vrijdag 28 juni 2019

Joden




Hijgend en naar adem happend bleef Mr Deasy staan.
 - Ik wou nog iets zeggen, zei hij. Ierland zou het enige land zijn dat er prat op gaat de Joden nooit te hebben vervolgd. Weet U dat? Nee. En weet U waarom?
Streng keek hij naar de stralende lucht.
- Waarom dan, meneer? Vroeg Stephen met een glimlach.
- Omdat het hen nooit heeft binnengelaten, zei Mr Deasy plechtig.
Uit zijn keel sprong een prop hoestgelach die een rochelende slijmsliert meesleepte. Hij keerde zich snel om en sloeg, hoestend en proestend, met de armen op en neer in de lucht.
- Het heeft hen nooit binnengelaten, riep hij dwars door zijn lachen heen, terwijl hij op zijn slobkousen over het grind van het pad kloste. Daarom.
Op zijn wijze schouders gooide de zon door het rasterwerk van de bladeren sprankels, dansende munten.

Uit: Ulysses
James Joyce
Vertaling: Paul Claes en Mon Nys
De Bezige Bij

maandag 24 juni 2019

Verliefdheid



We zaten zoals altijd naast elkaar op een bankje in Inogashirapark. Op Sumires lievelingsbankje. Voor ons strekte de vijver zich uit. Er stond geen wind. Bladeren dreven op het water alsof ze daar keurig waren vastgeplakt. Iets verderop stookte iemand een vuurtje. In de lucht hing de geur van de herfst die op zijn einde liep en verre geluiden klonken pijnlijk helder.
“Wat jij nodig hebt is tijd en ervaringen.”
“ Tijd en ervaringen,” zei Sumire. Ze keek omhoog. “De tijd gaat hoe dan ook voorbij. En praat me niet van ervaringen. Niet dat ik er trots op ben, maar ik heb geen noemenswaardige seksuele verlangens. Waar kan een schrijver zonder seksuele verlangens nu ervaring mee hebben? Dat is hetzelfde als een kok zonder eetlust.”
“Ik heb het niet over je seksuele verlangen,” zei ik. “Misschien houdt het zich alleen maar in een hoekje verborgen. Misschien is het op reis gegaan en vergeten terug te komen. Verliefdheid onttrekt zich hoe dan ook aan elke logica. Die kan overal vandaan komen en je opeens overvallen. Wie weet morgen al.”
Ongeveer een half jaar later werd ze, precies zoals ik het had voorspeld, plotseling en gespeend van elke logica, overvallen door een hevige verliefdheid als een tornado op een open vlakte. Op een vrouw die zeventien jaar ouder was. Op haar Spoetnikliefde.


Uit: Spoetnikliefde
Haruki Murakami
Uitgeverij Atlas. Amsterdam.

woensdag 12 juni 2019

In de bioscoop



Hij was zich van niets bewust behalve van de leegte van de bladzijde voor hem, het jeuken van de huid boven zijn enkel, het geblèr van de de muziek, en de lichte roes die het gevolg was van de jenever.
Plotseling begon hij te schrijven, louter uit paniek, maar ten dele beseffend wat hij daar op papier stelde. Zijn fijne maar kinderlijke handschrift zwierf onregelmatig over de bladzijde heen en weer. Eerst vervielen de hoofdletters en uiteindelijk ook de punten:

4 April 1984. Gisterenavond naar de bios. Allemaal oorlogsfilms. Één heel goeie van een schip vol vluchtelingen, dat ergens in de Middellandse Zee wordt gebombardeeerd. Publiek vermaakt zich door opnamen van een geweldig grote, dikke man, die probeert weg te zwemmen met een hefschroefvliegtuig achter zich aan. Eerst zag je hem door het water wentelen als een bruinvis, toen zag je hem door het vizier van het hefschroefvliegtuig, toen zat hij vol gaten en de zee rondom hem werd rood en hij zonk net zo plotseling alsof de gaten het water naar binnen hadden gelaten. Publiek brulde van het lachen toen hij zonk. Toen zag je een reddingsboot vol kinderen met een hefschroefvliegtuig dat er boven zweefde. Er was een vrouw van middelbare leeftijd, misschien wel een jodin die vooraan zat met een jongetje van een jaar of drie in haar armen, het jongetje schreeuwend van angst en hij borg zijn hoofd weg tussen haar borsten gewoon alsof hij probeerde in haar weg te kruipen en de vrouw sloeg haar armen om hem heen en probeerde hem op zijn gemak te stellen alhoewel zij zelf groen en geel zag van de angst, beschermde hem de hele tijd zoveel mogelijk met haar lichaam, alsof zij meende dat haar armen de kogels van hem weg konden houden, toen deponeerde het hefschroefvliegtuig een bom van 20 kilo tussen hen in vreselijke ontploffing en de boot vloog helemaal aan splinters, toen was er een pracht van een opname van een kinderarmpje dat omhoog schoot omhoog recht omhoog in de lucht een hefschroefvliegtuig met een camera in zijn neus moet het zijn nagevlogen naar boven en er werd luid geapplaudisseerd in de partijrijen maar een vrouw beneden in het proledeel van de zaal begon opeens heibel te schoppen en te schreeuwen dat het geen manier was dat te vertonen aan kinderen geen manier dat kon toch niet voor kinderen dat kon niet totdat de politie haar wegwerkte de zaal uitwerkte ik geloof niet dat er iets met haar gebeurd is het kan niemand iets schelen wat de proles zeggen typische prole-reactie nooit kunnen zij...


Uit: 1984
Georges Orwell
Uitgeverij De Arbeiderspers


dinsdag 28 mei 2019

Hartstocht



Zodra de knecht weg was, legde de bakker zijn hand weer op de hare. Hij stond tegenover haar en schoof de afgewerkte stukken marsepein naar haar toe die zij met chocola moest opsieren, en toen ze er naar greep legde hij zijn hand op haar hand, en zij liet die hand daar liggen. Anders had ze haar hand altijd teruggetrokken, gelachen en gezegd: “Schei toch uit, het geeft toch niets.” Maar nu had ze hem laten begaan en ze schrok van de gevolgen van die kleine gunst. Het bleke gezicht van de bakker werd donker door het meelstof heen: er kwam een vreemde korte flikkering in zijn ogen, plotseling straalden die grijze ogen en ze werd bang, ze wilde nu haar hand terugtrekken, maar de bakker hield haar vast. Nog nooit had ze een menselijk oog plotseling werkelijk zien gloeien: groenig vuur scheen op te vlammen in de anders zo matte pupillen, en het gezicht van de bakker werd donker als cacao.
Ze had het woord “hartstocht” altijd belachelijk gevonden, maar nu wist ze wat het was, en ze wist dat het te laat was.


Uit: Huizen zonder vaders
Heinrich Böll

zondag 19 mei 2019

Aardappelen



Wat hij werkelijk lustte kreeg hij haast nooit : aardappelen, pas gekookte aardappelen : dampend en geel, met boter en zout. Daar hield hij werkelijk van en niemand wist hoe dol hij er op was, zelfs oom Albert en oom Will niet. Soms kon hij Bolda zo ver krijgen dat ze voor hem kookte: een bord vol, met in het midden een klomp boter die langzaam smolt en fijn, droog zout, zo wit als sneeuw, dat hij er met zijn hand over strooide. Andere mensen aten elke dag aardappelen en daar benijdde hij ze om :  Brielach mocht er elke dag een paar voor het middageten koken en soms mocht hij Brielach helpen en als beloning verse aardappelen eten. Bij andere mensen - dat had hij goed gezien - ging het anders : daar werd op regelmatige tijden voor iedereen hetzelfde gekookt : groente, aardappelen en jus. Die aten allemaal hetzelfde : grootmoeders, moeders, vaders en ooms. Daar waren geen ijskasten waarin ieder zijn potje kon bewaren en geen grote keuken waarin iedereen kon gaan klaarmaken waar hij zin in had. Daar stond ‘s morgens een grote pot koffie op tafel, margarine en brood en jam en ze aten allemaal bij elkaar en kregen boterhammen mee naar school of kantoor. Eieren waren er zelden, enkel af en toe voor vaders en ooms. Dát was het kenteken van de meeste ooms en vaders en het enige dat hen onderscheidde van de andere gezinsleden : een ei bij het ontbijt.


Uit: Huizen zonder vaders
Heinrich Böll

dinsdag 14 mei 2019

Trouwen



“Trouwen,” zei ze langzaam, “trouwen wil ik niet meer. Daar loop ik niet meer in. Als je wilt wordt ik meteen nog je minnares, dat weet je, en als minnares zal ik je trouwer zijn dan ik het als vrouw zou kunnen zijn, maar trouwen doe ik niet meer. Sinds ik heb beseft dat Rai gesneuveld was heb ik vaak gedacht dat het veel beter is helemaal nooit te trouwen. Waarom al die nonsens, al dat gedoe, die dodelijke ernst over het huwelijk - en de schrik dat je weduwe wordt - een burgerlijk, een kerkelijk huwelijk en de een of andere kleine stommeling komt op het toneel en laat je man neerknallen. Drie, vier miljoen van die verbintenissen worden door één oorlog te niet gedaan: weduwen - ik ben er domweg het type niet voor om een weduwe te zijn, en ik zou van geen andere man dan van Rai de vrouw willen wezen, en ik zou zou geen kinderen meer willen hebben - dat zijn mijn voorwaarden.”


Uit: Huizen zonder vaders
Heinrich Böll




zondag 12 mei 2019

Hoeren



Het was prettig alleen door de nacht te rijden, de straten waren leeg, tuinen lagen in een diepe duisternis, en hij keek naar het toverachtige schijnsel dat zijn koplampen opriepen, naar de springerige en pikzwarte schaduwen en het gelig groene licht van de straatlantarens. Tuinen en parken waren overgoten met dit gelig groene licht en lagen er, zelfs als er bomen in bloeiden, star, kil en levensloos bij. Dikwijls reed hij ook een paar kilometer de stad uit, door slapende dorpen tot waar de autoweg begon, reed dan een stukje met grote snelheid en nam de eerste zijweg naar de stad terug en telkens weer was het opwindend als iemand in zijn koplampen opdook, meestal waren het hoeren die precies waren gaan staan waar het licht van de koplampen viel wanneer een automobilist in de bocht groot licht gaf: eenzame, levenloze bontgekleurde poppen die niet eens glimlachten als er iemand voorbij kwam; lichte benen tegen een donkere achtergrond, bestraald door fel licht. Ze deden hem denken aan schegbeelden, het was alsof ze tegen een boeg waren genageld van verzonken schepen, telkens weer pikte een koplamp hen uit de duisternis, en hij bewonderde de feilloze keuze van hun standplaats, maar hij had nog nooit een auto zien stoppen en één der meisjes zien instappen.

Uit: Huizen zonder vaders
Heinrich Böll