zondag 19 januari 2014

Vivisectie


Tweede straatje links is het en dan het gebouw aan mijn rechterhand. Fysiologisch Laboratorium staat er op een bord naast de deur die halfopen staat. Ik ga naar binnen en door de kleine witbetegelde hal langs een trap omhoog de grote zaal in waar de dieren geopereerd worden door onhandige studenten.
Ik denk aan de grote witte rat die onder een stolp met ether werd gezet. Hij ging op zijn achterpoten zitten als een ijsbeer die een kunstje gaat doen. Toen buitelde hij een paar keer over de kop en viel neer. Even later lag hij met een opengeknipt buikje op de tafel. Een student knipte met een schaar iets tussen zijn naar buiten puilende ingewanden vandaan en deed iets bloederigs op een glazen plaatje. Daarna pakte hij de rat en wierp hem in de zinken afvalbak. Toen ik later in de bak keek kroop hij over de bodem. Zijn darmen hingen naast zijn lijf als een zijspan.




Uit: "Serpentina's petticoat
Jan Wolkers  Alle Verhalen
Meulenhoff Amsterdam

vrijdag 17 januari 2014

Alles over alle vrouwen





Een liefdesgedicht is pas goed als je de indruk krijgt dat het voor een bepaalde persoon is geschreven, maar dan op zo'n manier dat iedereen de liefste en zichzelf in de woorden herkent.
Wat is het geheim?
Waarom zijn er zo weinig geslaagde liefdesgedichten?
Niet omdat het schrijven daarvan zo moeilijk is, maar de liefde. De liefde is moeilijk.
Een vriend zei me ooit: " hoe meer liefde, hoe minder woorden".
Is dat wel waar? Of gaat het vooral op voor ons, noorderlingen, wij, Vlamingen die hun taal en hun leven diep in hun strot verstoppen en gutturaal lopen te stotteren als het over emotionele en existentiële waarden gaat?


Het is de unieke kleur van een specifiek paar vrouwenogen die jou alles heeft leren zien. Het is die ene, zachte, volle, grote mond van haar, waarop jouw mond de hele wereld heeft gezoend.
Slechts als je zeer lang en zeer grondig alleen van haar bent, kom je alles over alle vrouwen te weten.
Slechts die ene, langdurige, unieke verhouding maakt van jou de universele minnaar, de integrale stoethaspel van de liefde.





Leonard Nolens
Uit: De vrek van Missenburg
Querido

woensdag 15 januari 2014

Men moet




Men moet


Men moet altijd enigszins verdrietig zijn,
anders is men verloren,

maar men moet wel een beetje verloren zijn -
van het reddeloze soort -
anders zou men alleen maar gelukkig zijn,

toch moet men ook gelukkig zijn,
zo maar gelukkig kunnen zijn,
in alle staten van geluk,

anders zou men maar verdrietig zijn,
enigszins verdrietig
altijd.



Toon Tellegen (1941 )
Uit: Minuscule oorlogen, Querido, Amsterdam 2004





donderdag 9 januari 2014

Alles blijft bij het oude




De wereld is duizend passen lang. Als je kwam (maar je komt niet), zou je de hoofdweg moeten verlaten, je herkent de afslag makkelijk, ze hebben de weg daar rechtgetrokken en de oude rijstrook loopt dood in het onkruid, je zou uitstappen en me volgen, duizend passen ver, een wereld ver.
Eerst komt het bord Courtillon 0,1. Samen zouden we gniffelen om de goedbedoelde, bureaucratische rechtlijnigheid die het nodig vindt een afstand van honderd meter aan te kondigen naar een dorp waar je al bent, want het eerste huis staat direct aan de straat, het knipoogt met kleine raampjes naar het verkeer, met spinnenwebben op de kozijnen als de aan elkaar geplakte wimpers van een langslaper. De oude vrouw die hier woont, hoort me niet als ik haar groet, ze praat met niemand, alleen — ‘tok, tok, tok’ en ‘zo, zo, zo’ — met haar kippen, die als schoothondjes achter haar aan lopen. Soms loopt er eentje de straat op en wordt overreden, maar de kippenvrouw — ik heb het al twee keer geobserveerd — toont dan geen enkele emotie, ze pakt alleen een hengselmand, waarvoor ze speciaal naast de deur een haak in de muur heeft geslagen, zo’n lange haak die ze hier anders gebruiken om bloempotten aan op te hangen, en met de mand aan haar arm, alsof ze boodschappen gaat doen, loopt ze doodgemoedereerd de straat op, zonder op het verkeer te letten, ze raapt het dode dier op, stopt het in de mand en brengt het naar binnen. Hopend op een handjevol maïs als op een uitgestrooide zegen trippelen haar kippen, een klein, oudevrouwtjesachtig zwart ras met een wilde bos veren op hun kop, in een opgewonden stoet achter haar aan, tot de vrouw de voordeur achter zich dichtdoet, de sleutel omdraait en verschillende grendels dichtschuift. Drie, vier minuten later komt ze weer naar buiten en hangt de gewassen, nog druipende mand weer aan de haak. Ze praat verder met haar kippen, waarvan er na het ongeluk niet minder zijn (zeg maar niets, ik weet dat dat niet kan kloppen, maar het past bij de wereld hier in het dorp, waar alles altijd bij het oude blijft ), ze praat tegen haar hennen, die in een ongewijzigd aantal rond haar benen scharrelen, alsof ze bang zijn een woord van haar eindeloze monoloog te missen.

 
Aanhef van " De verborgen geschiedenis van Courtillon"
Charles Lewinsky

dinsdag 24 december 2013

In memoriam matris






Zoals dennen
de vorm van de wind bewaren
hoewel de wind weg is, niet hier is,
Zo bewaren de woorden
de vorm van een mens
ook als de mens weg is, niet hier is.




uit: "Drie geheime gedichten"
Yorgos Seferis  

vrijdag 20 december 2013

De dood en het meisje


 
 

Nicolas Manuel Deutsch, Der Tod als Kriegsknecht umarmt ein Mädchen, olieverf op linnen (1517)

Das Mädchen:
Vorüber! ach, vorüber!
Geh, wilder Knochenmann!
Ich bin noch jung, geh Lieber!
Und rühre mich nicht an.
Der Tod:
Gib deine Hand, du schön und zart Gebild!
Bin Freund, und komme nicht zu strafen.
Sei gutes Muts! Ich bin nicht wild,
Sollst sanft in meinen Armen schlafen!
 
Matthias Claudius (1740-1815)
 
 
Der Tod und das Mädchen
 
Hij grijpt met zijn knoken hoog tussen haar benen,
skelet soldaat, hoe haalt hij het in zijn hoofd,
zijn grijnzende doodskop, die hij haast teder
tegen haar volle lippen drukt. Meidengek dood.
 
En zij? Wat denkt zij met haar ogen toe?
Een prins? Een jonge hopman van soldaten?
Ze leidt zelf zijn hand daarheen. Fluistert
hij hees Bin Freund, und komme nicht zu strafen?
 
Zij luistert naar die stem en staat het toe.
Sollst sanft in meinen Armen schlafen.
 
En wel voor eeuwig. Ergens zegt een vader
een moeder moed te houden, buren
zoeken in bos en veld. Het barre leger
al dorpen verder. Meisjes en vrouwen
horen de trommels naderen. Zie de vanen.
 
 
Willem van Toorn
Bezweringen
Gedichten Querido Amsterdam Antwerpen 2013

zaterdag 14 december 2013

Afscheid


Afscheid.
Dat van U.
Of, zo je wil, van mij.

Naar goede gewoonte verdwijn ik rond deze tijd van het jaar even uit uw leven. U hebt immers wel wat beters te doen, in deze donkere dagen.
Iets te veel jenever drinken op kerstmarkten, bijvoorbeeld. Iets te veel geld uitgeven aan nietszeggende cadeautjes voor mensen die iets te weinig geld uitgeven aan nietszeggende cadeautjes voor u. Vertederd luisteren naar gestamelde dan wel opgedreunde nieuwjaarsbriefjes.
Mistroostig uit het raam staren.
Aan de feestdis plots hardop zeggen : " Hoe zou het nog zijn in Syrië en de Filipijnen?".
Kortom dolle pret.
Misschien lopen wij elkaar tussentijds tegen het lijf. U herkent mij aan mijn zorgelijke blik en moeizame pas. Denk dan gerust even "ocharme" -  maar doe niet van "jochei!". Het mooiste geschenk is waardigheid.


Uit: De week van Devrieze
Het Laatste Nieuws  14 dec 2013