zaterdag 2 februari 2013

Djerba la douce

Taxi Ali 326 staat ons op te wachten aan Zarzis International Airport op Djerba.  Alessandra had het beloofd in haar laatste mail. Ze zou ons helpen, zei ze, om onze zelf georganiseerde vakantie vlot te doen verlopen en daar hoorde een taximan bij die ons naar haar Maison Leila zou brengen. Vijf euro zou ons dat kosten, schreef ze, en ze vroeg meteen of het goed was dat we aan dezelfde prijs onze intrek zouden nemen in de mooiste kamer van het huis in plaats van de door ons gereserveerde en minder dure kamer : " Er waren toch geen andere reservaties en de kamer zou ons zeker bevallen."
Voor ons niet gelaten.
Ali staat keurig in het pak te blinken naast zijn gele taxi. Hij begroet ons met een handdruk, maakt een kleine buiging en legt even zijn hand op het hart.  Hij voert ons door een bedrijvig dorp, waar het juist marktdag is, door de buitenbuurt van Houmed Souk en daarna over een brede vierbaansweg naar Midoun. Hij rijdt vaardig en niet te snel. Hij antwoordt maar stelt geen vragen. Hij is vriendelijk maar slijmt niet. Wanneer hij halt houdt op de oprit van ons gastenhuis belonen we hem met woorden en met een fooi. Hij glimt, bedankt ons weer met een buiging en zijn hand op het hart. Wij vragen of hij ons morgen met een rondrit  het eiland wil leren kennen. Hij neemt het voorstel graag aan en bepaalt meteen de prijs op 50 Tunesische Dinar, het equivalent  van 25 Euro.
 

Maison Leila staat er op een keramieken bordje dat aan de poort met nagels is vastgemaakt. Het hagelwitte gebouw schittert onder de diepblauwe hemel. Het is volledig ommuurd maar de poort staat open en we komen in een tuin met palmbomen, een oeroude olijfboom, cactussen  en tegen de muren schril contrasterende helrode bougainvillea.
Het huis en het gastenverblijf bevinden zich centraal in de tuin en zijn afgesloten met een poort waarin een onooglijk deurtje zit, ( ik stoot  al meteen het hoofd ) dat de eigenlijke toegang tot de betegelde patio is waar in het midden een fonteintje murmelt. Zes massieve deuren geven uit op de patio. Er zijn vijf gastenkamers die allemaal een Arabische naam dragen. 
We maken wat lawaai en we worden gehoord door een jonge dame die uit het woonhuis komt gelopen en ons hartelijk begroet, als waren we oude vrienden die ze maar eens om het jaar ziet. Ze stelt zich voor als Samira, femme de menage. Ze draagt de hoofddoek van de moslima en verschillende lagen kledij, "want ze heeft het koud in deze ondermaatse 15 graden". Ze toont ons met veel plezier onze "suite" Amira,  wat betekent prinses, en zo heet ze ook mijn lieve gezellin, wiens figuur ze bewondert en ze bevraagt haar nieuwsgierig naar de geheimen van haar ranke verschijning.  Ik zeg aan Samira dat een jonge Arabier me ooit 50 kamelen voor haar bood maar dat ik dat bod had afgeslagen en dat ik mij dat nog geen ogenblik heb beklaagd. Ze komt haast niet meer bij van het lachen en heel even duwt ze met haar hand op haar kruis om een hinderlijke plasbeurt te vermijden. En dan, uit het niets, als een woestijnwind die zo zacht is dat mensen vergeten te sterven, verschijnt Alessandra in de kamer. Alessandra is Italiaanse uit Lombardije, en  vertoont onder haar zwart krullende haardos en amandelogen alle schoonheid van de rijpe vrouw in die gezegende middelbare leeftijd, los in de heupen, vol in de kont. Ze kust ons uitbundig, heet ons overvloedig welkom en verdwijnt om voor ons een maaltijd te bereiden want ze vindt dat we nu wel honger moeten hebben en meteen  ruikt de patio naar geroosterde merguez, die ze even later met veel zwier - ah die Italianen!- serveert met gebakken aardappeltjes en sla.
We worden tijdens het eten buiten in de zon nauwkeurig gemonsterd  door twee kattenkoppen die hun middagrust nemen op een ligbed in de hoek van de patio. Ze liggen wellustig op de dekens en kussens die met Arabische motieven zijn versierd. Mijn poezenvrouw vindt dat de katjes, aan wie ze soms menselijke eigenschappen toedicht, zo innemend en schattig kijken dat ze dreigt te smelten. Ik merk op dat ze, mijn gedacht, eerder uit zijn op de mogelijke restjes van de merguez en dat ze ons met een lieve list zullen proberen te verschalken. Ze lijken goed doorvoed en ik gun hen dan ook geen partje van de heerlijkheden op mijn bord. Ik heet hen Ali en Baba, een toepasselijke naam voor deze potentiële rovers, en blijf tot op het einde van de maaltijd op mijn hoede. De poezenvrouw doorstaat moedig hun smekend gemiauw en geeft voor éénmaal niet toe.
Samira ruimt af en komt even later heupwiegend aanzetten met een zilveren dienblad waarop twee goudkleurige glazen staan en een sierlijk kannetje met thee. De lauwwarme drank smaakt zeer kruidig en mierzoet. Ik hou daarvan, mijn prinses niet. Ik krijg ook haar glas en drink het heimelijk uit om haar  plezier te doen en haar toch deelachtig te maken aan dit meerdere malen per dag weerkerend Arabisch ritueel. 
Van binnen naar buiten langs het minipoortje, ditmaal zonder mijn hoofd de stoten, een ezel stoot zich geen tweede keer aan dezelfde steen.
Recht tegenover Maison Leila staat een historische moskee die nu sinds enkele jaren pronkt in een volledig gerenoveerde staat. Aan de minaretten zijn acht luidsprekers bevestigd en dat zullen we geweten hebben. Minstens vijf keer per dag schalt het Allah O Akbar over het dorre landschap. De Joden roepen op tot het gebed door op een hoorn te blazen, de Katholieken luiden de klokken en bij de Mohammedanen roept de muezzin met luide stem de gelovigen toe van op de top van een hoge minaret. De plaatselijke muezzin heft de lokroep voor het ochtendgebed aan stipt om kwart voor zes en de luidsprekers staan hoogstens vijftig meter van onze kamer vandaan en de stem snijdt werkelijk met zijn metaalklank door merg en been.  Jaren terug genoten we van een wonderlijk mooi zingende muezzin op de minaret van de Koutoubia moskee in Marrakesh terwijl we rechtover het schitterende gebouw een plaatsje gevonden hadden op een open terras, twee hoog, waar we konden genieten van een cola'tje waar we stiekem een teugje whisky in hadden gemengd.   
We nemen het stoffige pad langs de weg waar taxi's en vrachtauto's in razende vaart voorbijschieten en lopen richting centrum van Midoun. We groeten vriendelijk een wat oudere man die achter de toonbank staat van een klein winkeltje.  Op het bord voor de winkel staat "Alimentation générale" en daarboven een soort graffiti waar het Arabisch schrift toch op lijkt. De man achter de toog steekt zijn hand omhoog en nodigt ons uit in zijn heiligdom dat volgepropt is met blikjes, flessen, snoep en allerhande snuisterijen. Hij vraagt van waar we komen, waar we logeren en waar we heengaan. Wanneer we de naam Alessandra en Maison Leila laten vallen bejegent hij ons nog vriendelijker. Hij komt achter zijn toonbank vandaan en begeleidt ons langs de rekken uitgestalde koopwaar. Er staan petflessen gevuld met groene olijven, die hij fier aanwijst. "Eigen werk" zegt hij trots. Hij neemt ons mee naar buiten en opent een knarsend roestig ijzeren poortje dat toegang geeft tot zijn zandtuin waar een tiental oude olijfbomen staan. Hier haalt hij zijn jaarlijkse oogst die hij in zijn winkeltje verkoopt. We moeten absoluut zijn zwarte olijven proeven en hij neemt ons weer mee naar binnen en haalt van onder zijn toonbank een jutezak vol zwarte olijven te voorschijn. We moeten proeven en wanneer we zijn product bejubelen schept hij twee blikken vol en giet de vruchten in een plastiek zakje. Hij wil niet dat we ze betalen en meer nog, hij tovert een kannetje thee van achter de toonbank vandaan en giet drie glaasjes vol. B slaagt er weer in om ongezien haar vol glas zoetigheid in mijn handen te steken en tezelfdertijd mijn leeg glas tot het hare te maken. We praten nog wat over de moskee, de islam en de revolutie van verleden jaar en de veranderingen die er zullen aankomen. " Inch Allah ", als God het wil, zegt hij. Hij vertelt fier dat hij al drie keer de Hadj gedaan heeft en dat hij nu wordt beschouwd als een voorname en eerbiedwaardige moslim. 
We zullen de man  gedurende onze vakantie nog verschillende keren gaan groeten en we kopen bij hem brood, sardientjes in blik en tomaten.
We lopen verder langs de tarmacbaan door een dor landschap dat bezaaid ligt met plastic afval, afgedankte auto onderdelen en alle soorten troep die ge U maar kunt indenken. Aan een solitaire olijfboom staat een geit te blaten. Ze hangt vast met een blauw stuk touw en sabbelt op een plastiekzak. Geen drinken te bespeuren. Hier en daar verspreid kleine slordige woningen en een zeldzaam restaurant. De eigenaar had ons zien aankomen en vraagt ons of we vanavond komen eten. Wij stemmen toe en vragen of hij wijn in huis heeft. Hij is moslim en heeft dus geen wijn of alcohol in huis, maar hij wil wel  een regeling treffen : wij kopen wijn, brengen de fles mee voor bij het avondeten en hij zal ons de wijn discreet in een tas uit de keuken serveren om geen ergernis op te wekken bij de andere klanten. 's Avonds eten we er gegrilde lamskoteletjes begoten met een fles water want in gans de stad Midoun was geen fles wijn te vinden.
De taxirit terug kost ons een halve euro. De taxichauffeur is een ongeschoren slordige jongeling die veel te hard rijdt en geen woord spreekt.
Ali is gelukkig uit ander hout gesneden en morgen rijden we met hem het eiland rond.
Wanneer we terug op de kamer zijn komt Alessandra nog eventjes piepen om te vragen of alles in orde is en of we niets meer nodig hebben. Dat hebben we niet en we slapen een heerlijke nacht in Amira, mijn Arabische prinses en ik in het vier vierkantemeterbed.   




















Geen opmerkingen:

Een reactie posten