zaterdag 14 september 2013

De Picos de Europa en het verleidlelijke vlees




De tuin van het Palacio de Elorriaga ligt verdoken in de mist. De citroenboom ziet de hibiscus niet meer staan in dit subtropisch paradijsje, maar terwijl we even later onze weg zoeken door de buitenwijken van Vitoria Gasteiz, volgebouwd met kleurrijke appartementsblokken, beschaafde concentratiekampen voor de minderbedeelden, komt de zon al weer piepen.
De autostrade op richting Bilbao, Bilbo voor de Basken om een beetje moeilijk te doen. We verlaten Navarra en rijden Cantabria binnen. Nog steeds heuvels afgewisseld met bergen, maar  overal alle tinten groen. De Costa Verde doet haar naam alle eer aan. Langs de autostrade bemerken we veel benzinestations en hotels die er gesloten en verlaten bijstaan, rijp voor een snel oprukkend verval. We zien een hotel waarvan alle deuren en vensters zorgvuldig zijn dichtgemetseld om te vermijden dat het zou ten prooi vallen aan krakers.
Richting Satander en via een niet te vermijden tolweg door een achttal tunnels richting Oviedo en nu algauw de eerste richtingaanwijzing naar de Picos de Europa, ons initiële reisdoel. Aan het einde van een lange donkere tunnel, wanneer een nieuw landschap wordt geboren, zien we opeens de besneeuwde toppen van het betonnen massief.
We rijden de grote weg af richting Potes en duiken de vallei van de rio Deva in. We flirten nu voortdurend met de grenzen van Asturia, omdat de Deva de grens vormt met Cantabria. De dertig kilometer lange vallei heeft een smalle kronkelende tweevaksweg, soms uitgehouwen uit de rotsen, soms doorlopend onder een bladerdak van oude platanen die het zonlicht filtert tot een groen gekleurde pastellucht. We rijden door enkele, meestal leegstaande vervallen gehuchtjes, waar een achtergebleven inboorling nog een bordje voor zijn afgebladderde voordeur heeft gezet : Hay habitationes, er zijn kamers te huur. Hij is natuurlijk geen bedreiging en zelfs geen concurrent voor het aan het einde van de vallei gelegen bloeiend toeristisch stadje Potes, bulkend van de hotels, restaurants en winkels. We huren er een kamer in het hotel Valdecoro, net buiten het toeristisch centrum. Bij het hotel is er gelukkig genoeg plaats om ons stuk oud ijzer op een veilige manier gratis te parkeren. Een parkeerplaats vinden, zelfs nu, buiten het hoogseizoen, is niet altijd evident.
Het stadsplein wordt omzoomd door een schaduwrijke galerij met winkel en bars. Aan de andere kant wordt het begrensd door de rio  Deva. Het plein staat vol met stoelen en tafels en drie verschillende restaurants proberen klanten te lokken. Er lijkt geen plaats meer over te zijn, maar we kunnen er net nog bij, zegt de ober. Hij overziet met een arendsoog het terras, scharrelt vliegensvlug twee onbezette stoelen bijeen en komt direct daarna aandraven met een plastieken tafeltje. Hij poot alles voor ons neer aan de oever van de forellenrivier en  tovert in een zelfde beweging vers brood, een karaf rode wijn en twee glazen voor onze neus.
Drie minuten later kunnen we al aan onze plato del dia beginnen, paella de marisco en met quenelles van vis gevulde paprika voor mij. B kiest Russische sla en een een forel.
We houden, net als de Spanjaarden, een deugddoende siësta en rijden daarna opgemonterd naar het einde van de wereld, naar Fuente Dé.  " Het einde van de wereld? " zult ge vragen. Nee natuurlijk niet, maar wel het einde van de weg, die ons eerst door de vallei en de verlaten gehuchtjes voerde en daarna door het druk bezette Potes tot in Fuente Dé brengt. De weg loopt hier dood op een rond punt aan de voet van een enorm rotsmassief, de Picos de Europa. Zij bieden een indrukwekkend schouwspel dat nog indrukwekkender moet zijn wanneer je geen hoogtevrees kent en  de kabelbaan durft nemen die je naar een van de hoogste toppen brengt. Zo ver je kan zien steunen de kabels niet op pylonen, maar zweven los in de lucht tot waar je ze niet meer met het blote oog kan waarnemen. De gesloten gondel en de gehele installatie is eigendom van de Spaanse staat.
De weg er heen is de weg terug.
Net als de Spanjaarden namen we een siësta en net als de Spanjaarden trekken we even na 21 u. de stad in op zoek naar versnaperingen. Niet ver  van ons hotel is een asador, een grillhuis. in een oud pand gevestigd. Op het eerste verdiep is er een mooie bar en de barman die ons ziet voorbij komen huppelt ons voor op de monumentale trap naar de gelagzaal op het tweede.  Daar worden we begroet door twee atletisch gebouwde jonge mannen. In de open keuken staan nog twee Adonissen met een witte voorschoot om en een muts op het fraaie hoofd. Geen dienstmeisje te zien.
In keurig Engels krijgen we uitleg bij de kaart. De tafels zijn mooi gedekt en er klinkt zachte muziek. Een pianoconcerto van Mozart. Wij bestellen en na een proefsessie wijn en een met balsamico afgewerkt hapje met kaas, presenteert de mooie jonge ober de geroosterde kip voor haar en de entrecote voor mij. De kip ruikt heerlijk en kleurt goudbruin. De tussenrib is korstig aangezet, vetdooraderd en bestrooid met grofkorrelig zeezout. Ik schat deze jongen op zowat 400 gram. Ik proef en "miljarde nondedju!", (dit was er uit zonder dat ik het wist) ik heb nog zelden zo een lekker stuk vlees gegeten. Gerijpt, perfect bleu chaud zoals gevraagd en mals als boter. De jonge god had mijn reactie opgemerkt, kwam bevallig aangedanst en vroeg alleen aan mij of alles ok was.  Ik antwoordde in mijn keurigste Spaans : "Muy, muy bien y pollo tambien" - ik had al gans de dag zin om eens "tambien " te zeggen-.  Hij knikte tevreden en elegant en negeerde mijn tafelgenote en de toestand van de kip.
De desertjes waren keurig afgewerkt en werden met zwier opgediend.
Ik liet hem de rekening aan mijn Liefste geven. Hij hield de nota losjes tussen wijs- en middenvinger, de pink licht omhoog geheven.
Hij overhandigt haar de rekening zonder haar aan te kijken en glimlacht naar mij.
Bij het afscheid flikkert hij me een knipoog.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten