zondag 6 mei 2012

Der blaue Engel

Wie met de wagen naar Berlijn rijdt neme in Ziesar afrit 76 naar de paralelweg die Duits- rechtlijnig door de uitgestrekte, met plastic afgedekte aspergevelden en de loofbossen naar Brandenburg en Potsdam leidt. De oplettende reiziger ontwaart op de rechterkant van de weg, even na het naambord " PLAUE " een onooglijk plakkaat in de ongemaaide berm waarop een pijl naar rechts staat met daaronder "SEEBLICK". Rij nu de smalle boswegel in en je komt na wat draaien en keren terecht in een Heerlijkheid aan een meer. Eén blik op het eenvoudige hotel en het restaurant met groot terras aan het water volstaat om te beslissen dat de reisdag hier zijn einde kent.
De vriendelijke dame aan de balie gaat ons voor naar een mooie kamer op het eerste verdiep. De kamer ziet uit op zowel het meer als het bos en mijn Liefste slaakt een kreetje van verrukking.
Vijf minuten later nestelen we ons in de zetels aan de reling van het brede terras aan het zilveren meer. Er liggen enkele plezierbootjes aangemeerd. Een pauw wandelt parmantig, met strak gestreken staart tussen de tafels op zoek naar wat voedselresten. Van onze buren krijgt hij een frietje en een stukje sla toegeworpen.
Het is hier rustig en vredig zo in de zon aan het water. In deze sfeer bestellen we koele witte wijn en een bord asperges. De vijf asperges zijn dun, platgekookt en de Hollandaise saus heeft geen cayennepeper of een vleugje citroensap gezien, maar dit geheel ter zijde. Na een lange dag rijden smaakt dit toch en de Riesling zorgt voor de zure toets bij het hapje.
Het meer noemt de Wendsee en is een uitstulping van de Havel. In de achttiende eeuw werd door de Pruisen in twee jaar tijd een kanaal gegraven dat de Elbe verbond met de Havel en zo de vaartijd tussen Berlijn en Maagdenburg 150 kilometer korter maakte. Hier aan de Wendsee mondt het kanaal via een sluizenkomplex uit in de Havel. De zeilmakerij die hier vroeger gevestigd was raakte omwille van de motorisatie van de schepen in onbruik en werd verbouwd tot het huidige restaurant en later het hotel.
Wanneer de dienster aan onze tafel verschijnt denk ik als liefhebber van uitersten aan Marléne Dietrich die in Der blaue Engel "Ich bin von Kopf bis Fuß auf Liebe eingestellt" zingt terwijl ze haar mooie zachte ellenlange benen tot aan de kousenband streelt. Stel je nu de maagd voor die ons vraagt "wass sollen Sie essen?". Het is een kleine dikke grijze muis, heel zedig gekleed in een vormeloze donkere complet en een hoog dichtgeknoopte witte blouse. Ze heeft korte pootjes en daaronder gebreide grijze kousen en platte lelijke sandalen. Een kleine wrat siert haar onderkin. Ze beweegt nauwelijks haar lippen wanneer ze iets zegt. Dit is een weggelopen non of een kwezel die er nog niet uit is of ze in het klooster zal gaan of niet. Ik vermoed dat ze alleen de liefde van de Heer kent. Ze loopt licht waggelend als een eend en bij elke stap hoor je het krakend geluid van de harde riemen van haar schoeisel.
Op de spijskaart lees ik "'Panierte schweinenkotelette mit Spiegelei, dabei Peterselienkartoffeln und gebraten Zwiebeln". De Duitse taal is wonderzoet wanneer je een geliefde zachtjes toefluistert of een Bachcantate hoort, maar om eten te bestellen klinkt het telkens weer als een vloek. (Zeg nu zelf eens -"Leberknödeln"- en probeer je daar iets bij voor te stellen. Herhaal nog eens " Leberknödeln" en je honger is over.)
Niet lang na de bestelling komt de Mater Dolorosa aangesloft met de twee borden. Naast mijn panierte Schweinekotelette draagt ze het bord voor Haar: Hähnchenbruststreifen mit Blatsalat. Breek me de bek niet los!
Ik heb de indruk dat ze licht afkeurend kijkt wanneer ik mijn tweede biertje bestel.
De grote maan verschijnt boven het meer en het water klotst zacht tegen de wanden van de bootjes wanneer we licht verblijd onze bedstee opzoeken, mein blaue Engel und Ich...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten