donderdag 28 november 2013

Eiland




Eiland



Zeker een eiland zijn. Zeker de brug
nog weigeren zolang je kan, de dijk
niet denken. Buiten het bereik
blijven van wat daar op de grens
van lucht en water loert: het land
waar eindeloos hongerig land achter ligt.

Maar wel de steiger teren voor het veer,
de vaargeul open houden, het uitzicht
bewaren op wat voor ieder kind weer
in dromen opdoemt: later ooit nog van
hier oversteken naar wat daar
onzichtbaar lokkend ligt: de overkant.







Willem van Toorn (1935)
Uit: Tegen de tijd, Querido, Amsterdam 1997.





dinsdag 19 november 2013

Twijfel



Na een maand of drie is hij opgehouden mij te beminnen.
Het begon met onverwachte uitvallen, over een blouse die te veel open hing waardoor hij naar binnen kon kijken, over nieuw ondergoed dat ik had gekocht en dat hij hoerig vond, over naakt van de badkamer naar de slaapkamer lopen. Dan snauwde hij naar me dat ik zo niet door het huis kon lopen, met die blote borsten, opeens was niks meer goed en het leek alsof alleen mijn hoofd hem nog bekoorde, maar hij mijn lichaam met de dag afstotelijker vond.
Op den duur schrok ik er van als hij me onverwacht aanraakte, als hij zijn hand in mijn zij legde of over mijn billen streek. Zodra hij zich had omgedraaid voelde ik dan met mijn eigen hand hoe het daar voor hem zonet gevoeld moest hebben, of er geen kwabben zaten, of mijn buik te bol was die dag.
Maar je kunt met je eigen hand niet doen alsof het de hand van een ander is, je kunt jezelf zo niet betasten.



Uit : Geheel de Uwe
Connie Palmen
Prometheus Amsterdam.

maandag 11 november 2013

In Flanders Fields



In Flanders Fields




De grond is hier het vetst.
Zelfs na al die jaren zonder mest
Zou je hier een dodenprei kunnen kweken
die alle markten tart.

De Engelse veteranen worden schaars.
Elk jaar wijzen zij aan hun schaarsere vrienden:
Hill Sixty, Hill Sixty One, Poelkapelle.

In Flanders Fields rijden de maaldorsers
steeds dichtere kringen rond de kronkelgangen
van verharde zandzakken, de darmen van de dood.

De boter van de streek
smaakt naar klaprozen.





Hugo Claus: " Van horen zeggen"

woensdag 16 oktober 2013

Wij zijn uit de dood geboren







'Wij zijn uit de dood geboren', zegt de een, 'en worden
aan de navelstreng binnengehaald als een vis aan een lijn.'
'Welnee', antwoordt een ander, 'wij gaan gestadig voorwaarts.'
Een derde haalt zijn schouders op.


Die laatste heeft gelijk.
Het belang van lichamelijke oefening is niet te overschatten,
en in het denken schuilt de dood als in de struiken een rover.








Marc Boog
uit: 'Zo helder zagen we het zelden', 2002.





zondag 29 september 2013

Ontwaken




De werkelijk mooie vrouw is op haar mooist bij het ontwaken, wanneer haar blik verwonderd staat in de uitgeruste ogen, het lichaam een en al warmte is en het haar een kunstig nest.



Uit: Paravion
Hafid Bouazza  

zaterdag 14 september 2013

De Picos de Europa en het verleidlelijke vlees




De tuin van het Palacio de Elorriaga ligt verdoken in de mist. De citroenboom ziet de hibiscus niet meer staan in dit subtropisch paradijsje, maar terwijl we even later onze weg zoeken door de buitenwijken van Vitoria Gasteiz, volgebouwd met kleurrijke appartementsblokken, beschaafde concentratiekampen voor de minderbedeelden, komt de zon al weer piepen.
De autostrade op richting Bilbao, Bilbo voor de Basken om een beetje moeilijk te doen. We verlaten Navarra en rijden Cantabria binnen. Nog steeds heuvels afgewisseld met bergen, maar  overal alle tinten groen. De Costa Verde doet haar naam alle eer aan. Langs de autostrade bemerken we veel benzinestations en hotels die er gesloten en verlaten bijstaan, rijp voor een snel oprukkend verval. We zien een hotel waarvan alle deuren en vensters zorgvuldig zijn dichtgemetseld om te vermijden dat het zou ten prooi vallen aan krakers.
Richting Satander en via een niet te vermijden tolweg door een achttal tunnels richting Oviedo en nu algauw de eerste richtingaanwijzing naar de Picos de Europa, ons initiële reisdoel. Aan het einde van een lange donkere tunnel, wanneer een nieuw landschap wordt geboren, zien we opeens de besneeuwde toppen van het betonnen massief.
We rijden de grote weg af richting Potes en duiken de vallei van de rio Deva in. We flirten nu voortdurend met de grenzen van Asturia, omdat de Deva de grens vormt met Cantabria. De dertig kilometer lange vallei heeft een smalle kronkelende tweevaksweg, soms uitgehouwen uit de rotsen, soms doorlopend onder een bladerdak van oude platanen die het zonlicht filtert tot een groen gekleurde pastellucht. We rijden door enkele, meestal leegstaande vervallen gehuchtjes, waar een achtergebleven inboorling nog een bordje voor zijn afgebladderde voordeur heeft gezet : Hay habitationes, er zijn kamers te huur. Hij is natuurlijk geen bedreiging en zelfs geen concurrent voor het aan het einde van de vallei gelegen bloeiend toeristisch stadje Potes, bulkend van de hotels, restaurants en winkels. We huren er een kamer in het hotel Valdecoro, net buiten het toeristisch centrum. Bij het hotel is er gelukkig genoeg plaats om ons stuk oud ijzer op een veilige manier gratis te parkeren. Een parkeerplaats vinden, zelfs nu, buiten het hoogseizoen, is niet altijd evident.
Het stadsplein wordt omzoomd door een schaduwrijke galerij met winkel en bars. Aan de andere kant wordt het begrensd door de rio  Deva. Het plein staat vol met stoelen en tafels en drie verschillende restaurants proberen klanten te lokken. Er lijkt geen plaats meer over te zijn, maar we kunnen er net nog bij, zegt de ober. Hij overziet met een arendsoog het terras, scharrelt vliegensvlug twee onbezette stoelen bijeen en komt direct daarna aandraven met een plastieken tafeltje. Hij poot alles voor ons neer aan de oever van de forellenrivier en  tovert in een zelfde beweging vers brood, een karaf rode wijn en twee glazen voor onze neus.
Drie minuten later kunnen we al aan onze plato del dia beginnen, paella de marisco en met quenelles van vis gevulde paprika voor mij. B kiest Russische sla en een een forel.
We houden, net als de Spanjaarden, een deugddoende siësta en rijden daarna opgemonterd naar het einde van de wereld, naar Fuente Dé.  " Het einde van de wereld? " zult ge vragen. Nee natuurlijk niet, maar wel het einde van de weg, die ons eerst door de vallei en de verlaten gehuchtjes voerde en daarna door het druk bezette Potes tot in Fuente Dé brengt. De weg loopt hier dood op een rond punt aan de voet van een enorm rotsmassief, de Picos de Europa. Zij bieden een indrukwekkend schouwspel dat nog indrukwekkender moet zijn wanneer je geen hoogtevrees kent en  de kabelbaan durft nemen die je naar een van de hoogste toppen brengt. Zo ver je kan zien steunen de kabels niet op pylonen, maar zweven los in de lucht tot waar je ze niet meer met het blote oog kan waarnemen. De gesloten gondel en de gehele installatie is eigendom van de Spaanse staat.
De weg er heen is de weg terug.
Net als de Spanjaarden namen we een siësta en net als de Spanjaarden trekken we even na 21 u. de stad in op zoek naar versnaperingen. Niet ver  van ons hotel is een asador, een grillhuis. in een oud pand gevestigd. Op het eerste verdiep is er een mooie bar en de barman die ons ziet voorbij komen huppelt ons voor op de monumentale trap naar de gelagzaal op het tweede.  Daar worden we begroet door twee atletisch gebouwde jonge mannen. In de open keuken staan nog twee Adonissen met een witte voorschoot om en een muts op het fraaie hoofd. Geen dienstmeisje te zien.
In keurig Engels krijgen we uitleg bij de kaart. De tafels zijn mooi gedekt en er klinkt zachte muziek. Een pianoconcerto van Mozart. Wij bestellen en na een proefsessie wijn en een met balsamico afgewerkt hapje met kaas, presenteert de mooie jonge ober de geroosterde kip voor haar en de entrecote voor mij. De kip ruikt heerlijk en kleurt goudbruin. De tussenrib is korstig aangezet, vetdooraderd en bestrooid met grofkorrelig zeezout. Ik schat deze jongen op zowat 400 gram. Ik proef en "miljarde nondedju!", (dit was er uit zonder dat ik het wist) ik heb nog zelden zo een lekker stuk vlees gegeten. Gerijpt, perfect bleu chaud zoals gevraagd en mals als boter. De jonge god had mijn reactie opgemerkt, kwam bevallig aangedanst en vroeg alleen aan mij of alles ok was.  Ik antwoordde in mijn keurigste Spaans : "Muy, muy bien y pollo tambien" - ik had al gans de dag zin om eens "tambien " te zeggen-.  Hij knikte tevreden en elegant en negeerde mijn tafelgenote en de toestand van de kip.
De desertjes waren keurig afgewerkt en werden met zwier opgediend.
Ik liet hem de rekening aan mijn Liefste geven. Hij hield de nota losjes tussen wijs- en middenvinger, de pink licht omhoog geheven.
Hij overhandigt haar de rekening zonder haar aan te kijken en glimlacht naar mij.
Bij het afscheid flikkert hij me een knipoog.

dinsdag 10 september 2013

Ventjes met een scheve muts


De hemel heeft geen water meer maar de zon durft zich nog niet tonen. De Pyreneeënreuzen steken hun koppen in de mist.  Het is pas 8 uur en zondag maar de toog van hotel Turmo hangt reeds vol druk pratende Spanjaarden. Het ontbijt is prima. Schrek heeft een snipperdag en wordt bij het afrekenen vervangen door een mooie jonge señorita waarmee we gebarentaal moeten spreken.
Mijn elektronische dame rekent dat we iets meer dan 300 kilometer voor de boeg hebben indien we zonder tolwegen Vitoria Gasteiz willen bereiken.
De route loopt over de zuidflank van de Pyreneeën, eerst in de vallei maar uiteindelijk moeten we nog één "Puerto", één bergpas over. Deze biedt serieus weerstand door zijn bochten steil en kort te maken, door nu en dan wat rotsen op de weg te smijten en de modder van de waterstromen van daags voordien niet op te kuisen. Bovendien laat hij toe dat koeien de weg dwarsen of  dat er zich eentje, dom kijkend en met haar rug gekromd, vlak na een bocht staat te ontlasten. Je zou denken dat het beest zich een hoedje zal schrikken wanneer je haar in die promiscue pose betrapt en luid toeterend tot wat spoed aanzet, maar ze verpinkt nog niet en doet rustig voort met wat ze bezig was. Wat verder op staat haar zus een kalf te zogen.
Na de col slingert de weg zich verder tussen heuvels, die zich geen berg meer mogen noemen. Met hun stoppelvelden na de oogst lijken ze op hoge duinen met littekens van tractorsporen. Ook hier weer uitgestrekte velden met zonnebloemen met hangende bloemhoofden en de stelen bedekt met verslensend blad.  
We rijden nu Navarra binnen en naderen Pamplona. In het Baskisch wordt dit Iruna, het is maar dat je het weet. Wil je naar San Sebastian zoek dan de weg naar Donostia. Hier en daar merk je, in teer gebrand of in kalk geschilderd, onverstaanbare slogans die vermoedelijk nog verwijzen naar de vroegere hevige Baskische strijd voor onafhankelijk bestuur, weg van het gehate Madrid.  Het fanatieke ETA, de verboden en ondertussen ontbonden militaire vleugel van de Baskische nationalistische partij heeft veel doden op haar geweten.
Nationalistische waanzin van ventjes met een scheve muts.
Weverkens. 
Via Pamplona rijden we op de autopista naar Vitoria Gasteiz. We vinden bij het binnenkomen van deze Baskische stad het Hotel Palacio de Elorriaga. We krijgen er een rustieke kamer in de tuin en een fantastische maaltijd van korstig aangebakken ganzenlever met artisjok en kaviaar, afgewerkt met fleur de sel en azijn uit Modena. Daarna lamsbout met een sterk gereduceerde, licht gelookte saus met rosemarijn. We proeven een onvergetelijke Rioja Zuazo Gaston, crianza 2009, Baskisch, donkerrood en vol noot en pit.
Vitoria Gasteiz heeft niet zo veel om het lijf. We wandelen over de oude stadsmuren en bekijken wat katholiek erfgoed. Mooie torens, dat wel, maar we zijn geen kenners. Voor 4 euro mogen we  meerijden met het toeristisch treintje. Ik probeer nog wat korting te krijgen voor de derde leeftijd, maar ik spreek geen Spaans en de neringdoener spreekt geen enkele andere taal dan de zijne. Hij begrijpt me niet, - maar even goede vrienden-, en even later dokkeren we in de laatste wagon over de kasseien, langs de musea, in de winkelstraten en door een park waar een orkestje speelt op de kiosk waarrond de Basken dansen.