maandag 11 mei 2020

TBC



Kamerheer Behrens, wijdbeens en achteroverleunend, de hoorbuis onder zijn arm, klopte eerst helemaal boven op Joachims rechterschouder, klopte uit de losse pols, terwijl hij zich van de enorme middenvinger van zijn rechterhand bediende bij wijze van hamer en zijn linkerhand gebruikte als ondersteuning. Toen ging hij onder het schouderblad naar beneden en klopte opzij op het middelste en onderste deel van de rug, waarna Joachim, die uitstekend was afgericht, zijn arm optilde, om zich ook onder zijn oksel te laten bekloppen. Hierop werd het hele procedé aan de linkerkant herhaald, en toen hij daarmee klaar was commandeerde de kamerheer “Rechtsomkeert” om de borstzijde te kunnen bekloppen. Hij klopte vlak onder de hals bij het sleutelbeen, klopte onder en boven op de borst, eerst rechts en dan links. Toen hij voldoende geklopt had ging hij over tot luisteren, terwijl hij zijn hoorbuis, zijn oor op de monding op Joachims borst en rug zette, overal waar hij eerst geklopt had. Onderwijl moest Joachim afwisselend diep ademhalen en geforceerd hoesten, wat erg inspannend bleek te zijn, want hij raakte buiten adem en er kwamen tranen in zijn ogen. Kamerheer Behrens meldde alles wat hij hoorde, in kortaffe, vaststaande woorden aan zijn assistent aan de schrijftafel, op zo’n manier dat Joachim willens nillens moest denken aan de gang van zaken bij de kleermaker, waar de goedgeklede meester je de maat neemt voor een kostuum, de opdrachtgever in traditionele volgorde de centimeter nu eens hier en dan weer daar om romp en ledematen spant en zijn vlijtig pennende bediende de verkregen getallen dicteert. “Kort,” “verkort,” dicteerde kamerheer Behrens. “Vesiculair”. (Dat was blijkbaar goed.) “Schor,” zei hij, en trok eengezicht. “Zeer schor.” “Geruis.” En de bediende vulde alles netjes in, zoals de employé de getallen van de coupeur.


Uit: De Toverberg
Thomas Mann
De Arbeiderspers Amsterdam

Geen opmerkingen:

Een reactie posten