn zoontje wurgde.
Alles wat leeft is heilig."
En ik zag haar in natriumlicht,
de sibylle met haar schandelijke wet,
krols van zelfmoord en gebed
Hoe de klei hongert naar het gebeente
en de aarde naar de mest
en de dweil naar het bloed!
En hoe ik dans in mijn dierlijk zweet
en doden zou en hoe!
Hugo Claus
uit " Van horen zeggen"
De Bezige Bij
dinsdag 12 februari 2013
Voor B op 14 februari
uit: Met de vedel
Herman de Coninck De Arbeiderspers Amsterdam- Antwerpen
Zal ik niet kunnen zwijgen over je benen die mij ontvangen met open armen? Of zal ik je vertellen hoe de gedachte van een verre koning aan jou door een tovenaar is veranderd in de maan? En zullen mijn handen zo zacht gaan liggen op je borsten als sneeuw op de mooiste bergen die ik ooit heb gezien? Ja |
uit: Met de vedel
Herman de Coninck De Arbeiderspers Amsterdam- Antwerpen
maandag 11 februari 2013
De schreeuw en het gebed
Taxi Ali 326 haalt het beste uit zijn karretje wanneer we de heuvel oprijden waarop het Musee de Guellala gebouwd werd. Ali laat ons uitstappen aan de monumentale witte trappen en vindt dan zonder moeite een schaduwrijk plaatsje op de grote maar lege parking van het museum. Weer tijd om een uiltje te vangen.
Het museum is splinternieuw. Het prachtig monumentaal gebouw pronkt op zijn eigen heuvel en vanop de verschillende terrassen hebben we een mooi panorama op de omringende woestenij. Er is een souvenir standje en een heel stemmig café zonder bier, maar het vers geperst sinaasappelsap is er goedkoop en smaakt heerlijk.
Het museum geeft aan de hand van levensgrote en echt lijkende poppen een overzicht van het leven op Djerba. De meeste aandacht gaat naar het familiale leven en vooral naar het voor- tijdens- en na
van het huwelijk. In de verschillende vitrinekamers van het museum voltrekken zich de rituelen die aan de bruiloft voorafgaan onder meer de afzondering en zuivering die de bruid moet ondergaan. De bedoeling van die behandeling is de bruid zo aantrekkelijk mogelijk aan te bieden aan de wachtende en op droog zaad zittende bruidegom. Over wat die onverlaat de laatste dagen voor de bruiloft uitvreet wordt met geen woord of beeld gerept.
De bruid wordt geschrobd, gewassen, met geurige oliën ingewreven en, de hoofdhuid uitgezonderd, volledig onthaard door compressen met was of hars op de huid te laten vastkleven, waarna de sadistische en jaloerse behandelaarster met een ruk de embalage én het haar verwijdert. De pop huilt van de pijn en het hoofd van de vrouw in het museum gelijkt op dat beroemde, in een schreeuw veranderend hoofd op het schilderij van Edvard Munch. Tot slot moet de bruid nog zeven keer over een met vis gevulde mand springen om de gunst van de vruchtbaarheid te bekomen. Daarna kan ze met een baby- zachte huid en het van alle tekenen van de ouderdom ontdane geslacht haar man ter wille zijn en een onderdanig onderdeel vormen van zijn harem. De bruiloftstaferelen eindigen zoals het past met de uitbeelding van het grote feest met veel eten, drinken, dans en gezang.
van de schalmeiën en het heldhaftig tromgeroffel terwijl we in dat deel van het museum komen waar de mannelijke aktiviteiten worden uitgebeeld. Zou het, beste lezer, iemand verwonderen dat de heren der schepping in groepjes zitten te praten en thee te drinken rond grote waterpijpen?. De stoerste onder hen houden zich ook nog onledig door de degens te kruisen of door op gespierde witte volbloeden in een zandbak op de vijand af te stormen.
Schilderijen Musée de Guellala (eigen foto's) |
Dan wandel je over met cactussen en bougainvilleas versierde zonnige patio's naar het tweede deel van het museum waar meer aandacht wordt geschonken aan de dagelijkse aktiviteiten die zaad in het bakje en brood op de plank brengen. Een olijfpers wordt in één van de kelders van het museum aangedreven door een gemuilkorfde luie dromedaris, die wel gewillig stilstaat voor de foto die aan zijn eigenaar een dinar fooi oplevert. Buiten in het zonnetje ligt de reserve dromedaris, die dadelijk de namiddag shift zal doen, rustig een hap hooi te herkauwen. Wat verder toont een zielloos nagemaakt exemplaar hoe vroeger met zijn hulp het water uit de putten werd opgepompt.
Merkwaardig nog is het vijvertje waarop een bootje dobbert. In het bootje staat een visser die een touw vasthoudt waaraan op enkele afstand van elkaar aarden kruiken zijn vastgemaakt. De inktvissen die op de bodem van de zee een schuilplaats zoeken verstoppen zich in die kruiken die dan door de visser voorzichtig in de boot worden gehesen en uitgeschud.
Ali rijdt freewheelend de heuvel af en parkeert zijn taxi aan het terras van een restaurant. Ali wil in de auto blijven zitten in de schaduw van een boom en wil niet ingaan op ons verzoek om samen met ons te eten. De kok verwelkomt ons buiten bij de roestige barbecue. Hij toont ons een mand met allerhande vissen en we vragen hem zelf een keuze te maken en ons middagmaal samen te stellen. Terwijl hij een assortimentje vis roostert brengt hij ons brood, olijven, een schaaltje met harissa pasta in olie en een aarden schoteltje hete vissoep. Daarna presenteert hij perfekt geroosterde loup de mer, een dorade en wat inktvisjes. Bij dit godenmaal ontbreekt enkel een glas koele witte wijn. Wij drinken noodgedwongen water. Een bede tot Allah om dat water in wijn te veranderen krijgt geen gehoor van de nochthans Almachtige.
Ali stuurt nu behendig zijn gele taxi door het ordeloze en drukke verkeer van Houmed Souk, de hoofdstad van Djerba. Na wat getoeter en drukdoenerij bereiken we de haven en de oude Spaanse versterkte burcht die in vroeger tijden de stad beschermde. Hij parkeert zijn renaultje aan de Turkse Moskee, de oudste van het eiland, en stuurt ons de souks binnen. Wij kuieren wat door de nauwe handelsstraatjes en maken hernieuwd kennis met de verschillende verkoopstechnieken van soms opdringerige verkopers. Kleurrijke klederen, lederwaren, keramiek, specerijen en juwelen vormen de voornaamste koopwaar. We trotseren elke verleiding en alle opdringerigheid en een half uurtje later genieten we weer van de bedaarde rijstijl van rustige Ali, die onze tocht verder zet langs de noordelijke kustlijn van het eiland waar hij ons de troepen Flamingo's aanwijst, die in de verte in de ondiepe zandmeren hun voedsel zoeken. Wat verder begint de "route touristique" met zijn lintbebouwing van ommuurde en dus veilige mastodonthotels. Ali maakt zijn beklag dat er zo weinig toeristen zijn en dat de broodwinning van zoveel Tunesiërs hierdoor op de helling staat. We vertellen hem dat we toen we onze reis boekten op de website van Buitenlandse Zaken konden lezen dat het reizen naar Tunesië werd afgeraden. We kunnen enkel vaststellen dat we hier op Djerba niets gewaar worden van de uit balans gerakende politieke toestand. Mensen zoals Ali hopen dat er nog wat zal veranderen, Inch Allah, als God het wil, en je bespeurt toch weinig optimisme in zijn woorden. Anderen, zoals een taxichauffeur die ons de dag nadien naar de Jazeera winkel bracht, zijn cynisch en zeggen niets van de revolutie te zien uitgenomen dat sommige mensen democratie beschouwen als de totale vrijgeleide om te doen waar ze zin in hebben. Ze hopen op een hervorming waarbij vooral de mensen die geen werk hebben niet van honger zouden omkomen. Wie nu geen werk heeft lijdt honger, maar er zijn geen jobs en de toeristen blijven weg. Een straatje zonder einde. ( Enkele dagen na onze thuiskomst wordt een oppositieleider vermoord, zijn er relletjes in Tunis, dreigt de president ermee zijn regering te ontbinden en schorst Tunisair al zijn vluchten naar Tunesië )
Ik bid enkel tot de Heer wanneer ik tandpijn heb en gebruik dan nog totaal eigen woorden, maar moest het helpen dan zou in nu in het stof gaan liggen en Allah o Akbar prevelen en hem bescherming afsmeken voor het Tunesische volk en wijsheid voor zijn leiders.
Ik bid enkel tot de Heer wanneer ik tandpijn heb en gebruik dan nog totaal eigen woorden, maar moest het helpen dan zou in nu in het stof gaan liggen en Allah o Akbar prevelen en hem bescherming afsmeken voor het Tunesische volk en wijsheid voor zijn leiders.
Abonneren op:
Posts (Atom)