donderdag 14 juli 2016

Romantisch gelul



Wakker worden naast haar is bijna net zo mooi als samen wakker blijven. Tussen glimlachende vingers zacht als lentegras vind ik tot mijn verbazing mijn eigen hoofd terug. Toen ik nog alleen sliep, had ik voor mijn uitgeput ronkende lijf een verstevigde en gestutte brits nodig ter grootte van een olifantentrog. En dan nog. Maar als we ons in elkaar vouwen, hebben we voor de hele nacht samen genoeg aan een streep maanlicht die valt door het open raam. In elkaar verstrengeld zijn we minder dan de som der delen, alsof het verlangen om bij elkaar te zijn zo groot is dat ons bestaan begint te overlappen.
Romantisch gelul natuurlijk, maar laat me maar even. Ik heb er enorme behoefte aan om erin te geloven. Ik heb al veel te lang gelijk gehad door nergens in te geloven.
En ik geloofde erin dat elke nieuwe dag een cascade van betekeningsvolle belevenissen zou worden, die begon met de steeds uitbundiger uitgevoerde reclame voor la dolce vita zoenend in het warme ochtendlicht voor de grote open  ramen van de pittoresk aanrommelende piazza en die ons lachend over ons eigen gelach heen buitelend naar beneden voerde over de trappen van ons palazzo en hand in hand de dag in stuurde, waar de stad was en het leven en waar duizenden avonturen onopgemerkt en niet beleefd zouden blijven als wij ze niet zouden vinden zonder ze te zoeken, totdat we aan het einde van de avond rozig en voldaan zouden aanspoelen op het zachte strand van elkaars lijven. Omdat ik erin geloofde , gebeurde het ook precies zo. Momenten waren rond en vol betekenis als rode, rijpe vruchten waarvan het sap langs je kin druipt als je je tanden erin zet omdat je ze niet kunt behappen. De stad leek al sinds eeuwen voor ons te zijn opgetuigd.
Alles had zin. Alles had eindelijk zin. 


uit: Brieven uit Genua
Ilja Leonard Pfeijffer
Arbeiderspers Amsterdam

Geen opmerkingen:

Een reactie posten