zaterdag 30 maart 2013

Weduwe met fantoompijn.



Nu haar man dood was wilde ze weer zichzelf zijn en alles terug krijgen wat ze had moeten laten lopen in een halve eeuw van  dienstbaarheid, die haar gelukkig had gemaakt, dat leed geen twijfel, maar die haar, nu als weduwe, geen spoor meer van haar eigen identiteit naliet.  Ze was een spook in andermans huis, dat van de ene dag op de andere immens en eenzaam was geworden en waarin ze stuurloos ronddreef zich angstig afvragend wie méér dood was: hij, die dood was, of zij, die was overgebleven.
Ze kon niet aan een verborgen gevoel van rancune jegens haar man ontkomen omdat hij haar alleen had achtergelaten midden deze duistere oceaan.
Alles van hem maakte haar aan het huilen: zijn pyama onder het kussen, zijn pantoffels, die haar altijd aan een zieke deden denken, de herinnering aan zijn beeld als hij zich uitkleedde en dat zij in de spiegel zag, terwijl zij haar haar kamde voor het slapengaan. Zij rook de geur van zijn huid, die op de hare zou blijven tot lang na zijn dood. 
Zij hield halverwege op bij alles wat ze aan het doen was en sloeg zichzelf zachtjes tegen het voorhoofd, omdat ze zich opeens iets herinnerde wat ze hem vergeten was te zeggen. Ieder ogenblik van de dag kwamen vragen in haar op die hij alleen had kunnen beantwoorden.
Ooit had hij iets tegen haar gezegd dat ze niet kon bevatten. Hij zei : geamputeerden voelen pijn, kramp en kriebel aan het been dat ze niet meer hebben.
Zo voelde zij zich zonder hem, omdat ze het gevoel had dat hij was waar hij niet meer was.
Toen ze op haar eerste ochtend als weduwe wakker werd draaide ze zich om in bed om een prettiger houding te zoeken om nog wat door te slapen, en dat was het eerste moment waarop hij, in haar belevenis,  echt was gestorven. Voor het eerst had hij als het ware een nacht buitenshuis doorgebracht. Een tweede moment kwam er aan de ontbijttafel, niet omdat ze zich eenzaam voelde, maar door de vreemde zekerheid dat ze met iemand zat te eten die er niet meer was...



Uit: Liefde in tijden van cholera
Gabriël Garcia Marquez

Tussen droom en daad



Het huwelijk


Toen hij bespeurde hoe de nevel van den tijd

in d'ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven,

haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven

toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.


Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij den baard

en mat haar met den blik, maar kon niet meer begeren,

hij zag de grootse zonde in duivelsplicht verkeren

en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard.


Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond

het merg uit haar gebeente, dat haar tóch bleef dragen.

Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen,

en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.


Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand.

Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen

en rennen door het vuur en door het water plassen

tot bij een ander lief in enig ander land.


Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad

staan wetten in den weg en praktische bezwaren,

en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,

en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.


Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot

en zagen dat de man dien zij hun vader heetten,

bewegingloos en zwijgend bij het vuur gezeten,

een godvergeten en vervaarlijke aanblik bood.



Willem Elsschot
de dichter schreef dit monument neer in 1910. Hij was toen 28 jaar oud...


Voor wie het gedicht voorgedragen wil horen..http://vimeo.com/12205399


vrijdag 8 maart 2013

Vriendin




Zij zei: "Ik zou nooit doden.
            Ook niet als een man op één meter van mij
            mijn zoontje wurgde.
            Alles wat leeft is heilig."

En ik zag haar in natriumlicht,
de sibylle met haar schandelijke wet,
krols van zelfmoord en gebed

Hoe de klei hongert naar het gebeente
en de aarde naar de mest
en de dweil naar het bloed!

En hoe ik dans in mijn dierlijk zweet
en doden zou en hoe!


Hugo Claus
uit " Van horen zeggen"
De Bezige Bij

dinsdag 12 februari 2013

Voor B op 14 februari


roos photo Roos.jpg
Zal ik niet kunnen zwijgen over
je benen die mij ontvangen
met open armen?

Of zal ik je vertellen hoe de gedachte van een
verre koning aan jou door een tovenaar
is veranderd in de maan?

En zullen mijn handen zo zacht gaan liggen
op je borsten als sneeuw op de
mooiste bergen die ik ooit heb gezien?

Ja



uit: Met de vedel
Herman de Coninck   De Arbeiderspers Amsterdam- Antwerpen

maandag 11 februari 2013

De schreeuw en het gebed



Taxi Ali 326 haalt het beste uit zijn karretje wanneer we de heuvel oprijden waarop het Musee de Guellala gebouwd werd. Ali laat ons uitstappen aan de monumentale witte trappen en vindt dan zonder moeite een schaduwrijk plaatsje op de grote maar lege parking van het museum. Weer tijd om een uiltje te vangen.
Het museum is splinternieuw. Het prachtig monumentaal gebouw pronkt op zijn eigen heuvel en vanop de verschillende terrassen hebben we een mooi panorama op de omringende woestenij. Er is een souvenir standje en een heel stemmig café zonder bier, maar het vers geperst sinaasappelsap is er goedkoop en smaakt heerlijk.
Het museum geeft aan de hand van levensgrote en echt lijkende poppen een overzicht van het leven op Djerba. De meeste aandacht gaat naar het familiale leven en vooral naar het voor- tijdens- en na
van het huwelijk. In de verschillende vitrinekamers van het museum voltrekken zich de rituelen die aan de bruiloft voorafgaan onder meer de afzondering en zuivering die de bruid moet ondergaan. De bedoeling van die behandeling is de bruid zo aantrekkelijk mogelijk aan te bieden aan de wachtende en op droog zaad zittende bruidegom. Over wat die onverlaat de laatste dagen voor de bruiloft uitvreet wordt met geen woord of beeld gerept.

De bruid wordt geschrobd, gewassen, met geurige oliën ingewreven en, de hoofdhuid uitgezonderd, volledig onthaard door compressen met was of hars op de huid te laten vastkleven, waarna de sadistische en jaloerse behandelaarster met een ruk de embalage én het haar verwijdert. De pop huilt van de pijn en het hoofd van de vrouw in het museum gelijkt op dat beroemde, in een schreeuw veranderend hoofd op het schilderij van Edvard Munch. Tot slot moet de bruid nog zeven keer over een met vis gevulde mand springen om de gunst van de vruchtbaarheid te bekomen. Daarna kan ze met een baby- zachte huid en het van alle tekenen van de ouderdom ontdane geslacht haar man ter wille zijn en een onderdanig onderdeel vormen van zijn harem. De bruiloftstaferelen eindigen zoals het past met de uitbeelding van het grote feest met veel eten, drinken, dans en gezang.
Door de zuilengangen van het museum klinken de helle tonen
Schilderij Musee de Guellala (eigen foto)
van de schalmeiën en het heldhaftig tromgeroffel terwijl we in dat deel van het museum komen waar de mannelijke aktiviteiten worden uitgebeeld.  Zou het, beste lezer, iemand verwonderen dat de heren der schepping in groepjes zitten te praten en thee te drinken rond grote waterpijpen?. De stoerste onder hen houden zich ook nog onledig door de degens te kruisen of door op gespierde witte volbloeden in een zandbak op de vijand af te stormen.  

Schilderijen Musée de Guellala (eigen foto's)

Dan wandel je over met cactussen en bougainvilleas versierde zonnige patio's naar het tweede deel van het museum waar meer aandacht wordt geschonken aan de dagelijkse aktiviteiten die zaad in het bakje en brood op de plank brengen. Een olijfpers wordt in één van de kelders van het museum aangedreven door een gemuilkorfde luie dromedaris, die wel gewillig stilstaat voor de foto die aan zijn eigenaar een dinar fooi oplevert. Buiten in het zonnetje ligt de reserve dromedaris, die dadelijk de namiddag shift zal doen, rustig een hap hooi te herkauwen. Wat verder toont een zielloos nagemaakt exemplaar hoe vroeger met zijn hulp het water uit de putten werd opgepompt.
Merkwaardig nog is het vijvertje waarop een bootje dobbert. In het bootje staat een visser die een touw vasthoudt waaraan op enkele afstand van elkaar aarden kruiken zijn vastgemaakt. De inktvissen die op de bodem van de zee een schuilplaats zoeken verstoppen zich in die kruiken die dan door de visser voorzichtig in de boot worden gehesen en uitgeschud. 
Ali rijdt freewheelend de heuvel af en parkeert zijn taxi aan het terras van een restaurant.  Ali wil in de auto blijven zitten in de schaduw van een boom en wil niet ingaan  op ons verzoek om samen met ons te eten. De kok verwelkomt ons buiten bij de roestige barbecue. Hij toont ons een mand met allerhande vissen en we vragen hem zelf een keuze te maken en ons middagmaal samen te stellen. Terwijl hij een assortimentje vis roostert brengt hij ons brood, olijven, een schaaltje met harissa pasta in olie en een aarden schoteltje hete vissoep. Daarna presenteert hij perfekt geroosterde loup de mer, een dorade en wat inktvisjes. Bij dit godenmaal ontbreekt enkel een glas koele witte wijn. Wij drinken noodgedwongen water. Een bede tot Allah om dat water in wijn te veranderen krijgt geen gehoor van de nochthans Almachtige.
Ali stuurt nu behendig zijn gele taxi door het ordeloze en drukke verkeer van Houmed Souk, de hoofdstad van Djerba. Na wat getoeter en drukdoenerij bereiken we de haven en de oude Spaanse versterkte burcht die in vroeger tijden de stad beschermde. Hij parkeert zijn renaultje aan de Turkse Moskee, de oudste van het eiland, en stuurt ons de souks binnen. Wij kuieren wat door de nauwe handelsstraatjes en maken hernieuwd kennis met de verschillende verkoopstechnieken van soms opdringerige verkopers. Kleurrijke klederen, lederwaren, keramiek, specerijen en juwelen vormen de voornaamste koopwaar. We trotseren elke verleiding en alle opdringerigheid en een half uurtje later genieten we weer van de bedaarde rijstijl van rustige Ali, die onze tocht verder zet langs de noordelijke kustlijn van het eiland waar hij ons de troepen Flamingo's aanwijst, die in de verte in de ondiepe zandmeren hun voedsel zoeken.  Wat verder begint de "route touristique" met zijn lintbebouwing van ommuurde en dus veilige mastodonthotels.  Ali maakt zijn beklag dat er zo weinig toeristen zijn en dat de broodwinning van zoveel Tunesiërs hierdoor op de helling staat. We vertellen hem dat we toen we onze reis boekten op de website van Buitenlandse Zaken konden lezen dat het reizen naar Tunesië werd afgeraden. We kunnen enkel vaststellen dat we hier op Djerba niets gewaar worden van de uit balans gerakende politieke toestand. Mensen zoals Ali hopen dat er nog wat zal veranderen, Inch Allah, als God het wil, en je bespeurt toch weinig optimisme in zijn woorden. Anderen, zoals een taxichauffeur die ons de dag nadien naar de Jazeera winkel bracht, zijn cynisch en zeggen niets van de revolutie te zien uitgenomen dat sommige mensen democratie beschouwen als de totale vrijgeleide om te doen waar ze zin in hebben. Ze hopen op een hervorming waarbij vooral de mensen die geen werk hebben niet van honger zouden omkomen. Wie nu geen werk heeft lijdt honger, maar er zijn geen jobs en de toeristen blijven weg. Een straatje zonder einde. ( Enkele dagen na onze thuiskomst wordt een oppositieleider vermoord, zijn er relletjes in Tunis, dreigt de president ermee zijn regering te ontbinden en schorst Tunisair al zijn vluchten naar Tunesië )
Ik bid enkel tot de Heer wanneer ik tandpijn heb en gebruik dan nog totaal eigen woorden, maar moest het helpen dan zou in nu in het stof gaan liggen en Allah o Akbar prevelen en hem bescherming afsmeken voor het Tunesische volk en wijsheid voor zijn leiders.


woensdag 6 februari 2013

Maison Leila, Midoun Djerba





Fadlooun moskee rechtover Maison leila




Amira










Alessandra, la patronne


Samira

dinsdag 5 februari 2013

De magische kameel en de drinkende dromedaris.


Wanneer we La Ghriba verlaten en nauwelijks opgemerkt worden door de half slapende gewapende soldaten zien we dat wachtende Ali in zijn taxi een ferme uil aan het vangen is. Hij schrikt wakker en kijkt een beetje als een pas gestrafte hond. We stellen hem op zijn gemak en wij zetten onze route verder, zuidwaarts naar de plaats waar Djerba en het Tunesische vasteland verbonden zijn door een eeuwenoude maar vernieuwde brug. De Romeinen begonnen de bouw nog voor de Christelijke jaartelling, sinds mensenheugenis dus. De brug is voor Djerba als een navelstreng : aan de brug zit een pijpleiding vastgemaakt die de eilandbewoners voorziet van genoeg drinkwater. De brug is zeven kilometer lang en vanaf de vuurtoren van El Kantara, over de rustige golf van Bourghaba, zie je het vasteland liggen. De belangrijkheid van de brug wordt onderstreept door de aanwezigheid van een politiepatrouille die de toegang kontroleert. We willen naar het vasteland maar Ali zegt dat hij met zijn gele taxi niet mag oversteken. Hij beschikt maar over de vergunning om op Djerba rond te rijden en mag zich met zijn vervoermiddel niet naar het vasteland begeven. Indien we toch willen gaan heeft Ali wel een vriend die een vergunde witte taxi bezit. 
Onze Berberse vriend aan het werk
"Dat is vriendelijk, Ali, maar niet nodig".
We rijden over biljartvlakke wegen naast de kust en houden halt voor een bezoek aan een pottenbakker, want op Djerba kan je niet onderuit aan het keramische ambacht. Op iedere markt en in iedere souk zijn standjes met aardewerk, mooi versierde schalen in felle kleuren, meestal handbeschilderd en ook heel gewone potten en kruiken voor dagdagelijks gebruik in het huishouden. 
Ali meldt met ons bezoek met een duwtje op zijn claxon.  "'Jullie zijn niet verplicht om iets te kopen", zegt Ali geruststellend.
 "Nee nee, Ali"
 Om de toeristen te behagen heeft de Berberse eigenaar van deze negorij voor enkele  attracties gezorgd. Hij heeft wat beschadigd aardewerk in de kruin van een dode boom gehangen en om zijn oord helemaal aantrekkelijk te maken staat op het pleintje achter de toegangspoort een jonge
dromedaris rondjes te draaien. Het dier is met een blauw nylontouw aan zijn voorpoot aan een staak vastgebonden en kan enkel rondjes maken in de voor hem voorziene zandcircel.
" Zijn mama is dood", zegt de Berber met een meelijwekkend aangezicht " en we hebben hem met de fles grootgebracht".  De pottenbakker buit de bezienswaardigheid ten volle uit door een zuigfles met water te vullen en die aan B te geven. Het
dromedarisjong, dat het ritueel kent, komt al aangesjokt en drinkt gulzig uit de papfles. 
De man neemt ons mee naar de kleiput waar de grondstof al trappelend gemengd wordt met water. Hij toont dat de bakoven die met het gevormde en gedroogde aardewerk wordt gevuld, gestookt wordt met palmboomtakken die hij  verzamelt op het nabij gelegen strand, waar die goedkope brandstof, na iedere periode met harde wind komt aangespoeld. Hij toont ons het verschil in kleur van aardewerk gemaakt uit klei die werd gemengd met zeewater dan wel met zoetwater. Hij toont ons de kelders waar het aardewerk in de koelte mag drogen omdat er door de felle zon barsten zouden inkomen, en tenslotte maakt hij met verbazende handigheid in enkele seconden een vaas op een draaiend plateau dat hij aandrijft met een vliegwiel dat hij met de voet beroert. Ik had me al afgevraagd wanneer het verkoopsgesprek zou beginnen toen hij vroeg of we de "chameau magique" kennen. Die kennen we niet, dus de Berber zal ons die eens tonen zie. Hij beent naar een ruimte die als tentoonstelling en verkoopszaal dient voor zijn produkten. Uit een rek haalt hij een beeldje dat een kameel voorstelt en zegt dat dit de chameau magique is en net nu hij zal uitleggen waarom, gaat ergens diep onder zijn wollen kleed een gsm aan het rinkelen. Na wat zoeken in de vouwen haalt hij een glimmende supermoderne i phone te voorschijn en voert een snauwend gesprek. " Het eten is klaar" zegt hij, en hij foetert nog wat op zijn vrouw en maakt daarbij veelzeggende gebaren, zoals voetballers doen wanneer ze zoals gewoonlijk niet akkoord zijn met een beslissing van de scheidsrechter.   
Maar we zijn in de verkooplokaal en de man toont ons de drie openingen in de chameau. Een waar de bulten zitten, een waar de poten zitten en een aan de mond.  Nu neemt hij wat water en giet dat door de opening aan de bult, hij draait het beeldje ondersteboven zonder dat er iets uitloopt en giet dan wat water in de opening aan de poten. Hij draait opnieuw de kameel in de oorspronkelijke stand, schudt wat met het beeldje, zegt de toverspreuk abacadabra, wij moeten ook abacadabra zeggen, en giet dan de waterinhoud van de kameel langs de opening van de mond in het zand.
Dit moeten we thuis doen met respectievelijk olie en azijn, zegt hij, en uit de chameau magique zal een perfecte vinaigrette vloeien en onze tafelgenoten zullen applaudisseren bij zoveel toverkunst.
Enfin, we kopen een chameau magique, een blauw keramiek olijvenschaaltje en een bol waar een theelichtje in past. Hij pakt de drie stukken zorgvuldig in met krantenpapier.
Afdingen op de prijs helpt niet. "Het is een moeilijke tijd voor iedereen hier", zegt hij ernstig en wij dringen niet meer verder aan.
Ali staat buiten met de zuigfles de dromedaris te laven en in het voorbij gaan streelt B nog even de bult van het weeskind.