woensdag 14 oktober 2015

Bijtende vrouw.



In de zeven jaar, die we samen doorbrachten heb ik haar nooit bij iemand - ook bij onze kinderen niet - gezien zoals ze was, zoals ik haar kende, de vrouw met wie ik leefde, de vrouw die me stampend als een tochtige merrie tot bloedens toe in mijn wang beet bij onze eerste ontmoeting.
We omhelsden elkaar niet, we vielen elkaar aan.
Briesend -van genot, van vreugde- rukte ik de rode haarband van haar hoofd, trok de zilveren oorbellen van haar lellen, het liefst had ik haar jurk in flarden gescheurd, haar ontbloot van alle parafernalia van fatsoen, volgzaamheid en beschaving, van onechtheid.
Het was wreed. Het deed pijn.
Het was echt.
We maakten elkaar buit.
Nog geen vier maanden later ben ik met haar getrouwd.
Van een vrouw die je bijt in plaats van kust, had ik moeten weten dat ik met het stelen van de sieraden alleen haar opsmuk had weggerukt en als trofeeën bij me had gestoken. Wie zo een liefde begint, weet dat er in het hart van die liefde geweld en vernietiging schuil gaat. Tot de dood er op volgt. Van meet af aan was het gedaan met ons.
Het was zij of ik.
In het verslindende geweld dat liefde heet, had ik mijn gelijke gevonden.


Uit: Jij zegt het
Connie Palmen
Prometheus Amsterdam

Geen opmerkingen:

Een reactie posten