zaterdag 20 december 2014

Nooit hetzelfde





Ach, het is waar, u bent nog jong en in de kracht van uw leven, dus u begrijpt dit soort dingen misschien nog niet zo goed. Ik bedoel dit: wanneer iemand eenmaal een bepaalde leeftijd is gepasseerd, wordt zijn leven één aaneenschakeling van verliezen. Al de dingen die belangrijk waren in uw leven, zullen uit uw handen glippen en gaten achterlaten zoals bij een kam waaraan steeds meer tanden ontbreken. En wat u ervoor terugkrijgt, is de moeite van het oprapen niet waard. Lichaamskracht, hoop en dromen en idealen, overtuiging, de betekenis van het leven, mensen van wie je houdt misschien- al die dingen, het een na het ander, al die mensen, de een na de ander, zullen verdwijnen. Soms zult u de gelegenheid hebben nog afscheid van ze te nemen, soms zijn ze op een dag zonder enige waarschuwing opeens verdwenen. En als u ze eenmaal verloren hebt, krijgt u ze niet meer terug. En u kunt wel naar iets of iemand zoeken om hun plaats in te nemen, maar het is toch nooit hetzelfde. Nee, een mensenleven is hard, en de pijn soms ondraaglijk! U wordt binnenkort dertig. Dat is een leeftijd waarop u langzaam maar zeker het schemergebied van het leven zult betreden. Ik bedoel... U gaat nu de middelbare leeftijd tegemoet. Ook u zult langzamerhand wel bekend zijn met de pijnlijke gewaarwording iets verloren te hebben. Of vergis ik me?



Uit: 1Q84 tweede boek.
Haruki Marukami
Atlas Amsterdam Antwerpen

vrijdag 12 december 2014

Een meedogenloos idee



( Aomame heeft zojuist het bericht ontvangen dat een zeer goede vriendin zich heeft verhangen na jarenlang door haar man te zijn misbruikt...)


Op dat ogenblik nam Aomame zich voor dat de man gestraft moest worden. Ze zou er koste wat het kost op toezien dat hij het eind van de wereld ervoer. Zo niet, dan kon je er zeker van zijn dat hij een volgende keer iemand anders op precies dezelfde manier zou behandelen.
Ongehaast, maar o zo zorgvuldig smeedde Aomame haar plan. Ze had al geleerd dat als je een scherpe naald onder een bepaalde hoek in een bepaald punt van de nek steekt, dit ogenblikkelijk de dood ten gevolg heeft. Natuurlijk was niemand tot zoiets in staat. Maar zij wel. Er was grote vaardigheid voor nodig om dat minuscule puntje in korte tijd te vinden, maar dat was een kwestie van oefenen. Ze moest ook een instrument in handen zien te krijgen dat voor dat doel geschikt was. Ze zocht het benodigde gereedschap bij elkaar en maakte daarmee - o, ze nam er de tijd voor !- een instrument dat eruitzag als een kleine, dunne ijspriem. Ze sleep de punt tot hij zo scherp en koud was als een meedogenloos idee. Daarmee oefende ze, op alle mogelijke manieren en met volledige concentratie. Pas toen ze helemaal tevreden was over haar kunnen, ging ze tot actie over. Zonder enige aarzeling, koel en precies, liet ze het Koninkrijk over het hoofd van de man neerkomen..toen het afgelopen was, zei ze zelfs een gebed. De woorden rolden als in reflex haar mond uit:

      Ons Heer in de hemelen, Uw Naam zij overal  geheiligd. Uw Koninkrijk  kome voor ons en voor onze kinderen. Vergeef ons onze talrijke zonden, en verleen Uw Zegen ook aan het kleinste stapje dat wij nemen. Amen.

Aomames regelmatige en onbedwingbare verlangen naar het lichaam van een man dateert vanaf dit ogenblik.




Uit: 1Q84 Boek een.
Haruki Marukami
Atlas Amsterdam, Antwerpen.

dinsdag 2 december 2014

Zand in je schoenen.




Trouw en ontrouw zijn begrippen die er op een gegeven moment niet meer toe doen, of beter gezegd, het zijn begrippen die van betekenis veranderen. Wat je aan iemand bindt is niet langer zoiets dubieus als trouw. Wat je uiteindelijk aan elkaar bindt, is de negatieve vorm van liefde, dat je genoeg hebt van iemand, dat de ander weg moet, op moet rotten, dood moet, en dat die ander niet oprot en niet doodgaat. Een strafschop die je blijft nemen en die je blijft missen- en dat je daar wel om kunt lachen, om dat missen, dat is een voorwaarde om van de negatieve vorm van liefde te kunnen genieten.
Genoeg van elkaar hebben, is iets waar je jaren mee door kunt gaan, een heel leven lang als het moet.
Misschien moet je om echt te kunnen leven de controle opgeven. Maar ik kon de controle niet opgeven. Dat is de kern van het spel, ervoor zorgen dat niet jij maar de ander de controle verliest. Dat de ander opeens merkt dat de grond waarop hij staat drijfzand is.
Zoals je met een lens de achtergrond onscherp kunt draaien, zo kun je ervoor zorgen dat de realiteit van de ander langzaam onscherp wordt, korreliger, steeds korreliger, tot die korrels beloftes worden. Volg mij, dan lopen we samen naar het beloofde land. Je zult zand in je schoenen krijgen, maar ik zal je schoenen borstelen en je voeten schoonlikken.



Uit: Fantoompijn
Arnon Grünberg
Nijgh & Van Ditmar Amsterdam


maandag 24 november 2014

Ongeneeslijk



Mijn vader werkte aan zijn magnum opus, mijn moeder was verbonden aan een dagverblijf voor psychiatrische patiënten. Haar beroemdste patiënt was een man die tegen een muur praatte in de veronderstelling dat dat de geheime dienst hem kon verstaan. Toen de geheime dienst niet op zijn berichten inging werd hij destructief. Zo belandde hij bij mijn moeder. Op deze man is ze gepromoveerd. Dank zij mijn moeder kwam hij erachter dat hij twintig jaar voor niets tegen een muur had gepraat. Deze wetenschap was te veel voor hem en hij stortte zich in een liftschacht. Dat wierp een smet op het promotiefeestje van mijn moeder want het was de bedoeling dat die patiënt daar de eregast zou zijn. 
Na dit incident heeft ze een paar artikelen geschreven waarin ze zich afvroeg of het wel verstandig is mensen volledig te genezen van hun waanideeën.
Mijn vader heeft zich altijd verre gehouden van de psychiatrie. Wel is hij jarenlang drie keer per week naar een therapeut gegaan, naar eigen zeggen met geen enkel ander doel dan de therapeut aan het lachen te brengen. Had de therapeut mistens één keer gelachen dan was de sessie geslaagd. Toen hij kort na zijn scheiding de therapeut tijdens een sessie niet aan het lachen kreeg, stopte hij abrupt met de therapie en raakte in een diepe depressie.
Volgens mijn moeder stond de psychiatrie machteloos als het om mijn vader ging.  Ieder mens zou dit waarschijnlijk als een belediging hebben opgevat, maar mijn vader dacht dat het een compliment was. "De eerste therapeut die mij kan genezen, neem ik op in mijn testament," heb ik hem ooit horen zeggen. En dan trommelde hij met zijn vingers op tafel.



Uit: Fantoompijn
Arnon Grünberg
Nijgh &Van Ditmar  Amsterdam.

donderdag 20 november 2014

De rat op het hobbelpaard





 Lieve Rebecca,

 Ik wil niet beweren dat ik van jou heb gehouden; misschien was dat feitelijk het enige wat ons bond, dat we er slecht in waren van anderen te houden. Dat we dachten dat we van elkaar hielden en dat we die illusie  wel prettig vonden, voor een tijdje, aan de rand van het zwembad, terwijl eigenlijk de wereld om ons draaide, en we de ander nauwelijks zagen.
 Begeerd willen worden door een nog begeerlijker prins die je pad kruist, dat is waarschijnlijk de waarheid achter al het verdriet, getob, gesnotter, de waarheid achter al dat verlangen naar de prins op het witte paard.
Ik ben de prins op het witte paard niet, ik ben de rat op het hobbelpaard. Het Theater van de Valse Hoop sluit zijn deuren.
 Ik zal je missen, en omdat ik je zal missen zal ik je haten, maar tijd heelt.
 Hopelijk dient een nieuwe grote liefde zich snel aan, heeft zich misschien al aangediend, en hopelijk brengt diegene in jouw hoofd iets van geluk teweeg. Nog mooier en beter en groter geluk.
 Dat ik geen getuige wil zijn van je toekomstige geluk kun je mij niet kwalijk nemen.

Kusjes,

Robert.



Uit: Fantoompijn
Arnon Grunberg
Nujgh & Va&n Dirmar  Amsterdam

zaterdag 15 november 2014

Zo begint dus een land.



Het is nog steeds de zee uiteraard maar je ziet dat er iets is veranderd, iets aan de kleur. De brede, lage golven deinen nog steeds even vriendelijk, er is nog steeds alleen maar oceaan, maar het blauw raakt gaandeweg bezoedeld met geel. En dat levert geen groen op, zoals je van de kleurentheorie nog weet, maar troebelheid. Het schitterende azuur is verdwenen. De turkooizen rimpeling onder de middagzon is weg, het peilloze kobalt waaruit de zon opsteeg, het ultramarijn van de schemering, het loodgrijs van de nacht: voorbij.
Vanaf hier is alles sop.
Gelig, roestig sop. Je bent nog honderden zeemijlen van de kust verwijderd, maar je weet: dit is het begin van land. De kracht waarmee de Congo-rivier in de Atlantische Oceaan uitmondt is zo groot dat het zeewater over vele honderden kilometers anders kleurt.
...
Op satellietbeelden zie je het duidelijk: een bruinige vlek die zich tijdens de piek van het moessonseizoen uitstrekt tot  achthonderd kilometer westwaarts. Het lijkt wel een lek van het vasteland. Oceanografen spreken van de " Congo-waaier" of de "Congo- rookpluim". Toen ik er voor het eerst luchtfoto's van zag moest ik denken aan iemand die zich de polsen had doorgesneden en ze onder water hield- maar dan eeuwig. Het water van de Congo, de op één na langste rivier van Afrika, spuit werkelijk de oceaan in. Door de rotsige ondergrond bleef de monding ervan relatief smal. Anders dan de Nijl ontstond er geen vredige delta in zee, maar wordt de enorme watermassa door een sleutelgat naar buiten geperst.
...
En al die partikeltjes aarde, al die afgeschuurde deeltjes klei en leem en zand drijven mee, stroomafwaarts, naar breder water. Soms hangen ze stil en glijden ze onmerkbaar verder, dan weer tuimelen ze in een dolle razernij die het daglicht vermengt met donkerte en schuim. Soms blijven ze haperen. Aan een rots. Aan een oever. Aan een roestig scheepswrak dat zwijgend naar de wolken brult en waaromheen een zandbank is gegroeid. Soms komen ze niets tegen, helemaal niets, behalve water, steeds maar ander water, eerst zoet, dan brak, ten slotte zout.
Zo begint dus een land: ver voor de kust, aangelengd met heel veel oceaanwater.


Uit: Congo, een geschiedenis
David Van Reybrouck
De Bezige Bij  Amsterdam

zaterdag 25 oktober 2014

Met een mes?




...( een vriendin, een geliefde ligt al jaren in een coma ín een verzorgingstehuis)...


Toen de roerloze, langzaam vergaande gruwel in het ziekenhuisbed voor zijn ogen verscheen, wreef hij met beide handen over zijn gezicht, alsof dat beeld op zijn huid kleefde. Hij nam een slok en had het gevoel dat hij in staat zou zijn eigenhandig een einde te maken aan het bestaan van die levende dode.
Maar hoe?
Met een mes? 
En waarom niet met een mes? Waarom, vroeg hij zich af, zou in de wereld een kreet van afschuw opstijgen als bleek dat in een of ander ziekenhuis terminale patiënten naar de kelder werden gebracht, waar zij door middel van een guillotine werden onthoofd? Of waar zij op een binnenplaats een nekschot kregen? Alleen door de associatie met executies? Of omdat daardoor al te duidelijk zou worden, dat doden doden was en niet "inslapen"?
Misschien was het uiteindelijk allemaal een kwestie van woorden. Endlösung hadden de duitsers de massamoord op de joden genoemd. Wat was er mooier dan de "eindoplossing" van iets, het definitieve resultaat, de beslissende uitkomst van de staartdeling op nul?
Daar zou hij met iemand willen over praten, over de taal als vermomming van de werkelijkheid.


Uit: DE ONTDEKING VAN DE HEMEL (blz 642)
Harry MULISCH
De Bezige Bij   Amsterdam 1994

donderdag 23 oktober 2014






Een goed najaar 


De vruchten zijn verkocht.
De boeren betalen de pacht aan de Heren.
De vliegen vallen dood op tafel. 


Het regent gulzig en de bieten glanzen.
De akkers verteren hun moederkoek
en stijf in de wolken nadert de winter. 


Morgen koop ik zeven kannen olie
en een nieuwe bril om in het boek te lezen.


Deze winter ga ik nog niet dood.





Paul Snoek
uit: Gedichten 1954-1968.
Brussel: Manteau 1969

woensdag 8 oktober 2014

Alle herstellingswerken




Ik kom Goeminne tegen. Het is te zeggen, hij passeerde mij in een splinternieuwe Buick. 'k Zeg :" De zaken gaan goed, Maurice.  Zo'n voiture voor een metselaar!" "Pardon," zegt hij, " Alle herstellingswerken!"
"Wij discuteren een beetje en hij vertelt over een terrasje dat hij moest repareren, het regende er door... Terwijl dat hij met zijn brander bezig was zag hij dat die mensen in hun slaapkamer drie vier schilderijen hadden hangen en Chinese poteries hadden staan, enfin dat zij veel beter bemiddeld waren dan hij had gedacht. " Ik ben op het dak gekropen," zei hij, " en ik heb daar de dakbedekking een snee of vier vijf gegeven met mijn mes. 'k Zeg tegen die Madame: "Madame, uw terras lekt, dat is juist, maar dat komt van uw goot." "Ah," zegt ze, "dan moet dat ook gerepareerd worden." "Ik heb er een paar lapjes op gelegd voor vijftig frank en zij heeft daarvoor zevenhonderdvijftig frank gelammerd. Als zij schilderijen in hun slaapkamer hebben, moeten ze ervoor bloeden."
Ik zeg: " Goeminne, er zijn mensen die de planken van hun kist niet waard zijn." Hij zegt: " Is't over mij dat ge 't hebt?" Ik zeg: " Ik spreek in het algemeen. Wie 't schoentje past."


Uit: Het verdriet van België
Hugo Claus
De Bezige Bij Amsterdam 1983

vrijdag 5 september 2014

Weet je wat ze mij hebben verteld over Europa?




Weet je wat ze mij hebben verteld over Europa? Thuis in Senegal, voordat ik op reis ging? Ze zeiden dat Europa een fort is. Dat de grenzen  zo goed worden bewaakt dat het bijna onmogelijk is om er binnen te komen. Maar dat is goed te begrijpen, want voor iedereen die binnen is, is geld gratis te verkrijgen. Je kunt naar het loket en daar wordt je inkomen geregeld dat je elke maand kunt komen afhalen zonder dat je er iets voor hoeft te doen. Iedereen in Europa loopt dan ook in dure chique pakken en draagt een gouden horloge waar ze de hele tijd op kijken, want in Europa gebeurt alles op tijd. Ze verkopen er zonnebrillen die meer kosten dan een maandsalaris in Dakar, maar iedereen draagt ze, ook al heeft niemand ze echt nodig omdat er veel minder zon is dan in Afrika. Iedereen kan zich dat gemakkelijk veroorloven. En als je wilt, kun je ook werken. Dan word je miljonair. En de banen liggen voor het oprapen en in Europa bestaan er geen zware fysieke beroepen zoals werk op het land of in de fabriek. Dat soort werk wordt door de robots gedaan. Alle mensen werken bij banken, waar ze het geld beheren dat de robots voor hen verdienen. Je hoeft alleen maar in een pak achter je bureau te zitten in een kantoor en je hoeft niets anders te doen dan naar een computerscherm te kijken waarop wordt weergegeven hoeveel geld er binnenstroomt. De banken geven ook gratis pasjes weg aan iedereen die dat maar wil waarmee je het geld van die bank uit de muur kunt trekken als je dat nodig hebt. Ook in huis wordt al het werk gedaan door computers en machines. Niemand hoeft te wassen, schoon te maken of te koken. Daar bestaan apparaten voor. Daarom heeft iedereen heel veel vrije tijd om naar voetbalwedstrijden te kijken op televisies die zo groot zijn als bioscoopschermen; En iedereen rijdt er in een Mercedes of een Jaguar, en de meeste mensen kopen al een nieuwe zodra het asbakje vol zit. De gebouwen zijn van glas en zilver. Ze hebben zelfs een speciaal soort glas uitgevonden dat is gemaakt van zilver en dat licht weerkaatst als een spiegel. Daar bedekken ze paleizen mee die zo hoog zijn als bergen. En er zoveel goud dat sommige mensen dat in hun kiezen laten stoppen, niet eens als versiering, want niemand ziet het, maar gewoon omdat het kan. En er altijd zoveel eten als je maar op kan, want ze hebben wetenschappelijke technieken ontwikkeld waarmee ze een tomaat zo groot kunnen maken als een appel, een appel zo groot als een meloen en de koeien zijn nog vetter dan nijlpaarden. De mensen in Europa eten niet alleen vlees op feestdagen, maar elke dag, zowel voor ontbijt als voor lunch als voor avondeten. Ze hebben zoveel water dat ze zich elke dag douchen. En ze douchen zich ook met parfum. Bier zit niet in flessen, maar komt gewoon uit de kraan zoals water. Wie ziek wordt, mag gratis naar het laboratorium, waar hij wordt genezen. Daar kunne ze alles. Desnoods geven ze je nieuwe lichaamsdelen als je die nodig hebt. En kunt zoveel seks hebben als je wilt, omdat alle Europese mannen kleun zijn geschapen en hun vrouwen hunkeren naar een echte pik. En je hoeft niet eens met ze te trouwen, want ze zijn geëmancipeerd, wat betekent dat het hun alleen om de seks gaat.


Uit: "La Superba"
Ilja Leonard Pfeijffer
Arbeiderspers Amsterdam Utrecht Antwerpen

zondag 31 augustus 2014

Genua, het rottend labyrint



  De oude stenen zijn doordrenkt van de geur van rottend afval, pis en iets anders, iets zurigs, wat je eerder proeft op je gehemelte dan ruikt. Het ruikt zoals je je voorstelt dat het ruikt in het riool van een bordeel. Ratten schieten weg en kruipen in de gaten. Hun geknaag klinkt als een verkeerde gedachte. De zeewind brengt zware zilte lucht, waardoor de mensen zuchten en kreunen. Het liefst zouden ze de laatste verstikkende kledingstukken nog uitdoen. Het is vochtig als in de verboden kelders van het geheime jachtslot van een perverse prins. De schimmen en schaduwen die zich dag en nacht tegen de klamme muren aanschurken laten geursporen achter. Hier hoeft niemand bang te zijn voor iets keurigs.
  Ze doen alsof dit een stad is Ze doen alsof ze over sraat wandelen. Maar daarvoor zijn hun blikken te duister, hun liezen te hoog, hun stappen te klein. Niemand gaat ergens naartoe. Niemand loopt slechts eenmaal vooorbij. Niemand loopt voorbij zonder te fonkelen als een gouden tand in de rotte grijs van een pooier.
  Ik wandel over de rondingen en tussen de kieren en spleten van deze stad, waar ik de weg ken als geen ander, waar ik doe alsof ik wandel, waar ik telkens weer trefzeker verdwaal zoals een hoerenloper op zijn ronde. Het plaveisel buigt gewillig mee met mijn stappen. Daaronder golft het moeras van pus waarin we allemaal zullen verzinken zodra we de opening hebben gevonden.
  Ze doen alsof dit een stad is. Ze doen alsof ze wandelen en kleren dragen. Maar onder die kleren zijn ze bij voortduring helemaal naakt. Ze raken zichzelf aan met hun handen terwijl ze doen alsof ze sleutels zoeken, een mobieltje of kleingeld. Hun dijen schuren zachtjes langs elkaar terwijl ze wandelen. Af en toe staat iemand zomaar ergens een tijdje stil, gelukkg, op zichzelf, als onder een hete douche.
  Ik wandel rondjes door het labyrint zols een kurkentrekker een kurk wordt ingedraaid. Als alles loskomt zal het bouquet opstijgen van een teerzwarte, zoete wijn met benen als druipende olie, gerijpt op kreunend rot eiken, met volle tonen van aarde, verval, pis en genot. We zijn al dronken bij voorbaat, terwijl wij ons steeds vaster vastdraaien in de kurk, in de geur van kurk, in de belofte van geur...


Uit: La Superba
Ilja Leonard Pfeijffer
De Arbeiderspers Utrecht, Amsterdam, Antwerpen

donderdag 21 augustus 2014

Vage bedroefdheid



Toen hij boven aan de trap kwam, kon hij weer zien waar hij liep, want de overloop werd verlicht door de halfgeopende deur van hun slaapkamer. De vloer kraakte toen hij zich over de overloop naar de slaapkamer begaf.
De kleren van Edith waren slordig op de vloer naast het bed gegooid, het beddengoed was nonchalant opzijgeworpen. Ze lag naakt en glanzend onder de lamp op het witte ongekreukte laken. Loom uitgestrekt was haar naakte lichaam ontspannen en weelderig, glimmend als bleek goud. Hij naderde het bed. Ze was diep in slaap, maar door een speling van het licht leek haar ietwat geopende mond geluidloze woorden van passie en liefde te vormen. Hij bleef lang naar haar staan kijken. Hij voelde enig medelijden, een aarzelende vriendschap en een vertrouwd respect. Ook voelde hij een vage bedroefdheid, want hij wist dat hij bij de aanblik die ze bood niet meer dezelfde kwellende begeerte kon voelen die hij eens had gekend, en hij wist dat haar aanwezigheid hem nooit meer zo zou raken als ooit was gebeurd. Zijn bedroefdheid nam af en hij dekte haar voorzichtig toe, deed het licht uit en stapte naast haar in bed.

Uit: STONER
John Williams
Lebowski Publishers, Amsterdam 2014

Twee graven




Na de dood van zijn vader reisde Stoner in de weekends zo vaak hij kon naar de boerderij. En elke keer als hij zijn moeder zag, zag hij dat ze dunner was geworden, bleker en stiller, totdat alleen maar haar ingevallen heldere ogen nog leken te leven. Tijdens haar laatste dagen  sprak ze helemaal niet meer tegen hem. Terwijl ze op het bed lag, lichtten haar ogen een beetje op als ze omhoogstaarde, en nu en dan kwam er een lichte zucht over haar lippen.
Hij begroef haar naast haar echtgenoot. Toen de dienst voorbij was en de paar rouwenden waren vertrokken, stond hij alleen in de koude novemberwind naar de twee graven te kijken, het ene geopend voor zijn last en het andere met aarde afgedekt en begroeid met een dun laagje gras. Op het kale, boomloze lapje grond waar anderen zoals zijn moeder en vader lagen, draaide hij zich om en keek  over het vlakke land in de richting van de boerderij waar hij geboren was en waar zijn moeder en vader hun jaren hadden doorgebracht. Hij dacht aan wat de grond jaar in jaar uit had gekost. En die bleef wat die was geweest - wat minder vruchtbaar misschien, met wat minder opbrengst. Niets was er veranderd. Hun leven was in vreugdeloze arbeid gesleten,hun wil gebroken, hun verstand gedoofd. En langzaamaan, in de loop van de jaren, zouden ze door de aarde worden opgenomen. Langzaam zouden de grenenhouten kisten met hun lichaam door vocht en schimmel worden aangetast, langzaam zou hun vlees worden geschonden, en uiteindelijk zouden hun laatste overblijfselen zijn weggeteerd. En ze zouden een betekenisloos deel van diezelfde stugge grond uitmaken waaraan ze zich lang geleden hadden gewijd.


Uit: STONER
John Williams
Lebowski Publishers   Amsterdam 2014

donderdag 7 augustus 2014

Brak













Het is een geur die gij moet vinden,
het is een spoor, geen onderdak.
Ik die de kriebeling beminde
die jong in mijn neusvleugels stak,
ik steek mijn neus in de vier winden
gelijk een afgerichte brak,
gewarige oren, poten strak.
Het is een geur die ik moet vinden,
het is een spoor, geen onderdak.
De geuren die de reuk verblindden,
’t laf maanzaad en het klef gebak,
’t geschifte zuivel in de spinde,
de zure rotting van het wak.
De honig van pioen en linde
verdoolt me en zet mijn poten strak,
mijn natte neus in de vier winden.
Het is een geur die ik moet vinden,
het is een spoor, geen onderdak.



 Hubert van Herreweghen
From: Verzamelde gedichten
Uitgeverij: Orion

Brugge 1977

zaterdag 5 juli 2014

Bartrhari spreekt.





Zoals Bhartrari zegt:

"De maan schaamt zich als zij je gezicht belicht
Je blik plaagt de bloei van de lotus
Je glanzende benen benauwen de rivier
Je haarwrong verwondert de pauw
Je borsten draag je als het  everzwijn zijn tanden
Je woelt de aarde om met je ronde billen

Als ik over jou spreek, bazelt mijn ziel."



uit: Oog om oog
(naar oude dichters) Hugo Claus

zaterdag 21 juni 2014

Cloaca




Eigenlijk had ik al meteen toen ik  er was komen  wonen aan deze stad een hekel gekregen, vooral op zonnige dagen, wanneer toeristen en koopvee en lanterfanters en lotuseters me overal in de weg liepen en me dwongen mijn tred aan te  passen aan hun dommelige tempo. De ijsjes of wafels of broodjes die ik ze zag eten, de drankjes die ik ze zag drinken, deden mijn gedachten onweerstaanbaar uitgaan naar de riolen die gevuld waren met het afval dat ze produceerden. Hoe voller de straten en terrasjes, hoe sterker ik moest denken aan de cloaca onder onze voeten. Ik liep ogenschijnlijk over de stoep, maar in het diepst van mijn gedachten waadde ik door de stront. Gaandeweg raakte ik gewend aan de drukte en nam dit dwangbeeld in kracht af. Maar nu kwam het weer naar boven, opdringeriger dan ooit. En in het walgelijke ondergrondse dat het me voorspiegelde, en dat me soms bijna werkelijk deed kokhalzen, zo concreet was de voorstelling, zag ik het ware lichaam van de stad, meer dan in haar eindeloos opgelapte bovenbouw en de schone schijn en het opgekropte geweld van haar krioelende zielen.



Uit: De maagd Marino
Yves Petry
De Bezige Bij Amsterdam

vrijdag 6 juni 2014

Nippen en proeven




De kneedbare warmte: de oneindige smedigheid van de binnenkant van de bovendijen die noodde tot strelen of bijten, tot een extreme reactie, niks matigs. Wanneer neus en mond de labia naderden kwam een donker lijfswarmte de toenadering  tegemoet stralen; de blik van de vrouw, die steunde op de ellebogen en haar handen tegen haar lendenen hield, van haar venushil naar het vorsend gezicht, ze schatte het moment in wanneer ze haar vingers, alle tien, op het hoofd van de kelkpuurder kon leggen- de geur was afhankelijk- maar laten we niet op zulke zaken vooruitlopen.
We willen nu alleen nog toevoegen dat de vrouw zo glimlachte en keek alsof ze wist wat er genipt en geproefd zou worden, omdat ze de smaak kende en uiteraard en ook alsof ze nieuwsgierig was naar wat  de reactie zou zijn bij de eerste proeve- en nieuwsgierig was ze. Het is niet voor niks dat ze na afloop gekust wilde worden. Of de afloop orgastisch was of niet was niet van belang, het ging erom dat ze de droesem van haar onstervende libido op de lippen en rondom de mond van hem wilde proeven, vandaar dat ze hem ook bij de polsen vastpakte  en noordwaarts trok: zo kreeg hij geen kans om het vocht met zijn hand af te vegen. Of ze vatte zijn gezicht als een kruik stevig vast zodat hij niet onder smerende kussen op haar buik of boezem de mond kon drogen.


Uit "Meriswin"
Hafid Bouazza
Prometheus Amsterdam

woensdag 4 juni 2014

Levercirrhose




De andere stamgast was een pimpelaar die de mascotte is van elke kroeg in elke stad in elk werelddeel en wellicht daarbuiten: een voorovergebogen drankslurper die met droeve ogen de wanhoop nooit opgaf ooit de gehallucineerde runen in het hout van de toog te ontcijferen en die met zijn hangende neus  verontrustend veel op de tap begon te lijken. Zijn oogleden overhuifden zijn bleke ogen, zo ver dat de onderste leden enkele wallen naar beneden waren gestapt om nog iets van levenslicht op te vangen: de moeite die zij zich getroostten was te zien in de rode randen en aders die alarm sloegen maar niet gehoord werden. Voorhoofdrimpels hingen er ook bij. Zijn buik hing ook. Zijn geest hing in zijn mondhoeken. Geen halitose kwam uit zijn neusgaten en mond - er was geen gehenna van bacteriën daar. Gelukzaligheid tolde in zijn hoofd.
Maar zijn lever -ah! zijn lever was een waar meesterwerk. De geheimen die alcohol daarin verborg! Langzaam stikte de drank zijn dode leverweefsel dicht met littekens om de geheimen  en cryptogrammen van begeerte en wijsheden erin te bewaren en verbergen. Met ware kunstnijverheid moesten de gave cellen vernietigd worden om dit secure maar noodzakelijke werk vol te houden en te voltooien. Gal en andere sappen moesten via omwegen een doorgang vinden omdat deze werkplek verboden terrein was geworden - een  waar heiligdom. De alvleesklier was buiten werking gesteld, deze gaf enkel narigheid.


Uit " Meriswin"
Hafid Bouazza
Prometheus Amsterdam

woensdag 14 mei 2014

Geween met de verkeerde tranen






Gedicht voor mezelf




Ik weet het, mensen, die ik heb bemind,

het was een straf mij lief te hebben.


Mijn vrouwen heb ik zelf ontvreemd,


mijn kinderen werden verre mensen


en mijn vrienden gingen spoorloos dood.



En toch, geloof mij, want ik heb het leven lief.

Ik heb het leven liever te verlaten levend,


als de grazende kudde omringd door de verte,


dan te verjaren in een prinsengraf,


waar ik mag staren naar mijn groot verleden,


verzwonden in de diepe grotten van de wolken.



Ik wil mezelf opnieuw gastvrij ontvangen

in een huis dat glimlacht van muziek


of in een tuin bevloeid door zuiver meisjeswater,


ver weg van het geween met de verkeerde tranen,


ver weg van het verdriet en van de regenzee.



Uit: Welkom in mijn onderwereld
Paul Snoek

dinsdag 15 april 2014

De paradox


























Zo was deze paradox de constante van zijn leven: heen en weer te worden geslingerd tussen de militair die hij noodgedwongen was geweest en de kunstenaar die hij had willen zijn.
Oorlog en terpentijn.
De vrede van zijn laatste jaren heeft hem langzaam afscheid laten nemen van zijn trauma's. Biddend voor Onze-Lieve Vrouw van Zeven Smarten kwam hij tot rust. Op de avond voor zijn sterven, ging hij naar bed met de woorden: Ik ben zo gelukkig geweest vandaag. Zijn dochter had geknikt en hem een nachtkus gegeven. Hij was naar zijn opkamertje gegaan.
Daar heeft hij zijn borsalino op het tafeltje bij het raam gelegd zoals hij elke avond deed. Hij heeft zich ontdaan van zijn stofjas, hij heeft zijn zwartzijden strik losgeknoopt en zorgvuldig over de leuning van de stoel naast zijn bed gehangen. Hij heeft zijn witte onderhemd uitgetrokken, en dan zijn onderlijfje. In zijn rug waren de blauwe putten te zien, de littekens van de zware jaren in de ijzergieterij en wanneer hij zijn lange onderbroek uittrok kon men nog een blauwige put zien in zijn week geworden onderbuik, net naast zijn lies, en een op zijn magere dij. De eretekens van zijn heldendaden ingeschreven in zijn lijf. Hij heeft zijn lange flanellen nachthemd aangetrokken, is gaan liggen en moet in de vroege ochtend onwel zijn geworden. Hij heeft moeten braken, in de grote witte geëmailleerde emmer naast zijn bed, een beetje gal eigenlijk, zelfs geen voedsel, gewoon een soort vloeistof die door een kwade droom leek te zijn aangemaakt. Toen is hij weer gaan liggen. Een beetje pruilend, een beetje amechtig. 
In zijn droom is hij ergens verstrikt geraakt in een grote heester, een heel fijn vertakte, een haast wegwaaiende struik met doornen. Als aangeschoten wild is hij erin blijven hangen, de armen en benen gespreid als een opengespalkt dier aan een ladder, en hij is opgehouden met ademen



Uit: Oorlog en Terpentijn
Stefan Hertmans
De Bezige Bij   Amsterdam