dinsdag 29 november 2011

Poëzie






Zoals je tegen een ziek dochtertje zegt:
mijn miniatuurmensje, mijn zelfgemaakt
verdrietje, en het helpt niet;

zoals je een hand op haar hete voorhoofdje
legt, zo dun als sneeuw gaat liggen,
en het helpt niet:

zo helpt poëzie.



~Herman de Coninck





zondag 13 november 2011

Bij een zelfportret van Egon Schiele







Misverstand


Ontkleed ben ik een mager kaasgewrocht
waarin de zilte knoken ruikbaar knakken;
Pollen winters gras drinken het vocht
uit holtes die te kort waren gebakken.

Een opgebroken ton van beenderduigen,

Van zeen en zenuwen geknoopt, behangen
met gelijmd antiek en dunne, bleke slangen
waaruit het hart zijn lauwe dronk moet zuigen.

Waar is de ziel? Zwaait zij nog touw op touw

tussen bewierde dingen in mijn buik-
die juttersbuidel vol van ongebruik?
Mijn ziel was een gezichteloze vrouw.

doch vele tijden gingen aan die tijd voorbij

toen zij kon bovenkolken uit mijn longen
wanneer de schemergeuren binnendrongen
totdat ik zong alsof zij zong in mij.

Vaak, opgestoten tot mijn schedeldak,

nam zij mijn oogappels in beide handen-
om te zien , of brak tussen mijn tanden
naar buiten met haar zachte achtervlak.

Vergeefs heb ik mijn ziel zo liefdevol gehaat,

haar hoofd met as van mijn verbrande zinnen
bestrooid : Zij snikt wellicht daarbinnen
met in haar handen mijn gelaat.


Leo Vroman:  In Amerika 1946-1948


vrijdag 11 november 2011

In Flanders Fields



In Flanders Fields

De grond is hier het vetst.
Zelfs na al die jaren zonder mest
Zou je hier een dodenprei kunnen kweken
die alle markten tart.

De Engelse veteranen worden schaars.
Elk jaar wijzen zij aan hun schaarsere vrienden:
Hill Sixty, Hill Sixty One, Poelkapelle.

In Flanders Fields rijden de maaldorsers
steeds dichtere kringen rond de kronkelgangen
van verharde zandzakken, de darmen van de dood.

De boter van de streek
smaakt naar klaprozen.


Hugo Claus   Van horen zeggen

zaterdag 5 november 2011

Onder het melkwoud



Van waar U bent, kunt U in de Mosselsteeg in de lentenacht zonder maan Miss Price, naaister en winkelierster in snoep, horen dromen van haar minnaar, lang als de dorpskloktoren, met Samson's stroopgouden manen, met zijn reuzendijen, ziedend heet, met eendenmosselen op de borst en een ijzerbas; hij zwiept de hartsmosselen op met zijn ogen als soldeerlampen en strijkt laag neer over haar eenzaam minnend warme-kruiklichaam.

-----------------------------

In haar nest van stro in een vliering van de Zoutmeerhoeve, alleen tot zij sterft, snorkt laag en bars Bessie Groothoofd, stalmeid, geboren in het armenhuis en ruikend naar koeienstal. Zij plukt een tuiltje madeliefjes in het Zondagsveld om die op het graf van Gomer Owen te leggen, die haar eens kuste bij de koestal, toen zij niet keek en die haar nooit meer gekust heeft, hoewel zij de hele tijd keek.




uit 'Onder het melkwoud' Dylan Thomas in een vertaling van Hugo Claus.




'He who seeks rest finds boredom. He who seeks work finds rest'



'I've just had eighteen straight wiskies. I think that's the record'


Dylan Thomas

zaterdag 29 oktober 2011

Soeverein





Hier of ginder maar je blijft
Noodzakelijk, je bent niet vrij.
Ik heb je met mij opgezadeld
Voor het leven, er is voor ons
Geen andere uitweg dan wij.

Kijk, daar is het enige pad,
In de goot, in de wolken
Of onder de grond, maar daar
Is het oudste verbond van twee
Die elkaar niet hebben dood gekregen.

Ja, ik was liever alleen
En sereen, soeverein.
Maar ik ben niet vrij.
Ik blijf je noodzaak, blijf
Je prul, je god, je vod.
 
 
 
 
Leonard Nolens

donderdag 27 oktober 2011

Allerzielen






Altijd weer vinden de doden achterpoorten of keukenramen om door naar binnen te glippen en jonger vlees met hun stuiptrekkingen te bespoken.     
De mens is een tochtgat.


uit Godenslaap (Erwin Mortier)






Ik rook een vredespijp




                                               Totem.


                                                      Ik wilde een keizer worden
                                                      in dit leven van dwergen,
                                                      maar ik kon de zachtheid
                                                      van de perzik niet vergeten
                                                      en bleef een heel jong kind.

                                                      Ik ook heb dagelijks de witte
                                                      halzen van de angst gezien,
                                                      de harde handen van het licht gevreesd.
                                                      Ik kon de volle stilte
                                                      van de vissen niet vergeten
                                                      en werd een heel oud kind.

                                                      Nu heb ik mijn voorhoofd
                                                      met droomkleur beschilderd.
                                                      Dag in dag uit ben ik
                                                      uw vreemdeling.
                                                      Ik rook een vredespijp


                                                         Paul Snoek