zaterdag 1 augustus 2015

Broeder Mansuetus




Het gebeurt zo: De jongen schreeuwt en blijft schreeuwen naarmate de medebroeder, volgeling van onze stichter, de zachtmoedige Franciscus, blijft slaan, hard, nog harder, de voorflap van zijn scapulier over zijn schouder gegooid om er niet door te worden gehinderd bij zijn inspanning en beweging. Hij schreeuwt er tegenin. Meer geluid dan de ruimte in het dode licht lijkt te kunnen bevatten. Gehoorzaamheid en tucht! Jij hebt geen wil! Ik heb een wil! Jij doet mijn wil! Bij ieder woord een steeds fellere klap met het venijnige hout. Hoe de jongen ook kronkelt, de opvoeder blijft met bestudeerde precisie op dezelfde plek van het achterwerk slaan, twintig keer, meer dan twintig keer. Toen ik er getuige van moest zijn bracht ik er tegenin, zonder mijn eigen stem in het geschreeuw te horen: Het is genoeg, broeder. De jongen jankte als een hond, water, snot, speeksel waar zijn hoofd tegen het meubeloppervlak geduwd bleef, schoppend met zijn benen als een kikker.
Jongetje op het prentje van Hans Holbein in Erasmus' Lof der zotheid. Krijgt met een takkenbos een aframmeling op zijn blote achterste. Een vergroting ervan hangt tussen twee kasten in Mansuetus' kantoor, die heeft hij recht voor ogen als hij opkijkt van zijn bureau.
Er gutste zuur en goorheid mijn mondholte binnen. Mansuetus reikte mij de stok. Noe jaai, Bonaventoera. Zijn vingers achter de broeksriem van het joch, gaf hij er een ruk aan omhoog en hoger, tot de korte broek spande en de pijpen de achterkant van de dijen niet meer bedekten en inkijk boden. Dat deed hij voor de tweede keer, hij had hetzelfde gedaan voor hij aan de tuchtiging begon.

Uit: Het Hout
Jeroen Brouwers
Atlas contact



Jongetje.  Illustratie van Hans Holbein  uit " Lof der zotheid" van Erasmus.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten